In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1988 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van het niet meewerken aan een ademonderzoek nadat hij verdacht werd van het besturen van een voertuig onder invloed van alcohol. De tenlastelegging betrof een incident op 15 juni 2022 te Zaandijk, waar de verdachte als bestuurder van een bestelauto was aangesproken door opsporingsambtenaren. Ondanks de verplichting om mee te werken aan het ademonderzoek, weigerde de verdachte dit te doen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 1000,00, te betalen in vijf termijnen, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De weigering om mee te werken aan een ademonderzoek wordt doorgaans zwaar bestraft, omdat dit de verkeersveiligheid in gevaar brengt. Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op basis van de oriëntatiepunten voor straftoemeting en de beperkte draagkracht van de verdachte. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters van de meervoudige strafkamer.