ECLI:NL:GHAMS:2024:2648

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
23-001498-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake rijden onder invloed van alcohol en drugs met meerdere overtredingen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1996, werd beschuldigd van meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994, waaronder het rijden onder invloed van alcohol en cannabis, het negeren van een stopteken, en het weigeren van medewerking aan adem- en bloedonderzoeken. De tenlastelegging omvatte incidenten die zich tussen februari en juni 2019 hebben voorgedaan, waarbij de verdachte herhaaldelijk de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht. Het hof heeft rekening gehouden met het tijdsverloop en de overschrijding van de redelijke termijn, en heeft de eerder opgelegde straffen aangepast. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 75 uren, een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zeven maanden, en een geldboete van € 500,00. Tevens werd beslag gelegd op drugs en een bromfiets die in verband stonden met de bewezen feiten. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de verdachte schuldig heeft bevonden aan de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001498-22
datum uitspraak: 12 september 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 25 mei 2022 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 96-146926-19 (hierna: zaak A), 96-187325-19 (hierna: zaak B), 96-218230-19 (hierna: zaak C) en 96-298841-19 (hierna: zaak D) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1996,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 augustus 2024.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak A:
1.
hij op of omstreeks 9 maart 2019 te Den Helder een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 4,8 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
Zaak B:
1.
hij op of omstreeks 7 mei 2019 te Hoorn, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 5,1 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
2.
hij op of omstreeks 12 mei 2019 te Noordbeemster, gemeente Beemster, als degene van wie ingevolge artikel 130, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd en/of als degene van wie zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat rijbewijs niet was teruggegeven, op een weg, de Kerkeweg, een motorrijtuig (personenauto), van de categorie of categorieën waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, als bestuurder heeft bestuurd;
3. primair
hij op of omstreeks 12 mei 2019 te Purmerend, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen;
3. subsidiair
hij op of omstreeks 12 mei 2019 te Purmerend, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8, eerste of vijfde lid van genoemde wet verkeerde, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of een daartoe bij regeling van de Minister van Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van genoemde wet, te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
4.
hij op of omstreeks 12 mei 2019 te Noordbeemster, althans in het arrondissement Noord-Holland, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op meerdere wegen,
- op de Kleine Koog, de IJsselmeerdijk en/of de Schardam, een stopteken gegeven met een aan een politievoertuig aangebracht verlicht transparant heeft genegeerd en/of slingerend heeft gereden en/of
(daarbij) een of meerdere keren een politievoertuig heeft belet om langszij te komen en/of in te halen en/of met een snelheid van ongeveer 70 km/u tot 75 km/u heeft gereden, althans met een hogere snelheid dan de maximumsnelheid van 50 km/u, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of waarbij overige weggebruikers moesten remmen en/of uitwijken en/of opzij moesten stappen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Zaak C:
1.
hij op of omstreeks 26 juni 2019 te Hoorn, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een snorfiets te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8, eerste of vijfde lid van genoemde wet verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of een daartoe bij regeling van de Minister van Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan dat bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
Zaak D:
1.
hij op of omstreeks 22 februari 2019 te Wijdewormer, gemeente Wormerland als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 175 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven;

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A en in zaak B onder 1, 2, 3 primair en 4 en in zaak C en in zaak D tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
1.
hij op 9 maart 2019 te Den Helder een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 4,8 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
Zaak B:
1.
hij op 7 mei 2019 te Hoorn, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 5,1 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
2.
hij op 12 mei 2019 te Noordbeemster, als degene van wie zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat rijbewijs niet was teruggegeven, op een weg, de Kerkeweg, een motorrijtuig (personenauto), van de categorie waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, als bestuurder heeft bestuurd;
3. primair
hij op 12 mei 2019 te Purmerend, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat;
4.
hij op 12 mei 2019 te Noordbeemster, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op meerdere wegen,
- op de Kleine Koog, de IJsselmeerdijk en/of de Schardam, een stopteken gegeven met een aan een politievoertuig aangebracht verlicht transparant heeft genegeerd en slingerend heeft gereden en een politievoertuig heeft belet om in te halen en heeft gereden met een hogere snelheid dan de maximumsnelheid van 50 km/u, en waarbij overige weggebruikers moesten uitwijken,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd;
Zaak C:
1.
hij 26 juni 2019 te Hoorn, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een snorfiets te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8, eerste of vijfde lid van genoemde wet verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie zich aan dat bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
Zaak D:
1.
hij op 22 februari 2019 te Wijdewormer, gemeente Wormerland als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 175 microgram per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven.
Hetgeen in zaak A, in zaak B onder 1, 2, 3 primair en 4, in zaak C en in zaak D meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A, in zaak B onder 1, 2, 3 primair en 4, in zaak C en in zaak D bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A en in zaak B onder 1 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in zaak B onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in zaak B onder 3 primair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in zaak B onder 4 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in zaak C bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in zaak D bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A, in zaak B onder 1, 2, 3 primair en 4, in zaak C en in zaak D bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, waarvan vier weken voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren en een rijontzegging voor de duur van acht maanden. Voor de in zaak B onder 4 bewezenverklaarde overtreding heeft de politierechter een geldboete ter hoogte van € 500,00 subsidiair tien dagen hechtenis opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A, in zaak B onder 1, 2 en 3 subsidiair, in zaak C en in zaak D tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken, met een proeftijd van twee jaren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zeven maanden. Zij heeft daarbij rekening gehouden met het tijdsverloop, de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: art. 63 Sr) en de overschrijding van de redelijke termijn. De voorwaardelijke gevangenisstraf zou voor de verdachte als stok achter de deur moeten dienen. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte ter zake van het in zaak B onder 4 tenlastegelegde overtreding zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500,00 subsidiair tien dagen hechtenis, te betalen in tien termijnen van € 50,00.
De raadsman heeft verzocht een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hij heeft daarbij verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder met de mogelijkheid dat de oplegging van een gevangenisstraf gevolgen zou kunnen hebben voor de verblijfstitel van de verdachte. Ten aanzien van de door de advocaat-generaal gevorderde oplegging van de geldboete en de ontzegging van de rijbevoegdheid heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op 22 februari 2019 als beginnend bestuurder gereden onder invloed van (een teveel aan) alcohol. Twee weken later, op 9 maart 2019, heeft hij zich schuldig gemaakt aan het rijden onder invloed van cannabis. Twee maanden daarna heeft de verdachte opnieuw gereden onder invloed van cannabis. Op 12 mei 2019, nog geen week na het laatst vermelde incident, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan rijgedrag waarmee gevaar en hinder op de weg werd veroorzaakt. Hij heeft als bestuurder van een auto gereden, terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd, daarbij een stopteken van de politie genegeerd, slingerend over de weg gereden en het voertuig van de politie meermaals verhinderd om hem in te halen. Hij heeft daarbij veel te hard gereden. Andere weggebruikers moesten uitwijken om te voorkomen dat zij geraakt zouden worden. Bovendien heeft de verdachte, nadat hij was staande gehouden wegens voormelde overtredingen, geweigerd mee te werken aan een ademonderzoek. Op 26 juni 2019 heeft de verdachte opnieuw geweigerd zijn medewerking te verlenen aan een bloedonderzoek, nadat de verdenking was gerezen dat hij onder invloed van verdovende middelen verkeerde.
De verdachte heeft met zijn handelen in een korte periode keer op keer de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. De verdachte heeft er hiermee blijk van gegeven zich niets aan te trekken van zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer en van de belangen en het welzijn van andere verkeersdeelnemers. Daarnaast heeft hij door te weigeren medewerking te verlenen aan de bloed- en ademonderzoeken verhinderd dat objectief kon worden vastgesteld of, en zo ja in welke mate, hij de veiligheid in het verkeer door zijn alcohol- en/of drugsgebruik in gevaar heeft gebracht. Dit zijn ernstige feiten en het hof rekent hem dit zwaar aan.
Het hof heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straffen acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die zijn neergelegd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het hof houdt ook rekening met het bepaalde in art. 63 Sr en het tijdsverloop tussen het bewezenverklaarde en de strafoplegging en zal de in eerste aanleg deels voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf om die reden wijzigen naar een taakstraf. Gelet op de ernst van de feiten acht het hof een onvoorwaardelijke taakstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis op zijn plaats. Daarnaast acht het hof een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van acht maanden passend en geboden. Ter zake van de in zaak B onder 4 tenlastegelegde overtreding acht het hof een geldboete ter hoogte van € 500,00 passend en geboden. Vanwege de beperkte draagkracht van de verdachte zal hij de geldboete in termijnen mogen betalen.
Tot slot is sprake van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De verdachte heeft hoger beroep ingesteld op 2 juni 2022 en het hof wijst arrest op 12 september 2024, waarmee sprake is van een overschrijding van ongeveer drie maanden.
Op grond van het voorgaande zal het hof de op te leggen taakstraf matigen tot de duur van 75 uren en de op te leggen ontzegging van de rijbevoegdheid matigen tot de duur van zeven maanden.

Beslag

Het in zaak C tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven bromfiets. Na onderzoek bleek dat het voertuigidentificatienummer (VIN) was gemanipuleerd, het motornummer was verwijderd en de constructieplaat niet aanwezig was. Hierdoor is het onmogelijk de ware identiteit van de bromfiets te achterhalen. De brommer zal dan ook aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en/of de wet.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven drugs zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte in zaak C begane feit aangetroffen. Het behoort aan de verdachte toe en kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, zoals het rijden onder invloed van verdovende middelen. De drugs zullen eveneens worden onttrokken aan het verkeer.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 23, 24, 24a, 24c, 36b, 36c, 36d, 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 8, 9, 163, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A, in zaak met B onder 1, 2, 3 primair en 4, in zaak C en in zaak D tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A, in zaak B onder 1, 2, 3 primair en 4, in zaak C en in zaak D bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het in zaak A en in de zaak B onder 1, 2 en 3 primair en in zaak C en in zaak D bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
75 (vijfenzeventig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
37 (zevenendertig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het in zaak A, in zaak B onder 1, 2, 3 primair , in zaak C en in zaak D bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Ten aanzien van het in zaak B onder 4 bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat het totaal van de
geldboetesmag worden voldaan in
10 (tien) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 50,00 (vijftig euro).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK Drugs;
- 1 STK Bromfiets.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.I.M. van Bergen, mr. N.E. Kwak en mr. P.C. Verloop, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 september 2024.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.