ECLI:NL:GHAMS:2024:2647

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
23-001203-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling van een beveiliger

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 24 mei 2024 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1988 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van het mishandelen van een beveiliger door hem onderuit te schoppen. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, behalve ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien dagen, maar het hof legde in hoger beroep een geldboete van € 500,00 op, te betalen in vijf termijnen van € 100,00, en verving de voorwaardelijke gevangenisstraf door een taakstraf van 40 uren.

Het hof overwoog dat de mishandeling van de beveiliger ernstige gevolgen had voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en dat dergelijk geweld gevoelens van onveiligheid oproept bij omstanders. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan een hinderlijk feit tijdens zijn proeftijd, wat leidde tot de beslissing om de voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer te leggen. Het hof achtte de geldboete passend, gezien de beperkte draagkracht van de verdachte, en besloot dat deze in termijnen mocht worden voldaan. De beslissing van het hof is genomen na zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak en de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001203-24
datum uitspraak: 12 september 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 mei 2024 in de strafzaak onder de parketnummers 15-056039-24 en 08-331193-23 (TUL) en 16-328615-23 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1988,
adres: zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 augustus 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof ziet in hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren is gebracht geen reden om tot een ander oordeel te komen dan de politierechter ten aanzien van het bewezenverklaarde. Het hof verenigt zich dan ook met het vonnis waarvan beroep en zal dit bevestigen, behalve ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 08-331193-23, in zoverre zal het vonnis worden vernietigd. Het hof zal in het geval cassatie wordt ingesteld de bewijsmiddelen op schrift stellen in een aanvulling op dit arrest.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien dagen, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis, te betalen in vijf termijnen van € 100,00.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van een beveiliger van een winkelcentrum, door hem onderuit te schoppen. Als gevolg hiervan heeft de aangever letsel aan zijn linker knie en linkerhand opgelopen. Een feit als het onderhavige maakt ernstig inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en daarbij versterkt dergelijk geweld, gepleegd op een voor iedereen toegankelijke plek, gevoelens van onrust en onveiligheid, niet alleen bij slachtoffers maar ook bij omstanders.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en acht alles overwegende een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.
Nu de verdachte een beperkte draagkracht heeft, ziet het hof aanleiding te bepalen dat de verdachte deze geldboete in termijnen mag voldoen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24a, 24c, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 08-331193-23

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 12 januari 2024 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 20 dagen met een proeftijd van drie jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft het hof verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij het standpunt van de advocaat-generaal.
Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een soortgelijk strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Anders dan de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf gepast is. De verdachte pleegde immers tijdens zijn proeftijd een zeer hinderlijk feit, dat hij – net als bij het feit waarop de voorwaardelijke straf betrekking heeft – pleegde jegens een persoon met autoriteit.
Wel ziet het hof, op grond van hetgeen omtrent de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht, aanleiding om de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 20 dagen om te zetten in een taakstraf voor de duur van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 08-331193-23 en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat het totaal van de
geldboetesmag worden voldaan in
5 (vijf) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 100,00 (honderd euro).
Beveelt in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 12 januari 2024 met parketnummer 08-331193-23, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 20 dagen met een proeftijd van drie jaren, een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.I.M. van Bergen, mr. N.E. Kwak en mr. P.C. Verloop, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 september 2024.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.