ECLI:NL:GHAMS:2024:2646

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
23-002976-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en bewezenverklaring bedreiging met misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1998, was aangeklaagd voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, nadat hij op 24 oktober 2023 zijn moeder had bedreigd met de woorden: 'ik ga je vermoorden, en ik ga jouw man vermoorden'. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, waarvan 22 uren voorwaardelijk, zonder reclasseringstoezicht. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 september 2024 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte niet de bedoeling had om zijn moeder vrees aan te jagen, maar dat zijn woorden voortkwamen uit frustratie. Het hof heeft echter geoordeeld dat de bedreiging van dien aard was dat de moeder van de verdachte in redelijkheid vrees kon hebben voor haar leven. De verklaringen van de aangeefster en getuigen ondersteunden deze conclusie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging zoals ten laste gelegd.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, waarvan 22 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft geen bijzondere voorwaarden opgelegd, omdat de verdachte zijn leven in positieve zin heeft veranderd en momenteel onder begeleiding staat. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer in aanmerking is genomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002976-23
datum uitspraak: 17 september 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 november 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-281733-23 tegen
[verbalisant],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 september 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 oktober 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (zijn moeder) [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je vermoorden, en ik ga jouw man vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte niet de bedoeling had om zijn moeder vrees aan te jagen. De woorden waren meer een uiting van frustratie.
Het hof oordeelt als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht vereist is dat de bedreigde daadwerkelijk van de bedreiging op de hoogte is geraakt en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied, dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat de bedreiging ten uitvoer zou kunnen worden gelegd. Voorts moet het opzet van de verdachte zijn gericht op zowel het daadwerkelijk op de hoogte raken van de bedreiging door de bedreigde als op het ontstaan van die vrees bij de bedreigde. Voorwaardelijk opzet is daarvoor voldoende.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
De aangeefster, de moeder van de verdachte, heeft verklaard dat de verdachte op 24 oktober 2023 uit het niets naar haar begon te schelden en riep “ik ga je vermoorden, en ik ga jouw man vermoorden”. De aangeefster is toen naar haar slaapkamer gegaan en heeft de slaapkamerdeur uit angst op slot gedaan. De verdachte heeft vervolgens op de slaapkamerdeur van aangeefster gebonkt waardoor er een gat in de deur is ontstaan. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte ook een waterkoker en een theekop tegen de deur heeft gegooid. De aangeefster heeft verder verklaard dat zij de verdachte in staat acht haar te vermoorden en dat zij heel bang is voor hem. De getuige [getuige], een zus van de verdachte, heeft verklaard dat zij hoorde dat de verdachte tegen de aangeefster riep “ik ga je doodmaken, en je man ook!”. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij zich kan voorstellen dat de aangeefster doodsbang was en dat hij begrijpt hoe verschrikkelijk de gebeurtenis voor haar moet zijn geweest.
Het hof is van oordeel dat de hiervoor genoemde uitingen van de verdachte, gelet op de bewoordingen en strekking daarvan, van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden zijn gedaan dat bij de aangeefster in redelijkheid de ernstige vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Hij op 24 oktober 2023 te Amsterdam zijn moeder [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je vermoorden, en ik ga jouw man vermoorden".
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, waarvan 22 uren voorwaardelijk, subsidiair 11 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de politierechter bijzondere voorwaarden opgelegd en beslist dat deze dadelijk uitvoerbaar zijn.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, waarvan 22 uren voorwaardelijk, subsidiair 11 dagen hechtenis waarvan 22 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, zonder oplegging van de door de politierechter opgelegde bijzondere voorwaarden.
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden met het feit dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zijn veranderd. Hij heeft nu een eigen woning, heeft een uitkering aangevraagd, heeft een hobby als [hobby]. De verdachte krijgt hulp en is gemotiveerd om zijn leven positief te veranderen. De bijzondere voorwaarden die door de politierechter zijn opgelegd zijn daarom niet langer wenselijk.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zijn moeder met de dood bedreigd. Bedreiging is een ernstig feit dat bij slachtoffers gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. De onderhavige bedreiging is des te ernstiger nu de bedreiging plaatsvond in een relationele context – het slachtoffer is de moeder van de verdachte – en bovendien plaatshad in de woning van het slachtoffer, een plek waar men zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen.
Persoon van de verdachte
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals door de verdachte en zijn raadsman naar voren gebracht ter terechtzitting.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van een de verdachte betreffend reclasseringsadvies van 19 augustus 2024. Hoewel de reclassering bijzondere voorwaarden adviseert, is het hof ter terechtzitting in hoger beroep gebleken dat de verdachte zijn leven in positieve zin heeft veranderd. De verdachte heeft inmiddels zelfstandige woonruimte en heeft plannen gemaakt voor de toekomst op het gebied van scholing en werk; bovendien heeft hij contact met een therapeut en een persoonlijke begeleider. Het beeld dat oprijst is dat de verdachte met de huidige, vrijwillige hulpverlening in rustiger vaarwater is komen te verkeren en dat zijn intenties oprecht zijn. Het hof is gegeven deze situatie en gelet op de persoon van de verdachte van oordeel dat de meerwaarde van reclasseringstoezicht voor de verdachte beperkt is. Om die reden zal het hof geen bijzondere voorwaarden opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, waarvan 22 uren voorwaardelijk, subsidiair 11 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Hiermee wordt enerzijds de ernst van het feit tot uitdrukking gebracht en anderzijds wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
22 (tweeëntwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
11 (elf) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. A.C. Huisman, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Fritsche, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 september 2024.
mr. A.C. Huisman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.