In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1998, was aangeklaagd voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, nadat hij op 24 oktober 2023 zijn moeder had bedreigd met de woorden: 'ik ga je vermoorden, en ik ga jouw man vermoorden'. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, waarvan 22 uren voorwaardelijk, zonder reclasseringstoezicht. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 september 2024 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte niet de bedoeling had om zijn moeder vrees aan te jagen, maar dat zijn woorden voortkwamen uit frustratie. Het hof heeft echter geoordeeld dat de bedreiging van dien aard was dat de moeder van de verdachte in redelijkheid vrees kon hebben voor haar leven. De verklaringen van de aangeefster en getuigen ondersteunden deze conclusie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging zoals ten laste gelegd.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, waarvan 22 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft geen bijzondere voorwaarden opgelegd, omdat de verdachte zijn leven in positieve zin heeft veranderd en momenteel onder begeleiding staat. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer in aanmerking is genomen.