ECLI:NL:GHAMS:2024:2636

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
23-000787-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing van de Hoge Raad en bevestiging van vrijspraak in poging doodslag

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 september 2024 uitspraak gedaan na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden. De zaak betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte op 13 september 2018 was vrijgesproken van poging tot doodslag. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. In een eerder arrest van het gerechtshof op 1 november 2019 werd het vonnis van de rechtbank vernietigd en werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. Deze veroordeling werd echter door de Hoge Raad op 30 maart 2021 vernietigd, waarna de zaak terugverwezen werd naar het gerechtshof voor herbehandeling.

Tijdens de zitting op 29 augustus 2024 heeft het hof de zaak opnieuw behandeld. De advocaat-generaal stelde dat wettig en overtuigend bewijs aanwezig was voor de poging tot doodslag, terwijl de verdachte en de medeverdachte een andere verklaring gaven over de toedracht van de verwondingen van de aangever. De aangever had verklaard dat hij door de medeverdachte was gestoken, terwijl de verdachte en de medeverdachte stelden dat de aangever was gevallen. Een aanvullend NFI-rapport gaf aan dat het letsel van de aangever mogelijk was veroorzaakt door perforerend geweld, maar het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

Uiteindelijk heeft het hof besloten de verdachte vrij te spreken, omdat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden, en is openbaar uitgesproken op 12 september 2024.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000787-21
datum uitspraak: 12 september 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen -na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 30 maart 2021- op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 september 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-669146-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1984,
adres: [adres].

Procesgang

De rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 13 september 2018 de verdachte van het tenlastegelegde vrijgesproken.
Het openbaar ministerie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 1 november 2019 het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 30 maart 2021 het arrest van het gerechtshof vernietigd, en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 augustus 2024.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de overwegingen van de rechtbank, onder het kopje 3. Vrijspraak, vervangt met onderstaande overweging.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte en de medeverdachte hebben geprobeerd de aangever te doden door deze met een voorwerp in zijn rug te steken.
Het hof overweegt als volgt.
Vast staat dat de verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en aangever [aangever] op 1 oktober 2016 in een loods in Amsterdam waren en dat er ruzie is ontstaan tussen de verdachte en de aangever. Voorts staat vast dat de aangever tijdens de ruzie gewond is geraakt aan zijn rug en met spoed is overgebracht naar het ziekenhuis. De verklaringen van enerzijds de verdachte en de medeverdachte en anderzijds van de aangever over de oorzaak van het letsel verschillen. De aangever heeft verklaard dat hij door de medeverdachte in zijn rug is gestoken. De verdachte en de medeverdachte hebben verklaard dat de aangever achterover tegen een aanhanger met steigeronderdelen is gevallen en daarbij gewond moet zijn geraakt.
In een aanvullend NFI-rapport van 1 juni 2023 staat dat bij de aangever sprake was van penetrerend letsel links aan de rug, welke leidde tot een samengeklapte long. Mogelijke oorzaken van dergelijk letsel zijn, aldus de deskundige, perforerend geweld door een hard, min of meer puntig en/of scherprandig voorwerp of uitsteeksel, met een minimale lengte van circa 2 cm. Gelet op dit rapport is zowel het door de aangever als het door de verdachte aangevoerde scenario mogelijk, terwijl die scenario’s voor het overige niet in doorslaggevende mate worden ondersteund door enig ander in het dossier aanwezig bewijs. Daarbij merkt het hof op dat in het proces-verbaal sporenonderzoek van de politie weliswaar staat dat de steigeronderdelen en de aanhangwagen geen uitstekende scherpe delen bevatten, maar daaruit blijkt onvoldoende dat er geen hard, min of meer puntig en/of scherprandig voorwerp of uitsteeksel aanwezig was.
Gelet op deze stand van zaken is het hof van oordeel dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. L.I.M. van Bergen en mr. P.C. Verloop, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Fritsche, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 september 2024.
mr. P.C. Verloop is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.