ECLI:NL:GHAMS:2024:2636
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugwijzing van de Hoge Raad en bevestiging van vrijspraak in poging doodslag
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 september 2024 uitspraak gedaan na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden. De zaak betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte op 13 september 2018 was vrijgesproken van poging tot doodslag. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. In een eerder arrest van het gerechtshof op 1 november 2019 werd het vonnis van de rechtbank vernietigd en werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. Deze veroordeling werd echter door de Hoge Raad op 30 maart 2021 vernietigd, waarna de zaak terugverwezen werd naar het gerechtshof voor herbehandeling.
Tijdens de zitting op 29 augustus 2024 heeft het hof de zaak opnieuw behandeld. De advocaat-generaal stelde dat wettig en overtuigend bewijs aanwezig was voor de poging tot doodslag, terwijl de verdachte en de medeverdachte een andere verklaring gaven over de toedracht van de verwondingen van de aangever. De aangever had verklaard dat hij door de medeverdachte was gestoken, terwijl de verdachte en de medeverdachte stelden dat de aangever was gevallen. Een aanvullend NFI-rapport gaf aan dat het letsel van de aangever mogelijk was veroorzaakt door perforerend geweld, maar het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.
Uiteindelijk heeft het hof besloten de verdachte vrij te spreken, omdat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden, en is openbaar uitgesproken op 12 september 2024.