ECLI:NL:GHAMS:2024:2600

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
23-004397-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanwezigheid van soft- en harddrugs en witwassen met vernietiging van de straf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 november 2019. De verdachte, geboren in 1984, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het aanwezig hebben van soft- en harddrugs en witwassen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde straf, die werd vernietigd. De verdachte had op 10 mei 2019 een aanzienlijke hoeveelheid drugs en contant geld in zijn woning aangetroffen, waarvan het hof oordeelde dat het geld afkomstig was uit misdrijf. De verdediging voerde aan dat er sprake was van onrechtmatig bewijs door een onrechtmatige doorzoeking, maar het hof verwierp dit verweer omdat de verdediging niet voldoende had onderbouwd welk nadeel dit voor de verdachte had opgeleverd. Het hof oordeelde dat de verdachte niet kon aantonen dat de contante bedragen een legale herkomst hadden en dat hij wist dat het geld van misdrijf afkomstig was. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, maar het hof matigde deze straf tot drie maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Daarnaast werd een taakstraf van 160 uur opgelegd. Het hof baseerde zijn beslissing op de artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004397-19
datum uitspraak: 13 augustus 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 november 2019 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers
13-143284-19 en 13-250242-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1984,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 juli 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de straf - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het hof de gronden aanvult en de beslagbeslissingen in stand blijven.

Nadere bewijsoverweging

Vormverzuim
De raadsman heeft, overeenkomstig de inhoud van zijn aan het hof overgelegde pleitnota, vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat het binnentreden en de doorzoeking in de woning van de verdachte onrechtmatig was, omdat geen sprake was van een redelijke vermoeden dat in die woning drugs zou liggen.
De enkele TCI-informatie is volgens de raadsman niet voldoende om te kunnen spreken van een redelijk vermoeden van overtreding van de Opiumwet. Er is sprake van een vormverzuim, hetgeen
dient te leiden tot bewijsuitsluiting van al het bewijsmateriaal (aangetroffen drugs en geld) dat is gevolgd uit het onrechtmatige binnentreden en daaropvolgende doorzoeken, met inbegrip van de resultaten uit de nadere onderzoekshandelingen (onder andere bankgegevens en de inhoud van een kluis) omdat dit heeft te gelden als ‘fruit of the poisonous tree’.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat indien tijdens het voorbereidend onderzoek sprake is van een onherstelbaar vormverzuim en de rechtsgevolgen daarvan niet uit de wet blijken, de rechter moet beoordelen of aan dat vormverzuim enig rechtsgevolg moet worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt. Daarbij dient hij rekening te houden met de in artikel 359a, tweede lid, Sv genoemde factoren, te weten het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. Het rechtsgevolg zal immers door deze factoren moeten worden gerechtvaardigd. De eerste factor is ‘het belang dat het geschonden voorschrift’ dient. De tweede factor is ‘de ernst van het verzuim’. De derde factor is ‘het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt’. Bij de beoordeling daarvan is onder meer van belang of en in hoeverre de verdachte door het verzuim daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad.
Van de verdediging die een beroep doet op schending van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, mag worden verlangd dat duidelijk en gemotiveerd aan de hand van genoemde drie factoren van artikel 359a Sv wordt aangegeven tot welk in dit artikel omschreven rechtsgevolg dit dient te leiden.
Bewijsuitsluiting kan als op grond van artikel 359a, eerste lid, Sv, voorzien rechtsgevolg uitsluitend aan de orde komen indien het bewijsmateriaal door het verzuim is gekregen en komt uitsluitend in aanmerking indien door de onrechtmatige bewijsgaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden. Wat dat laatste betreft geldt dat een schending van het in artikel 8 EVRM gegarandeerde recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer niet zonder meer een inbreuk oplevert op de in artikel 6 EVRM vervatte waarborg van een eerlijk proces.
Het hof is van oordeel dat, voor zover al sprake zou zijn van enig onherstelbaar vormverzuim, door de verdediging niet is gesteld, noch onderbouwd waaruit het daardoor veroorzaakte nadeel voor de verdachte heeft bestaan, anders dan door in algemene termen te stellen dat er sprake is van een ongerechtvaardigde inbreuk ten aanzien van de bescherming van het huisrecht.
Het hof verwerpt reeds om die reden het ter zake gevoerde verweer.
Witwassen (zaak A feit 2 en zaak B)
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde witwassen. De verdachte betwist dat het op 10 mei 2019 in zijn woning aangetroffen geldbedrag en de contante stortingen in 2018 tot medio 2019 van enig misdrijf afkomstig zijn. Hij heeft hierover een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd. De verdachte heeft een deel van het bedrag verdiend met gokken bij de [casino 1] en [casino 2]. Daarnaast is een deel van het bedrag afkomstig uit het verkopen van Nike-spullen die hij tegen een lagere prijs dan de verkoopprijs bij zijn neef heeft gekocht. Ter onderbouwing van deze verklaring heeft de verdachte stukken overgelegd, waaronder screenshots van WhatsApp-gesprekken en overboekingen van onder andere de [bedrijf]. Tevens heeft de verdachte verklaard geld te sparen voor zijn nichtje.
Het hof overweegt als volgt.
Ten aanzien van de verklaring van de verdachte dat hij geld verdiende met online gokken en met de handel in Nike-spullen, overweegt het hof als volgt. De stukken die de verdachte heeft overgelegd zien op WhatsApp-gesprekken met verschillende personen die Nike-spullen wensen aan te schaffen en op overschrijvingen van verschillende bedragen vanuit onder andere de [bedrijf] op de rekening van de verdachte. Verder is in de WhatsApp-gesprekken te lezen dat de verdachte zogeheten tikkies stuurt van verschillende bedragen naar personen die Nike-spullen wensen aan te schaffen. Uit de overgelegde stukken volgt weliswaar dat de verdachte in korte periode veel bedragen ontvangt van zowel de WhatsApp-contacten als onder andere de [bedrijf], maar deze stukken verklaren niet de herkomst van de contante stortingen die zijn gedaan in de periode 1 januari 2018 tot en met 13 juni 2019 en het geldbedrag van € 10.415,20 dat in de woning van de verdachte is aangetroffen op 10 mei 2019. De overgelegde stukken, waaruit slechts digitale overboekingen blijken, geven geen inzicht in de herkomst van de bedragen die contant zijn gestort of aangetroffen.
Ook uit het bedrag dat de verdachte stelt te hebben gewonnen met gokken in augustus 2017, samen met zijn neef [naam], kan de herkomst van het contante geld niet worden afgeleid. Allereerst volgt uit de bijlagen bij de brief van 28 juli 2019, waarin onder andere een bedrag van € 32.251,80 is vermeld, geen bevestiging van de bedragen die op 17 augustus 2017 (€ 17.713,53 en € 19.130,61) zouden zijn gewonnen. De verklaring die [naam] hierover bij de raadsheer-commissaris op 13 april 2022 heeft afgelegd bevat tegenstrijdigheden. Voor zover al kan worden aangenomen dat de verdachte in 2017 een grote som contant geld heeft ontvangen van zijn neef, is er geen enkele aanwijzing dat dit geld nog contant aanwezig zou zijn op 1 januari 2018 en vervolgens op 56 verschillende momenten contant op de rekening van de verdachte zou zijn gestort.
Ten aanzien van de verklaring van de verdachte dat hij geld voor zijn nichtje heeft gespaard, is het hof van oordeel dat hiermee het witwasvermoeden evenmin is ontzenuwd omdat deze verklaring niet of nauwelijks is geconcretiseerd en op geen enkele wijze aannemelijk is geworden.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat uit de door de verdachte gegeven verklaringen niet kan volgen dat de contante bedragen een legale herkomst hebben. Het hof is daarom van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de ten laste gelegde geldbedragen uit misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dit wist.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in de zaak met parketnummer
13-143284-19 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 13-250242-19 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden.
De raadsman heeft het hof verzocht te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, desgewenst in combinatie met een geldboete of taakstraf en bij de hoogte daarvan rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op 10 mei 2019 een hoeveelheid soft- en harddrugs aanwezig gehad. Het aanwezig hebben van harddrugs kan een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormen en kan daarnaast, direct en/of indirect, tot diverse vormen van criminaliteit leiden. Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat softdrugs schade kunnen berokkenen aan de gebruikers daarvan en kunnen leiden tot ernstige verslavingsproblematiek.
Daarnaast had de verdachte op die dag ruim € 10.000,- contant geld voorhanden, waarvan hij wist dat het van misdrijf afkomstig was, en heeft hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 13 juni 2019 een totaalbedrag van € 63.708,- op zijn rekening gestort, waarvan hij ook wist dat het van misdrijf afkomstig was. Hij heeft door zijn handelen eraan bijgedragen dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht worden onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst wordt verschaft. Door dit witwassen heeft hij de onderliggende criminaliteit ondersteund. Zijn gedragingen vormen een ernstige aantasting van de integriteit van het financiële en economische verkeer. Het hof rekent de verdachte dit aan.
Het hof acht in beginsel een gevangenisstraf van acht maanden passend en geboden. Het hof stelt echter vast dat het recht van de verdachte om binnen een redelijke termijn te worden berecht, als bedoeld in artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens, is geschonden. Als uitgangspunt geldt dat de berechting van de zaak in hoger beroep behoort te zijn afgerond met een einduitspraak binnen twee jaren nadat het rechtsmiddel is ingesteld. Op 3 december 2019 is namens de verdachte hoger beroep ingesteld. Het hof doet bij arrest van 13 augustus 2024 einduitspraak. Hieruit volgt dat in hoger beroep sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van ruim 2 jaar en 8 maanden. Het hof is van oordeel dat dit matiging van de op te leggen gevangenisstraf tot gevolg moet hebben, in die zin dat een gevangenisstraf van drie maanden wordt opgelegd. Daarnaast zal het hof een andere strafmodaliteit, te weten een taakstraf van 160 uur, opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. L.F. Roseval en I.A. Groenendijk, in tegenwoordigheid van
mr. C. van der Laan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 augustus 2024.
De oudste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]