ECLI:NL:GHAMS:2024:2597

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
23-003070-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis politierechter inzake vervoeren van harddrugs met betrekking tot verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 11 november 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1998, was aangeklaagd voor het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van harddrugs, waaronder MDMA, 2C-B, cocaïne en amfetamine, op 8 januari 2022 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam dan de politierechter. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk 31,3 gram MDMA, 60 tabletten 2C-B, 55,6 gram cocaïne en 17,38 gram amfetamine heeft vervoerd. De verdediging voerde aan dat er vormverzuimen waren begaan bij de staandehouding en fouillering, maar het hof oordeelde dat deze rechtmatig waren. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. De straf die door de politierechter was opgelegd, een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 100 uren, werd door het hof bevestigd. Het hof oordeelde dat de verdachte had bijgedragen aan het drugscircuit en de daarmee gepaard gaande criminaliteit, en dat de op te leggen straffen passend waren. Het hof gelastte ook de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen verdovende middelen en bepaalde de teruggave van een geldbedrag aan de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003070-22
datum uitspraak: 13 september 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 november 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-006967-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 augustus 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 8 januari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 31,3 gram en/of 229 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- ongeveer 81 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B en/of
- ongeveer 55,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 17,38 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of zijnde MDMA en/of 2C-B en/of cocaïne en/of amfetamine,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 januari 2022 te Amsterdam opzettelijk heeft vervoerd
- 31,3 gram van een materiaal bevattende MDMA en
- 60 tabletten van een materiaal bevattende 2C-B en
- 55,6 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
- 17,38 gram van een materiaal bevattende amfetamine.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Bewijsoverwegingen

De raadsvrouw heeft bepleit dat er vormverzuimen zijn begaan bij de staandehouding en de fouillering die primair zouden moeten leiden tot bewijsuitsluiting van het bewijs dat betrekking heeft op de aangetroffen drugs.
De advocaat-generaal is van mening dat er geen vormverzuimen zijn begaan.
Het hof stelt het navolgende vast. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] rijden in hun dienstvoertuig en naderen een zogenoemde T-splitsing. Zij zien dat hun verkeerslicht op groen staat als een scooter met twee personen haaks over de weg rijdt die parallel is gelegen aan de weg waarop de verbalisanten rijden. De verbalisanten vermoeden dat de scooter door een rood verkeerslicht is gereden. Uit een kentekencontrole blijkt dat de tenaamgestelde van deze scooter de verdachte betreft en dat het rijbewijs van de verdachte partieel geschorst is. Vervolgens geven de verbalisanten een volgteken, gevolgd door een stopteken waarna de scooter tot stilstand wordt gebracht De verbalisanten stellen vervolgens vast dat de verdachte de bijrijder is van de scooter. De verbalisanten vorderen het rijbewijs van de bestuurder die echter verklaart dat hij geen rijbewijs en geen identiteitsbewijs bij zich heeft. Vervolgens voeren de verbalisanten een identiteitsfouillering uit. Verbalisant [verbalisant 1] ziet bij de beenruimte van de scooter waar de bestuurder zat een rugtas liggen. Op het moment dat de verbalisant de tas pakt, geeft de verdachte aan dat het zijn tas is en dat de verbalisant er niet mag in kijken. De verbalisant vermoedt echter dat de tas van de bestuurder is aangezien hij de tas eerder tussen zijn benen had.
Na het openen van de tas om te kijken of daar een identiteitsbewijs van de bestuurder in zit, ziet de verbalisant meerdere openstaande etuis met daarin pakketjes die hij herkent als die waarin harddrugs wordt verkocht.
Het hof is van oordeel dat er sprake is van een rechtmatige staandehouding ten behoeve van het vaststellen van de identiteit, zoals bedoeld in artikel 52 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Er was een verdenking van een strafbaar feit, te weten het rijden door rood en de verbalisanten hadden informatie dat het rijbewijs van de tenaamgestelde van de scooter partieel geschorst was. Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat hier geen sprake is van een vormverzuim. Daarnaast is het hof van oordeel dat de het onderzoeken van de tas rechtmatig heeft plaatsgevonden. Op grond van artikel 55b lid 1 Sv waren de verbalisanten bevoegd om voorwerpen die de bestuurder bij zich droeg te onderzoeken nu dit noodzakelijk was voor de vaststelling van zijn identiteit. De tas stond tussen de benen van de bestuurder waardoor de verbalisanten er vanuit mochten gaan dat deze tas aan hem toebehoorde. De enkele mededeling van de verdachte dat dit zijn tas was, doet hier op dat moment niet aan af. Het hof is ook op dit punt van oordeel dat er geen sprake is van een vormverzuim. Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 100 uren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht om een geheel voorwaardelijke taakstraf aan de verdachte op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs. De verdachte heeft hierdoor bijgedragen aan het drugscircuit en de vele daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit. Daarbij heeft hij bijgedragen aan de instandhouding van het gebruik van verdovende middelen, terwijl algemeen bekend is dat (hard)drugs zeer schadelijk zijn voor de gezondheid.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 augustus 2024 is hij niet eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden en een taakstraf van 100 uren passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslag

De volgende goederen zijn in beslag genomen onder de verdachte
  • een geldbedrag van 1945,00 euro;
  • een geldbedrag van 424,40 euro;
  • verscheidene (vermoedelijk) verdovende middelen.
De verdachte heeft op de zitting in eerste aanleg reeds afstand gedaan van het geldbedrag van 1.945,00 euro. Het hof zal gelet hierop nu geen beslissing meer nemen over dit beslag.
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van het inbeslaggenomen geldbedrag van 424,40 euro, nu het belang van strafvordering zich hier niet tegen verzet.
Het hof zal de verscheidene (vermoedelijke) verdovende middelen onttrekken aan het verkeer. Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 4 STK verdovende middelen (PL1300-2022004826-6139354);
  • 10 STK verdovende middelen (PL1300-2022004826-6139355);
  • 7 STK verdovende middelen (PL1300-2022004826-6139356);
  • 9 STK verdovende middelen (PL1300-2022004826-6139357);
  • 1 STK verdovende middelen (PL1300-2022004826-6139358);
  • 1 STK verdovende middelen (PL1300-2022004826-6139360);
  • 10 STK verdovende middelen (PL1300-2022004826-6139361);
  • 5 STK verdovende middelen (PL1300-2022004826-6139369);
  • 2 STK verdovende middelen (PL1300-2022004826-6139371);
  • 2 STK verdovende middelen (PL1300-2022004826-6139374);
  • 2 STK verdovende middelen (PL1300-2022004826-6139377);
  • 1 STK verdovende middelen (PL1300-2022004826-613982);
  • 1 STK verdovende middelen (PL1300-2022004826-6139388);
  • 1 STK verdovende middelen (PL1300-2022004826-6139389);
  • 1 STK verdovende middelen (PL1300-2022004826-6139475);
  • 2 STK verdovende middelen (PL1300-2022004826-6139476);
  • 1 STK verdovende middelen (PL1300-2022004826-6139478);
  • 1 STK verdovende middelen (PL1300-2022004826-6139479);
  • 1 STK verdovende middelen (PL1300-2022004826-6139480);
  • 4 STK verdovende middelen (PL1300-2022004826-6139482);
  • 2 STK verdovende middelen (PL1300-2022004826-6139483);
  • 1 STK verdovende middelen (PL1300-2022004826-6139484);
  • 1 STK verdovende middelen (PL1300-2022004826-6139477).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- geldbedrag 424,40 euro.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. W.S. Ludwig en mr. I.A. Groenendijk, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Harmsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 september 2024.