ECLI:NL:GHAMS:2024:2594

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
23-002646-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en bewezenverklaring openlijk in vereniging geweld tegen personen met taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 2004, was aangeklaagd voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon, in dit geval [benadeelde], op 11 december 2022 te Oostblokker. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. De bewezenverklaring is gebaseerd op getuigenverklaringen en proces-verbaal van de politie, waarin is vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer, wat resulteerde in lichamelijk letsel, waaronder een gebroken neus en jukbeen.

De advocaat-generaal had een taakstraf van 150 uren geëist, terwijl de raadsman verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen en heeft besloten om de verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die als gevolg van het geweld immateriële schade heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof de schade heeft vastgesteld op € 1.250,00.

De uitspraak benadrukt de ernst van openlijk geweld en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers, evenals de rol van de rechter in het waarborgen van rechtvaardigheid in strafzaken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002646-23
datum uitspraak: 13 september 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 26 september 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-078492-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 augustus 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 december 2022 te Oostblokker, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Oostblokker ter hoogte van nummer [adres 2], in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde] welk geweld bestond uit het:
- één of meerdere malen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, in ieder geval het lichaam te slaan en/of stompen en/of
- één of meerdere malen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, in ieder geval het lichaam te trappen en/of schoppen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsvoering

Bewijsmiddelen
1. Een proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever van 11 december 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pag. 010-012). Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [benadeelde], zakelijk weergegeven:
Ik liep naar het huis van [naam 1]. En [naam 2] kwam achter mij aanlopen met een vriend van hem. En die vriend van [naam 2] heet [verdachte]. Ik wist eerst niet dat hij [verdachte] heette, maar ik hoorde dit later van [naam 3]. Toen liep ik verder naar het huis van [naam 1]. De oprit op. En verder dan dat weet ik niks meer.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 11 december 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pag. 013-014). Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [naam 3], zakelijk weergegeven:
Ik was op 11 december 2022 in [plek] te [adres 2] met een aantal vrienden
waaronder [benadeelde]. Als wij naar [plek] gaan dan zetten wij onze fietsen altijd
neer bij het huis van [naam 1] aan de [adres 2]. Ik zag dat er onrust was met [benadeelde] en [naam 2]
en nog een jongen. Ik zag dat [benadeelde] weg liep in de richting van huis van [naam 1]. Omdat ik zag dat
[naam 2] en zijn vriend, de jongen met de bril, achter hem aan gingen besloot ik met [benadeelde] mee te gaan. Ik reed twee meter achter [benadeelde] en ik zag dat [naam 2] en die andere gozer maar vervelend bleven doen
naar [benadeelde]. Ik zag dat dat [benadeelde] het pad op liep. Ik zag dat [naam 2] en die andere jongen achter hem aanliepen. Ik zag dat [naam 2] met zijn rechtervuist met volle kracht uithaalde naar [benadeelde]. Ik zag dat hij [benadeelde] vol op zijn neus raakte. Ik zag dat [benadeelde] door deze klap direct op de grond zakte en niet meer bewoog. Ik zag dat [benadeelde] tegen zijn hoofd werd geschopt terwijl hij op de grond lag.
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 11 december 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pag. 015-016). Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [naam 3], zakelijk weergegeven:
V: Hoe zag die jongen er uit die bij [naam 2] was?
A: Hij had een bril, hij was iets groter dan [naam 2]. Ik denk 1.80 á 1.85 meter groot. Hij had donkerblond haar. En ik hoorde achteraf dan dat hij [verdachte] heet.
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 11 december 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pag. 018-019). Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [naam 4] , zakelijk weergegeven:
De jongen van wie de trui was heet [naam 2]. Ik zag dat [naam 2], [benadeelde] een klap gaf. Ik zag dat [benadeelde] hierdoor op de grond viel. Hierna zag ik dat de vriend van die [naam 2], [benadeelde] een schop tegen zijn hoofd gaf. Deze jongen kan ik als volgt beschrijven:
- normaal postuur;
- wit shirt/trui;
- zwarte jas;
- donkere bril.
5. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 11 december 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pag. 020-021). Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [naam 4], zakelijk weergegeven:
[naam 3] en [benadeelde] stonden op de oprit van het huis [naam 1]. Ik schat ongeveer 5 meter bij de openbare weg vandaan. Ik zag dat [naam 2] en nog een jongen die een bril op had bij [naam 3] en [benadeelde] stonden. Ik weet niet precies hoe [naam 2] sloeg. Dit ging eigenlijk heel snel. Ik zag in ieder geval dat hij een slaande beweging maakte richting het hoofd van [benadeelde]. Het was echt 1 klap en ik zag dat [benadeelde] direct gestrekt naar de grond ging. Hierna zag ik dat de jongen met de bril op een trap richting het hoofd van [benadeelde] gaf, die op dat moment dus knock out op de grond lag. U vraagt mij hoe de jongen met de bril precies tegen het hoofd van [benadeelde] schopte. Nou eigenlijk precies zoals je een voetbal trapt. Hij stond denk ik op 1 meter bij [benadeelde] vandaan en deed een stap naar voren en schopte hem vol op zijn hoofd. [benadeelde] lag met zijn achterhoofd op de grond en hij schopte hem dus aan de zijkant van zijn hoofd. Ik zag dat het hoofd van [benadeelde] door de trap heen en weer bewoog.
6. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 12 december 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pag. 028-029). Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [naam 5], zakelijk weergegeven:
Ik was in de nacht van zaterdag 10 op zondag 11 december 2022 als beveiliger in dienst bij café [plek]. Voor [plek], op straat, was een jongeman, waarvan ik later heb vastgesteld dat
hij [naam 2] heet, opgefokt omdat hij dacht dat iemand zijn trui zou stelen. Ik zag en hoorde dat [naam 2] een woordenwisseling had met deze persoon. Deze [naam 2] en een jongen die al die tijd bij hem was, kennelijk een vriend van hem, liepen achter deze jongen aan. Even later kwam er ineens een jongen aanfietsen die zei dat er een jongen de tering in was geslagen. Ik begreep dat dit verderop was gebeurd. Dat was voor mij aanleiding om die kant op te lopen. Ik zag de twee jongens, [naam 2] en zijn vriend terug komen lopen naar [plek]. Er waren twee mensen, een man en een vrouw, die mij onbekend zijn gebleven bij deze [naam 2] en zijn vriend, van wie ik later kon vaststellen dat hij [verdachte] heet. Ik schat de man en de vrouw die bij [naam 2] en [verdachte] stonden beiden in de dertig. Zij vertelden mij dat de jongens, [naam 2] en [verdachte] dus, een jongen hadden geslagen. Deze twee mensen hielden [naam 2] en [verdachte] op. Daarom vroeg ik aan [verdachte] en [naam 2] hun identiteitsbewijs, omdat ik hoorde dat er iemand knock out geslagen was. Vanaf dat moment wist ik dus de namen van deze jongens.
7.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 30 augustus 2024. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik was avondje uit met [naam 2], goede vriend van mij. Ik ben naar [adres 2] gegaan. Ik ben in [plek] geweest op die datum.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 december 2022 te [adres 2] openlijk, te weten aan de openbare weg, de [adres 2], in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde] welk geweld bestond uit het:
- eenmaal in het gezicht te slaan en
- eenmaal tegen het hoofd te schoppen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren met aftrek van het voorarrest.
De raadsman heeft het hof verzocht om bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de omstandigheid dat de verdachte verder niet eerder in aanraking is gekomen met justitie, met het tijdsverloop in deze zaak en met de straf die is opgelegd aan de minderjarige medeverdachte in eerste aanleg.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van openlijk geweld tegen het slachtoffer [benadeelde]. Het slachtoffer is geslagen op zijn neus, waarna hij op de grond is gevallen en vervolgens door de verdachte getrapt tegen zijn hoofd. Het slachtoffer heeft ten gevolge van het geweld zijn neus en jukbeen gebroken.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 augustus 2024 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
De reclassering heeft eerder een rapportage opgesteld betreffende de verdachte. De reclassering ziet voldoende beschermende factoren in het leven van de verdachte te weten een fulltime baan, een opleiding, geen schulden, huisvesting bij zijn ouders en een steunend netwerk. De reclassering schat de kans op recidive in als laag en ziet geen aanknopingspunten voor reclasseringsbemoeienis.
Het hof heeft voor de straftoemeting mede gelet op het oriëntatiepunt van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor openlijke geweldpleging, lichamelijk letsel ten gevolge hebbend, te weten een taakstraf voor de duur van 150 uren en het oriëntatiepunt openlijke geweldpleging, zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend, te weten een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. In de toelichting op het oriëntatiepunt staat vermeld dat bij lichamelijk letsel valt te denken aan één of meer builen, schrammen of blauwe plekken. Het hof is van oordeel dat er gelet op de twee breuken in het gezicht er sprake is van meer dan ‘enkel’ lichamelijk letsel, maar dat er niet zonder meer gesproken kan worden van zwaar lichamelijk letsel in de juridische betekenis.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 150 uren passend en geboden.
.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.000,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd en de vordering verlaagd tot € 5.500,00 aan immateriële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft op grond van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade, nu sprake is van lichamelijk letsel. Het hof schat – daarbij aansluiting zoekend bij soortgelijke zaken - de omvang van deze schade op een bedrag van € 1.250,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 11 december 2022.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. W.S. Ludwig en mr. I.A. Groenendijk, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Harmsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 september 2024.
=========================================================================
[…]