ECLI:NL:GHAMS:2024:2575

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
200.340.757/01 en 200.339.717/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid hoger beroep van nevenvoorzieningen in echtscheidingsprocedure; beëindiging gezag van de vader wegens misbruik van gezag

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om de ontvankelijkheid van het hoger beroep van de vader in een echtscheidingsprocedure. De vader heeft hoger beroep ingesteld tegen de nevenvoorzieningen die zijn getroffen in de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 1 februari 2024. De rechtbank had de echtscheiding uitgesproken en nevenvoorzieningen getroffen met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de omgangsregeling. De vader verzoekt om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen en om het gezag over de kinderen te herwinnen. Het hof overweegt dat de nevenvoorzieningen hun kracht hebben verloren door het overlijden van de moeder, waardoor het huwelijk is ontbonden door de dood en niet door echtscheiding. Hierdoor verklaart het hof de vader niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de nevenvoorzieningen.

Daarnaast is er een tweede zaak waarin het gezag van de vader over de kinderen is beëindigd. De vader heeft in hoger beroep verzocht om het gezag te herwinnen, maar het hof oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het gezag van de vader is beëindigd wegens misbruik van gezag. De vader heeft in het verleden voorwaarden gesteld aan het verlenen van toestemming voor het aanvragen van paspoorten voor de kinderen, wat als misbruik van gezag wordt aangemerkt. Het hof bekrachtigt de uitspraak van de rechtbank en adviseert de vader om hulpverlening voor zichzelf te zoeken. De beslissing van het hof is op 10 september 2024 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummers: 200.340.757/01 en 200.339.717/01
Zaaknummers rechtbank: C/15/331389 / FA RK 22-4034 en C/15/338621 / FA RK 23-1623 (echtscheidingsprocedure)
C/15/347972 / FA RK 24-129 (gezag)
C/15/347975 FA RK 24-132 (bijzondere curator)
Beschikking van de meervoudige kamer van 10 september 2024 in de zaak van
Zaaknummer 200.340.757/01:
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. K.R. Lieuw On te Amsterdam,
In de procedure heeft een adviserende taak:
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag , locatie [plaats D] .
Zaaknummer 200.339.717/01:
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. K.R. Lieuw On te Amsterdam,
en
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag , locatie [plaats D] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Het hof heeft verder als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] );
- de minderjarige [minderjarige 3] (hierna te noemen: [minderjarige 3] );
- [de tante] (hierna te noemen: de tante);
- mr. J.J.C. Engels (hierna te noemen: de bijzondere curator).

1.De zaken in het kort

In de zaak met zaaknummer 200.340.757/01
1.1
De zaak gaat over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] (hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen), de omgangsregeling van de vader met de kinderen en de verdeling van de vakantie- en feestdagen.
1.2
Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de rechtbank) van 1 februari 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking van 1 februari 2024).
In de zaak met zaaknummer 200.339.717/01
1.3
De zaak gaat over het verzoek van de vader om met het gezag over de kinderen te worden belast.
1.4
Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de in een proces-verbaal vastgelegde mondelinge uitspraak van de rechtbank van 10 januari 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de uitspraak van 10 januari 2024).

2.De procedure in hoger beroep

In de zaak met zaaknummer 200.340.757/01
2.1
De vader is op 1 mei 2024 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de bestreden beschikking van 1 februari 2024.
2.2
De tante heeft op 21 juni 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is verder het volgende stuk binnengekomen:
- een bericht van de vader van 26 juli 2024, met bijlage.
In de zaak met zaaknummer 200.339.717/01
2.4
De vader is op 5 april 2024 in hoger beroep gekomen van de uitspraak van 10 januari 2024.
2.5
De raad heeft op 1 juli 2024 een verweerschrift ingediend.
2.6
De tante heeft op 21 juni 2024 een verweerschrift ingediend.
2.7
Bij het hof is verder het volgende stuk binnengekomen:
- het rechtbankdossier, op 10 april 2024.
In beide zaken
2.8
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben daar geen gebruik van gemaakt.
2.9
De mondelinge behandeling heeft op 1 augustus 2024 plaatsgevonden. De zaken met zaaknummers 200.340.757/01 en 200.339.717/01 zijn gezamenlijk behandeld. Bij de zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de tante, bijgestaan door haar advocaat mr. D. Klock;
- de raad, vertegenwoordigd door V.A.S. Regout;
- de bijzondere curator.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder [de moeder] (hierna gezamenlijk te noemen: de ouders) zijn met elkaar gehuwd op [in] 2004 te [plaats B] . De ouders zijn medio 2022 uit elkaar gegaan. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking van 1 februari 2024 de echtscheiding uitgesproken. Het huwelijk is op 6 februari 2024 ontbonden door het overlijden van de moeder.
3.2
Tijdens het huwelijk van de ouders zijn geboren:
- [minderjarige 1] , [in] 2012 te [plaats C] ;
- [minderjarige 2] , op [in] 2016 te [plaats C] , en
- [minderjarige 3] , op [in] 2021 te [plaats D] .
Tot de bestreden uitspraak van 10 januari 2024 hadden de ouders gezamenlijk het gezag over de kinderen. Daarna had de moeder het eenhoofdig gezag over de kinderen tot haar overlijden op 6 februari 2024.
3.3
Tijdens het huwelijk van de ouders is ook geboren [minderjarige 4] (hierna te noemen: [minderjarige 4] ) [in] 2008. [minderjarige 4] is overleden [in] 2018.
3.4
In de zaak met zaaknummer 200.340.757/01 was de moeder bij de rechtbank de verzoekende partij.
3.5
De kinderen wonen sinds het overlijden van de moeder bij de tante, een zus van de moeder, in [plaats E] . Daarvoor woonden zij bij de moeder in [plaats F] .
In de zaak met zaaknummer 200.340.757/01
3.6
De rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, heeft bij mondelinge uitspraak van 28 juli 2022 voor de duur van de echtscheidingsprocedure de volgende voorlopige voorzieningen getroffen:
- de kinderen zijn toevertrouwd aan de moeder;
- een zorgregeling is bepaald waarbij de kinderen iedere zondag van 09.00 uur tot 17.00 uur bij de vader zijn, en
- bepaald is dat de moeder bij uitsluiting gerechtigd is tot de echtelijke woning ( [A-straat] te [plaats A] ), met het bevel dat de vader de woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden.
3.7
De rechtbank heeft bij beschikking van 2 juni 2023 de raad verzocht om onderzoek te doen en de rechtbank te adviseren in de echtscheidingsprocedure over de vraag welke zorgregeling het meest in het belang van de kinderen is en de wijze waarop deze zorgregeling plaats dient te vinden.
3.8
De raad heeft op 1 december 2023 een rapport uitgebracht (hierna: het raadsrapport). De raad adviseert de rechtbank een regeling vast te stellen inhoudende dat de vader een dag per maand op zondag omgang zal hebben met de kinderen van 11.00 uur tot 17.00 uur, waarbij de moeder verantwoordelijk is voor het brengen van de kinderen naar [plaats A] en de vader verantwoordelijk is voor het terugbrengen van de kinderen naar [plaats F] , waarbij vaste plekken dienen te worden afgesproken waar de kinderen worden gebracht dan wel opgehaald.
In de zaak met zaaknummer 200.340.757/01
3.9
De rechtbank heeft in de uitspraak van 10 januari 2024, in de zaak met zaaknummer C/15/347975 / FA RK 24-132, mr. J.J.C. Engels te Heerhugowaard benoemd tot bijzondere curator voor de kinderen. De rechtbank heeft de bijzondere curator verzocht de rechtbank uiterlijk 10 juli 2024 te informeren over de actuele stand van zaken, het welzijn van de kinderen en daarbij te laten weten of haar werkzaamheden kunnen worden beëindigd.
3.1
De moeder heeft bij testament van 15 december 2023, opgemaakt door een notaris te Rijswijk, bepaald dat na haar overlijden de tante als voogd het gezag zal uitoefenen over de kinderen.
3.11
Bij akte van 7 mei 2024 heeft de tante verklaard bereid te zijn de voogdij over de kinderen te aanvaarden.

4.De omvang van het hoger beroep

In de zaak met zaaknummer 200.340.757/01
4.1
Bij de bestreden beschikking van 1 februari 2024 is, voor zover hier van belang, een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen bepaald waarbij de kinderen bij de vader verblijven:
- eenmaal per maand, te weten de eerste zondag van de maand, van 11.00 uur tot 17.00 uur, waarbij de kinderen door de moeder of de familie van de moeder naar de vader worden gebracht in [plaats A] en zij vervolgens weer door de vader worden teruggebracht naar een in onderling overleg af te spreken plek in [plaats F] .
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking (in zoverre), te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader zal zijn en dat de vader belast zal zijn met de volledige zorg over de kinderen, althans een zorg-/contactregeling te bepalen waarin de kinderen elk weekend van vrijdagmiddag tot en met zondagmiddag bij de vader zullen verblijven, evenals de helft van de feestdagen en de helft van de zomervakantie, dan wel een zodanige zorg-/contactregeling te treffen die het hof juist acht.
4.3
De tante verzoekt de vader niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel zijn beroep ongegrond te verklaren.
In de zaak met zaaknummer 200.339.717/01
4.4
In de uitspraak van 10 januari 2024, in de zaak met zaaknummer C/15/347972 / FA RK 24-129, heeft de rechtbank op verzoek van de raad het gezag van de vader over de kinderen beëindigd.
4.5
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden uitspraak (in zoverre), te bepalen dat de vader (alsnog) als overlevende ouder het gezag over de kinderen uitoefent, althans dat de vader in het gezag wordt hersteld en in ieder geval de uitspraak van 10 januari 2024 zodanig wordt gewijzigd dat de vader als overlevende ouder alsnog met het gezag wordt belast.
4.6
De raad verzoekt het hoger beroep van de vader ongegrond te verklaren, dan wel af te wijzen en de uitspraak van 10 januari 2024 te bekrachtigen.
4.7
De tante verzoekt de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, dan wel zijn hoger beroep ongegrond te verklaren.

5.De motivering van de beslissing

In de zaak met zaaknummer 200.340.757/01
De ontvankelijkheid van het hoger beroep
5.1
Allereerst is aan de orde de vraag of de vader ontvankelijk is in zijn hoger beroep tegen de beslissingen, zoals die zijn opgenomen in de bestreden echtscheidingsbeschikking van 1 februari 2024.
5.2
De vader stelt zich op het standpunt dat hij ontvankelijk is in zijn hoger beroep. De nevenvoorzieningen in de echtscheidingsprocedure zijn door de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De vader is van mening dat indien de hoofdvoorziening niet in werking treedt, de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde nevenvoorzieningen wel blijven gelden en hij daarom ontvankelijk is in zijn hoger beroep gericht tegen de nevenvoorzieningen in de echtscheidingsbeschikking. Voorts is in de jurisprudentie te lezen dat indien één van partijen een rechtens te respecteren belang heeft bij het hoger beroep, het hof alsnog kan beslissen dat niet-ontvankelijkheid van partij(en) uitblijft. Het ontbreken van contact met de vader is schadelijk voor de kinderen en het is dan ook van belang dat het hoger beroep van de vader inhoudelijk behandeld wordt, aldus de vader.
5.3
Het hof overweegt als volgt. Het hoger beroep van de vader is gericht tegen beslissingen op nevenvoorzieningen als gevolg van de (in dezelfde beschikking) tussen partijen uitgesproken echtscheiding. De nevenvoorzieningen zoals die zijn vastgesteld in de echtscheidingsbeschikking van 1 februari 2024, hebben hun kracht verloren, omdat de moeder is overleden voordat de echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Het huwelijk van partijen is zodoende ontbonden door de dood (artikel 1:149 lid 1 sub a Burgerlijk Wetboek, hierna: BW) en niet door echtscheiding. Het hof komt daardoor niet toe aan het door de vader gestelde belang bij een inhoudelijke behandeling van zijn hoger beroep tegen de nevenvoorzieningen zoals door hem is verzocht, en verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep in de zaak met zaaknummer 200.340.757/01.
5.4
Ten overvloede overweegt het hof als volgt. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben de vader, de tante, de raad en de bijzondere curator verklaard dat zij het belang inzien van (herstel van) contact tussen de vader en de kinderen. De bijzondere curator heeft aangegeven dat zij bereid is daarbij een faciliterende rol te spelen. De vader heeft aangegeven hiermee blij te zijn. Het hof geeft partijen mee dat zij de mogelijkheid kunnen aangrijpen om met de bijzondere curator, en eventueel andere betrokken hulpverlening, om de tafel te gaan om afspraken te maken over een eerste contactmoment tussen de vader en de kinderen en de wijze waarop het herstel van contact verder kan worden opgebouwd. Het is belangrijk dat ook de vader hierbij initiatieven neemt.
In de zaak met zaaknummer 200.339.717/01
De standpunten van partijen
5.5
De vader stelt dat de rechtbank ten onrechte zijn gezag over de kinderen heeft beëindigd. De vader is bereid en in staat het gezag over de kinderen uit te oefenen. De kinderen hebben hun vader nodig, anders raken zij beschadigd. Nu de moeder is overleden is er geen sprake (meer) van een situatie waarin de kinderen klem en/of verloren zijn dan wel kunnen raken tussen de ouders. De vader verwacht ook met de tante geen problemen te krijgen waardoor de kinderen klem of verloren zullen raken. Hij is de tante dankbaar voor wat zij voor de kinderen doet, maar hij wil het liefst zelf voor de kinderen zorgen. De kinderen dienen bij hem in [plaats A] te komen wonen en daar naar school te gaan. Ook staat de vader open voor hulpverlening zodat hij opvoedondersteuning kan krijgen.
De vader geeft verder toe dat het niet juist was om voorwaarden te stellen aan het geven van toestemming voor het verlengen van de paspoorten van de kinderen. Er dient echter gekeken te worden naar hoe de vader inmiddels veranderd is. Hij is meer tot rust gekomen. Ook ziet hij het belang ervan in om niet meer negatief over de moeder te praten. Het belang van de kinderen verzet zich niet tegen inwilliging van het verzoek van de vader om in het gezag te worden hersteld, dan wel daarmee te worden belast, aldus de vader.
5.6
De raad is van mening dat het gezag van de vader op de juiste gronden is beëindigd. Het gezag van de vader is beëindigd vanwege misbruik van het gezag ex artikel 1:266, lid 1, sub b BW, en niet vanwege het klem en verloren criterium ex artikel 1:251a, lid 1, sub a BW. Het is ongepast dat de vader stelt dat vanwege het overlijden van de moeder geen sprake meer is van een situatie waarin de kinderen klem of verloren kunnen raken tussen de ouders. Voorts heeft de vader misbruik gemaakt van zijn gezag door voorwaarden te stellen aan zijn toestemming voor het aanvragen van paspoorten voor de kinderen. De kinderen hebben hier last van gehad. Zij konden hierdoor niet naar Marokko afreizen waar de moeder begraven zou worden. Daarnaast heeft de vader al jaren geen invulling aan zijn gezag gegeven. Dit was al zo ten tijde van het huwelijk van de ouders. Verder kan de vader hulp vragen om zijn emoties een plek te geven. Zo is in het raadsrapport in december 2023 ook al aangegeven dat hij hulp dient te zoeken, aldus de raad.
5.7
De tante voert aan dat de rechtbank het gezag van de vader terecht heeft beëindigd. Het gezag van de vader is niet beëindigd omdat de kinderen klem of verloren zaten, maar omdat het niet mogelijk was om met de vader in gesprek te komen. De kinderen zijn bang voor de vader omdat zij hebben gezien wat hij de moeder heeft aangedaan. Voordat de moeder overleed heeft de vader ermee ingestemd dat de tante de dagelijkse zorg voor de kinderen op zich zou nemen. Hij wilde dan echter wel alle beslissingen over de kinderen kunnen nemen, maar dit is niet werkbaar. Verder komt de vader zijn afspraken niet na, zo heeft hij regelmatig de omgangsmomenten afgezegd. Het laatste contact van de vader met de kinderen was in augustus 2023. De kinderen hebben wel contact met de familie aan vaderskant, aldus de tante.
5.8
De bijzondere curator heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep het volgende aangevoerd. De tante heeft de kinderen liefdevol opgevangen. De tante vindt het belangrijk dat de vader weer in beeld komt voor de kinderen, maar dat is nu nog te vroeg voor hen omdat zij veel veranderingen hebben doorgemaakt. Ook is het voor de tante lastig dat de vader instanties en school benadert om het adres van de kinderen te wijzigen naar zijn adres.
De bijzondere curator heeft op 10 juli 2024 haar eindverslag bij de rechtbank ingediend. De bijzondere curator heeft niet in contact kunnen komen met de vader. De bijzondere curator blijft, ondanks haar ontslag door de rechtbank, voorlopig betrokken bij de kinderen omdat zij een band met hen heeft. De bijzondere curator maakt zich zorgen over de kinderen indien het hof het verzoek van de vader zal toewijzen. Er dient rust en (trauma)therapie te komen voor de kinderen. Indien de omgang met de vader hervat wordt, dient dit te worden begeleid en de vader dient psycho-educatie te ondergaan, aldus de bijzondere curator.
De beoordeling
Het wettelijk kader
5.9
Op grond van artikel 1 :266, lid 1, BW kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en
de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1 :247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Op grond van artikel 1:267, lid 1 BW, kan de beëindiging van het gezag worden uitgesproken op verzoek van de raad of het openbaar ministerie.
5.1
De vraag die het hof dient te beantwoorden is of de rechtbank terecht en op de juiste gronden het gezag van de vader heeft beëindigd. Het hof is, net zoals de rechtbank, van oordeel dat de vader zijn gezag over de kinderen heeft misbruikt. Met misbruik van gezag wordt gedoeld op een schending van plichten van de ouder(s) door nalatigheid en door daden (Kamerstukken II 2008/09, 32015, nr. 3). Hieruit volgt dat de toepassing van artikel 1:266, lid 1, sub b BW gereserveerd dient te blijven voor de meest ernstige gevallen van misbruik van gezag, dan wel ontwikkelingsbedreiging voor een kind. Het hof legt hieronder uit hoe het tot deze beslissing is gekomen.
5.11
De ouders hebben een turbulent huwelijk met elkaar gehad. Zo stelde de moeder dat de relatie zich kenmerkte door huiselijk geweld. Het overlijden van hun dochter [minderjarige 4] heeft veel verdriet meegebracht. Ook kamp(t)en beide ouders met ernstige gezondheidsproblemen. De vader heeft in maart 2021 vier hersenbloedingen gekregen. Bij de moeder is in december 2021 borstkanker geconstateerd en zij bleek vervolgens ongeneeslijk ziek. Medio 2022 zijn de ouders feitelijk uit elkaar gegaan. De moeder heeft nog een periode daarna met de kinderen in de echtelijke woning in [plaats A] gewoond. Daarna is zij met de kinderen naar een appartement in [plaats F] verhuisd, in de nabijheid van haar familie.
5.12
Ten tijde van de bestreden uitspraak speelde het volgende. In 2023 hadden de kinderen nieuwe paspoorten nodig. De vader wilde alleen toestemming geven voor het verlengen van de paspoorten als de moeder € 3.000,- aan hem zou betalen, volgens de vader de helft van de waarde van de auto die zij onterecht zou hebben meegenomen. Door deze voorwaarde te stellen konden de paspoorten van de kinderen niet worden verlengd en kon de moeder in de zomer van 2023 niet met de kinderen op vakantie. Ook had de moeder de wens om in Marokko begraven te worden. De kinderen zouden niet aanwezig kunnen zijn bij haar begrafenis omdat zij geen paspoort hadden. De moeder is uiteindelijk in Nederland begraven. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het voorgaande als een ernstige vorm van misbruik van het gezag door de vader valt aan te merken. Het is niet aan de vader om zijn gezag te gebruiken om een dergelijke voorwaarde te stellen aan het verlenen van zijn toestemming voor de paspoorten, want de kinderen hebben recht op hun identiteitsbewijzen. Dit geldt temeer nu de gezondheidssituatie van de moeder zo verslechterd was dat haast geboden was om hun paspoorten te kunnen aanvragen.
5.13
De vader had in het verleden, en op dit moment, een minimale (opvoeders)rol in het leven van de kinderen. Toen de moeder ziek was hebben haar ouders, zussen, broers en overige familieleden (waaronder van de kant van de vader) haar ondersteund in de opvang en het opvoeden van de kinderen. Na de eerste chemobehandeling van de moeder heeft de vader aangegeven dat het te zwaar voor hem was om de kinderen op te vangen. In augustus 2023 is geprobeerd de omgang van de vader met de kinderen te hervatten, maar de vader kwam de afspraken niet na en heeft de omgangsmomenten regelmatig afgezegd. Zo heeft hij het omgangsmoment met de kinderen op zondag 10 september 2023 op het laatste moment afgezegd omdat hij hoofdpijn had. Dit zorgde voor teleurstelling bij de kinderen. Ook heeft de vader tijdens omgangsmomenten in 2023 ongepaste opmerkingen over de moeder ten opzichte van de kinderen gemaakt. Hij maakte voorts onderscheid tussen de kinderen door [minderjarige 1] op een negatieve manier te vergelijken met de moeder. De vader heeft hierover verteld dat hij [minderjarige 1] anders behandelde, omdat zij volgens hem eigenwijs is en niet luistert. Indien zij niet beter haar best zou gaan doen op school, zou zij het net zoals haar moeder niet gaan redden in het leven, aldus de vader.
In september 2023 heeft de vader aan de raad verteld dat hij de opvolgende maanden maar één zondag per maand omgang met de kinderen wilde, omdat meer dagen hem te druk waren en hij eerst zijn huis op orde wilde brengen. Vanwege zijn woonsituatie en gezondheidsproblemen zou hij minder beschikbaar zijn. Inmiddels is er bijna één jaar voorbij en is de vader nog altijd passief in het zoeken van contact met de kinderen. Sinds augustus 2023 heeft hij geen contact meer met hen gehad. De vader heeft contact met zijn moeder (oma vaderszijde) en zij ziet met enige regelmaat de kinderen. De kinderen hebben ook contact met andere familieleden van de vader. De vader kan dan ook via zijn familie zoals zijn moeder contact zoeken met de kinderen, maar dit heeft hij nagelaten. Indien de vader al zo lang niet meer actief deel uitmaakt van het leven van de kinderen, is hij naar oordeel van het hof thans ook niet in staat om op een verantwoorde wijze keuzes voor hen te maken en beslissingen over hen te nemen.
5.14
De vader onderkent dat het stellen van een voorwaarde voor het geven van toestemming voor het verlengen van de paspoorten een kwalijke actie was en hij niet zo had mogen handelen. Het hof is het echter met de raad eens dat het risico nog steeds bestaat dat de vader misbruik van zijn gezag zal maken. De vader heeft bepaalde instanties, zoals de Sociale Verzekeringsbank en de school van de kinderen, benaderd en het huidige adres van de kinderen naar zijn adres proberen te wijzigen. Ook heeft hij ten onrechte tegen de instanties gezegd hij de volledige zorg voor de kinderen heeft. De tante stelt dat de vader instanties benadert om er een financieel voordeel uit te halen; volgens de vader doet hij dit zodat de kinderen bij hem komen wonen. Wat hier verder ook van zij, het voorgaande zorgt voor onrust bij de kinderen. Het is verwarrend voor de kinderen wanneer aan hen wordt gevraagd of zij gaan verhuizen, zoals op school is gebeurd. Het hof overweegt dat de vader met het voorgaande niet in het belang van de kinderen handelt. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is het hof voorts gebleken dat de vader voornamelijk aan zijn eigen belang en behoeftes denkt. Hij geeft aan dat hij recht heeft op contact met de kinderen, in plaats van zich in te leven in wat voor de kinderen op dit moment haalbaar is. De vader dient niet alleen aan zijn eigen behoeftes te denken, maar dient zich te verplaatsen in wat de kinderen nodig hebben. Ook is de vader van mening dat anderen, zoals zijn familie, het contact tussen hem en de kinderen dienen te regelen. De vader dient echter, zoals in 5.13 overwogen, ook zelf inspanningen te leveren en initiatieven te nemen om contact met de kinderen te krijgen.
5.15
Inmiddels zijn met behulp van de bijzondere curator veel praktische zaken voor de kinderen geregeld. De tante woont met in totaal zes kinderen in haar woning in [plaats E] en zij is op zoek naar een grotere woning. De kinderen voelen zich veilig en vertrouwd bij de tante en zij doen het naar omstandigheden goed. [minderjarige 3] gaat naar een plus-opvang waar zij extra aandacht krijgt vanwege haar trauma. Voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is er op school een maatschappelijk werkster betrokken. De tante krijgt hulp vanuit het CJG en de kinderen staan op de wachtlijst bij het wijkteam om psychologische hulp te krijgen. De tante vindt het belangrijk dat de kinderen eerst rust ervaren en er op dit moment niet teveel hulpverlening betrokken is.
Het hof is met de raad van oordeel dat het voor de ontwikkeling van de kinderen van belang is dat zij na een zeer turbulente en emotionele periode rust gaan ervaren en weten waar zij aan toe zijn. De kinderen verhuizen op (hopelijk korte) termijn met de tante naar een grotere woning en dit zal wederom de nodige veranderingen bij hen teweegbrengen.
Op grond van al het voorgaande is het hof van oordeel dat het gezag van de vader terecht door de rechtbank op grond van artikel 1:266, eerste lid, sub b, BW is beëindigd. Het hof zal de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigen.
5.16
Ten overvloede wil het hof de vader het advies meegeven om hulpverlening voor zichzelf te zoeken. Ook de raad heeft aangegeven dat de vader hulp kan zoeken voor zijn gezondheid, het reguleren van emoties en verder om de ingrijpende gebeurtenissen uit zijn verleden een plek te geven.
5.17
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof,
in de zaak met zaaknummer 200.340.757/01:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
In de zaak met zaaknummer 200.339.717/01:
bekrachtigt de uitspraak van de rechtbank van 10 januari 2024, in de zaak met zaaknummer C/15/347972 / FA RK 24-129;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te sturen aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register;
wijst af het meer of anders verzochte;
ontslaat mr. J.J.C. Engels als bijzondere curator in deze zaak.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F. Miedema, M.T. Hoogland en A.R. van Wieren, in tegenwoordigheid van mr. F. de Jongh als griffier en is op 10 september 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.