ECLI:NL:GHAMS:2024:2575
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid hoger beroep van nevenvoorzieningen in echtscheidingsprocedure; beëindiging gezag van de vader wegens misbruik van gezag
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om de ontvankelijkheid van het hoger beroep van de vader in een echtscheidingsprocedure. De vader heeft hoger beroep ingesteld tegen de nevenvoorzieningen die zijn getroffen in de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 1 februari 2024. De rechtbank had de echtscheiding uitgesproken en nevenvoorzieningen getroffen met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de omgangsregeling. De vader verzoekt om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen en om het gezag over de kinderen te herwinnen. Het hof overweegt dat de nevenvoorzieningen hun kracht hebben verloren door het overlijden van de moeder, waardoor het huwelijk is ontbonden door de dood en niet door echtscheiding. Hierdoor verklaart het hof de vader niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de nevenvoorzieningen.
Daarnaast is er een tweede zaak waarin het gezag van de vader over de kinderen is beëindigd. De vader heeft in hoger beroep verzocht om het gezag te herwinnen, maar het hof oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het gezag van de vader is beëindigd wegens misbruik van gezag. De vader heeft in het verleden voorwaarden gesteld aan het verlenen van toestemming voor het aanvragen van paspoorten voor de kinderen, wat als misbruik van gezag wordt aangemerkt. Het hof bekrachtigt de uitspraak van de rechtbank en adviseert de vader om hulpverlening voor zichzelf te zoeken. De beslissing van het hof is op 10 september 2024 openbaar uitgesproken.