Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
of: de door de vennoten geschatte waarde).
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
“Sowieso hebben de Jaarcijfers over 2016 aan het licht gebracht dat jouw 'schuld' aan [naam vof ] verder is opgelopen. Daar waar wij hoopten zomaar een streep te kunnen trekken lijkt dit niet zomaar te kunnen”. Dat duidt erop dat niet alleen [geïntimeerde] maar ook zijn medevennoten in de veronderstelling verkeerden dat zij met gesloten beurzen uit elkaar waren gegaan. Daarmee in lijn is dat [geïntimeerde] ook vervolgens niet is aangesproken tot betaling van de negatieve stand van zijn kapitaalrekening. Uit de e-mail van 5 januari 2018 en het app-bericht van 24 januari 2018 van [appellant] aan [geïntimeerde] , waarbij [appellant] de aanstaande incassobrief aankondigt, volgt duidelijk dat het niet de bedoeling was dat [geïntimeerde] dat bedrag alsnog zou betalen (“
En geen zorg.. er wordt je niets afgenomen..”), maar dat de bedoeling was om van [geïntimeerde] onderbouwing te krijgen waarom het bedrag niet zou kunnen worden betaald zodat [appellant] de vordering kon afschrijven en ten laste kon brengen van het resultaat van de onderneming. Gelet op de penibele financiële positie waarin de onderneming op dat moment volgens de stellingen van [appellant] verkeerde, had het voor de hand gelegen op dat moment wél daadwerkelijk betaling te verlangen van [geïntimeerde] , al was het maar gedeeltelijk, in plaats van uitsluitend te koersen op een afschrijving voor een fiscaal voordeel.
€ 3.872,75