ECLI:NL:GHAMS:2024:2558

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
200.329.211/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van dwangsom opgelegd aan moeder in informatieverplichting omtrent kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een moeder en een vader met betrekking tot de informatieverplichting over hun twee minderjarige kinderen. De moeder was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, waarin aan haar een dwangsom was opgelegd van € 100,- voor elke keer dat zij niet voldeed aan de informatieverplichting. De moeder stelde dat zij altijd informatie had verstrekt en dat de dwangsom niet nodig was. De vader daarentegen betoogde dat de moeder niet voldoende informatie had verstrekt en dat de dwangsom gerechtvaardigd was.

Het hof heeft vastgesteld dat de moeder sinds het bestreden vonnis de informatieverplichting stipt nakomt en dat er geen reden is om aan te nemen dat zij dit niet zal blijven doen. Het hof oordeelde dat de dwangsom niet past bij de noodzaak om het vertrouwen tussen de ouders te herstellen. Daarom heeft het hof het bestreden vonnis vernietigd voor zover het de dwangsom betreft en de vorderingen van de moeder in het principaal hoger beroep toegewezen. Het hof heeft tevens de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

De uitspraak benadrukt het belang van vertrouwen en samenwerking tussen ouders, vooral in situaties waarin kinderen betrokken zijn, en dat dwangsommen in dergelijke gevallen niet altijd de juiste oplossing zijn.

Uitspraak

__________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.329.211/01
zaak-/rolnummer rechtbank: C/13/733636/KG ZA 23-394 EAM/MvG
arrest van de meervoudige kamer van 10 september 2024 in de zaak van
[de moeder],
wonende te [plaats A] ,
appellante,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. J.J.M. Kleiweg te Amsterdam,
tegen
[de vader] ,
thans gedetineerd te [plaats B] ,
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellant,
advocaat: mr. T.P Schut te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
Partijen worden hierna respectievelijk de moeder en de vader genoemd.
1.2
De moeder is bij dagvaarding van 29 juni 2023 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) van 6 juni 2023 (hierna: het bestreden vonnis), in kort geding gewezen tussen de vader als eiser en de moeder als gedaagde.
1.3
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven van de zijde van de moeder, met producties;
- memorie van antwoord en incidenteel hoger beroep van de zijde van de vader;
- memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep van de zijde van de moeder.
Op de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft de advocaat van de moeder nog een productie ingediend.
1.4
De moeder heeft geconcludeerd dat het hof:
I. het bestreden vonnis ten aanzien van de aan de moeder opgelegde dwangsom van € 100,- als zij zich niet zal houden aan de opgelegde informatieverplichting, zal vernietigen, en, opnieuw rechtdoende:
II. de vordering tot het opleggen van een dwangsom van de vader zal afwijzen, kosten rechtens in beide instanties en zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
1.5
De vader heeft in het principaal hoger beroep geconcludeerd dat het hof de moeder niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering, dan wel de vordering van de moeder zal afwijzen.
De vader heeft in het incidenteel hoger beroep – kort gezegd – opnieuw de omgangsregeling en belregeling tussen hem en de kinderen en het verstrekken van de telefoonnummers van de kinderen aan de orde gesteld, met daaraan verbonden een dwangsom, uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling van de moeder in de kosten van het principaal en incidenteel hoger beroep.
1.6
De moeder heeft in het incidenteel hoger beroep geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de vader dan wel afwijzing van zijn vorderingen, kosten rechtens.
1.7
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 25 juli 2024. Hierbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de advocaat van de vader.
De advocaat van de vader heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat de vader in verband met zijn detentie het transport naar de zitting zou regelen, maar dat dit om hem onbekende redenen niet gerealiseerd is.
1.8
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

2.1
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.6 de feiten opgesomd die hij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende) bestreden inhoud van producties waarnaar zij ter staving van hun stellingen verwijzen, komen de feiten neer op het volgende.
2.2
Partijen hebben een relatie gehad. Zij hebben twee minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2012;
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2014.
De kinderen wonen bij de moeder, die ook het gezag over de kinderen heeft.
2.3
Sinds 2016 verblijft de vader in een penitentiaire inrichting (PI) in [plaats B] . Eerst was er telefonisch contact tussen de vader en de kinderen en zijn de kinderen hem samen met de moeder een enkele keer komen bezoeken in de PI. Ook zond de moeder met enige regelmaat informatie over de kinderen per post naar de PI. Op een zeker moment is hieraan een einde gekomen.
2.4
Bij vonnis van 14 april 2021 (het kortgedingvonnis) heeft de voorzieningenrechter bepaald, voor zover nog van belang, dat de moeder een keer per drie maanden de onder r.o. 4.2 van dat vonnis genoemde informatie, via haar advocaat aan de vader moet verschaffen.
In overweging 4.2 van het kortgedingvonnis staat het volgende:
“4.2 Ook over de schriftelijke informatievoorziening hebben partijen ter zitting
overeenstemming bereikt. Eén keer in de drie maanden zal de moeder de vader voorzien van
informatie over de kinderen, voor het eerst uiterlijk 1 mei 2021. Zij mag de informatie aanleveren bij haar advocaat, die de informatie vervolgens doorstuurt naar de advocaat van de vader (...). Het gaat om schoolrapporten, foto’s, informatie over verjaardagen en hobby’s, informatie over het welzijn en de gezondheid van de kinderen en wat de kinderen verder bezighoudt.”
Bij arrest van 31 mei 2022 heeft dit hof het kortgedingvonnis bekrachtigd ten aanzien van de informatieregeling.

3.Beoordeling

3.1
Bij de voorzieningenrechter heeft de vader samengevat gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de moeder wordt veroordeeld tot:
I. maandelijkse informatievoorziening, onder meer schoolrapporten, foto’s, info over verjaardagen, hobby’s van de kinderen en verder over alles wat de kinderen bezig houdt;
II. telefonisch contact met de kinderen, twee keer per week;
III. het verstrekken van de telefoonnummers van de kinderen aan de vader;
IV. omgang met de kinderen, één keer in de twee maanden, waarbij het vervoer door de zus van de vader, of een vrijwilligersorganisatie wordt verzorgd;
een en ander op straffe van dwangsommen, en met veroordeling van de moeder in de kosten van dit geding.
3.2
De voorzieningenrechter heeft in het uitvoerbaar bij voorraad verklaard bestreden vonnis, bepaald dat de moeder één keer per drie maanden, voor het eerst uiterlijk 1 juli 2023, via haar advocaat, aan de vader informatie over de kinderen moet verschaffen, te weten schoolrapporten, foto’s, informatie over verjaardagen en hobby’s, informatie over het welzijn en de gezondheid van de kinderen en wat de kinderen verder bezighoudt, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere keer dat de moeder niet aan deze veroordeling voldoet. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald, uitvoerbaar bij voorraad, dat de moeder er haar medewerking aan moet verlenen dat de vader op de donderdagavond om 19.00 uur telefonisch contact heeft met de kinderen. Verder heeft de voorzieningenrechter de proceskosten verrekend in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Tot slot heeft de voorzieningenrechter afgewezen de vorderingen van de vader tot uitbreiding van de informatie- en belregeling, tot verstrekking van de telefoonnummers van de kinderen en tot vaststelling van een omgangsregeling tussen hem en de kinderen in de PI.
3.3
Bij beschikking van 4 maart 2024 heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank), voor zover hier van belang, in de bodemprocedure de verzoeken van de vader tot het bepalen van een omgangsregeling tussen hem en de kinderen en het verstrekken van de telefoonnummers van de kinderen afgewezen. Gelet op deze beslissing van de rechtbank en het hoger beroep dat door de vader hiertegen is ingesteld, zijn namens de vader ter zitting in hoger beroep zijn vorderingen in incidenteel hoger beroep - met uitzondering van de proceskostenveroordeling - ingetrokken, zodat het hof daarover geen beslissing meer hoeft te nemen.
3.4
Aan de orde zijn nog de aan de informatieverplichting verbonden dwangsom en de proceskostenveroordeling.
Principaal hoger beroep
3.5
De moeder stelt dat de voorzieningenrechter ten onrechte een dwangsom heeft verbonden aan niet-nakoming van de informatieverplichting, omdat volgens de voorzieningenrechter niet aannemelijk is dat zij zonder dwangsom de informatieregeling zal nakomen. De moeder heeft steeds informatie aan de vader verstrekt en zal ook vrijwillig aan de vastgestelde schriftelijke informatieverplichting blijven voldoen. De moeder vindt het daarom niet terecht dat aan nakoming van die verplichting een dwangsom verbonden is.
3.6
De vader voert aan dat de moeder alleen foto’s stuurde en dat de voorzieningenrechter terecht heeft bepaald dat de informatieregeling meer omvat dan alleen het sturen van foto’s. Terecht heeft de voorzieningenrechter dan ook de gevorderde dwangsom van € 100,- per keer dat de moeder de informatieregeling niet nakomt, toegewezen, aldus de vader.
3.7
Het hof overweegt als volgt. De moeder is alleen met het gezag over de kinderen belast. Artikel 1:377b van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de met het gezag belaste ouder verplicht is de andere, niet met gezag belaste ouder, in dit geval de vader, op de hoogte te houden van belangrijke zaken die het kind aangaan. In het kortgedingvonnis van 14 april 2021 is een tussen de ouders overeengekomen informatieregeling vastgesteld, waarbij de moeder één keer in de drie maanden de vader, via de advocaten, schriftelijk informeert over de kinderen. De moeder was gehouden zich aan deze in een rechterlijke uitspraak vastgelegde informatieregeling te houden. Vast is komen te staan dat de moeder deze informatieverplichting niet op de voorgeschreven wijze is nagekomen. Namens de vader is onbetwist gesteld dat de moeder voorafgaand aan het bestreden vonnis enkel een aantal keren (oude) foto’s van de kinderen heeft gestuurd. De in het kortgedingvonnis bepaalde informatie - als schoolrapporten, informatie over verjaardagen en hobby’s, informatie over het welzijn en de gezondheid van de kinderen en wat de kinderen verder bezighoudt - is door de moeder pas schriftelijk aan de vader verstrekt na het bestreden vonnis. De moeder heeft gesteld dat zij altijd informatie aan de vader heeft verstrekt, maar dat zij dat op verzoek van de vader telefonisch deed in plaats van schriftelijk. De moeder heeft verder vanaf 19 april 2021 tot en met 16 mei 2022 foto’s van de kinderen verstrekt via de wederzijdse advocaten. De moeder heeft van de verzending van deze foto’s bewijs overgelegd. Vervolgens wilde de vader volgens de moeder geen foto’s meer, omdat zijn advocaat deze pas na maanden aan hem gaf of doorstuurde. Bovendien heeft de vader over [minderjarige 2] , die ernstig ziek geweest is, volgens de moeder rechtstreeks contact met het ziekenhuis (gehad) en ook met de gezinscoach van de moeder heeft hij contact. Hiervan heeft de moeder e-mails in het geding gebracht en dit is door de vader niet weersproken. De vader heeft slechts aangevoerd dat hij na het kortgedingvonnis ‘niets’ hoorde. Nog daargelaten dat dit aantoonbaar onjuist is, vindt het hof deze enkele mededeling van de vader, in het licht van wat de moeder heeft gesteld, onvoldoende om te veronderstellen dat de moeder zonder een daaraan verbonden dwangsom geen informatie zal verstrekken. Daarnaast is gebleken dat de moeder sinds het bestreden vonnis, nu ruim een jaar geleden, de aan haar opgelegde informatieverplichting stipt nakomt en de vader eens in de drie maanden schriftelijk op de hoogte stelt zoals bepaald in het bestreden vonnis.
3.8
De advocaat van de vader heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat de vader hem verteld heeft dat hij in augustus 2024 vrijkomt. Deze stelling is niet met stukken onderbouwd. Het hof acht het van belang dat als de vader vrijkomt, partijen samen met de hulpverlening van beide kanten – de reclassering en/of andere begeleiding aan de kant van de vader en de gezinscoach van Cordaan en/of Veilig Thuis via het Ouder-Kindteam (OKT) aan de kant van de moeder – proberen wederzijds vertrouwen op te bouwen. Dit is noodzakelijk, wil sprake kunnen zijn van contactherstel tussen de vader en de kinderen. Bij de bevordering van het vertrouwen tussen deze ouders past een maatregel als een dwangsom op nakoming van een informatieregeling niet, omdat een dergelijke maatregel juist wantrouwen uitstraalt. Bovendien heeft de moeder ter zitting in hoger beroep verklaard aan de informatieverplichting te zullen blijven voldoen zonder de daaraan verbonden dwangsom. Daarbij vindt het hof aannemelijk, dat pas in deze procedure voor de moeder duidelijk is geworden dat de vader de informatie over de kinderen schriftelijk en niet uitsluitend telefonisch wil ontvangen.
3.9
Gelet op het voorgaande komt het hof, anders dan de voorzieningenrechter, tot de conclusie dat niet aannemelijk is dat de moeder geen uitvoering zal geven aan de informatieverplichting zoals bepaald in het bestreden vonnis. Het hof zal het bestreden vonnis daarom vernietigen voor zover aan nakoming van deze verplichting een dwangsom is verbonden en de vorderingen van de moeder in het principaal hoger beroep toewijzen.
3.1
Het hof heeft ter zitting met de advocaten van de ouders geconstateerd dat voor een goede behandeling van de bodemzaak nog nadere informatie nodig zal zijn. De advocaat van de vader heeft toegezegd, ter aanvulling van het dossier in de bodemzaak (het hoger beroep tegen de beschikking van 4 maart 2024 met zaaknummer 200.341.455/01, waarin zitting gaat plaatsvinden op 2 oktober 2024 om 14.00 uur) schriftelijk nadere informatie in het geding te zullen brengen met betrekking tot de beëindigingsdatum van de detentie van de vader en zijn eventuele reclasseringsbegeleiding en/of andere begeleiding en/of hulpverlening na zijn vrijlating. De advocaat van de moeder heeft ter zitting in hoger beroep verklaard in die procedure geen verweerschrift te zullen indienen, maar wel verweer te gaan voeren op de zitting in hoger beroep. Daarnaast zal zij zorgdragen voor informatie van de gezinscoach van Cordaan en/of Veilig Thuis via het OKT van de zijde van de moeder ten behoeve van het dossier in de bodemzaak. Beide advocaten hebben ter zitting in hoger beroep eveneens toegezegd met elkaar en de (eventuele) hulpverlening van beide partijen te zullen schakelen, zodat na de vrijlating van de vader waar mogelijk stappen gezet kunnen worden naar eventueel contactherstel tussen de vader en zijn dochters.
Incidenteel hoger beroep
Proceskosten
3.11
De vader verzoekt de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure in principaal en incidenteel hoger beroep. Reeds gelet op de uitkomst van de procedure ziet het hof geen aanleiding om de moeder te veroordelen in de proceskosten. Het hof zal de vorderingen van de vader in het incidenteel hoger beroep dan ook afwijzen en de proceskosten in hoger beroep tussen partijen compenseren, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.

4.Beslissing

Het hof:
in het principaal hoger beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen:
vernietigt het bestreden vonnis ten aanzien van de aan de moeder opgelegde dwangsom van
€ 100,- als zij zich niet zal houden aan de opgelegde informatieverplichting, en opnieuw rechtdoende;
bepaalt dat de moeder één keer per drie maanden, voor het eerst uiterlijk 1 september 2024, via haar advocaat, aan de vader informatie over de kinderen moet verschaffen, te weten schoolrapporten, foto’s, informatie over verjaardagen en hobby’s, informatie over het welzijn en de gezondheid van de kinderen en wat de kinderen verder bezighoudt;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde;
in het principaal en incidenteel hoger beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen:
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. J.M. van Baardewijk en mr. E.S. Jansen, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 10 september 2024.