ECLI:NL:GHAMS:2024:2555
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake nakoming omgangsregeling tussen ouders van minderjarige kinderen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen een mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam, die op 29 juni 2023 een omgangsregeling heeft vastgesteld tussen de man en de kinderen. De vrouw is in hoger beroep gekomen na een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin de man werd veroordeeld tot nakoming van de omgangsregeling. De vrouw heeft in hoger beroep geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen van de man zal afwijzen, terwijl de man verzoekt om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen zijn de ouders van twee minderjarige kinderen, geboren in 2019 en 2021. De rechtbank Amsterdam heeft op 11 mei 2023 het ouderschap van de man vastgesteld en de vrouw heeft het alleen gezag over de kinderen. Tijdens een kort geding op 8 december 2022 zijn afspraken gemaakt over de omgang tussen de man en de kinderen, die later zijn bevestigd in een vonnis en beschikking. De vrouw heeft echter verweer gevoerd tegen de nakoming van deze regeling, met argumenten over de communicatie tussen partijen en de veiligheid van de kinderen.
Het hof heeft de grieven van de vrouw afgewezen en de opgelegde dwangsom in stand gelaten, omdat de man meerdere keren nakoming van de omgangsregeling heeft moeten vorderen zonder resultaat. Het hof heeft geoordeeld dat de omgangsregeling moet worden nageleefd en dat de vrouw geen voldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar verzoek om de regeling op te schorten. De beslissing van de voorzieningenrechter is bekrachtigd, en de proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.