ECLI:NL:GHAMS:2024:2543

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
200.340.289/01 en 200.340.289/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en echtscheiding tussen echtgenoten met verschillende nationaliteiten

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep inzake de echtscheiding en het huurrecht van de echtelijke woning tussen een man met de Turkse nationaliteit en een vrouw met de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank Amsterdam had op 17 januari 2024 de echtscheiding uitgesproken en het huurrecht van de echtelijke woning aan de vrouw toegewezen. De man, die in hoger beroep ging, betwistte deze beslissing en stelde dat hij een groter belang had bij het huurrecht, aangezien de vrouw mogelijkheden had om bij familie te verblijven. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juli 2024 werd duidelijk dat de man in een kwetsbare positie verkeerde, met gezondheidsproblemen en geen alternatieve woonruimte. De vrouw daarentegen had een netwerk van familieleden waar zij tijdelijk kon verblijven, maar had ook te maken met psychische problemen door de relatie met de man. Het hof oordeelde dat de echtscheiding terecht was uitgesproken en dat de man huurder van de echtelijke woning moest worden, waarbij de belangen van beide partijen zorgvuldig werden afgewogen. De beslissing werd op 20 augustus 2024 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummers: 200.340.289/01 en 200.340.289/02
zaaknummer rechtbank: C/ 13/740754 / FA RK 23-6828
beschikking van de meervoudige kamer van 20 augustus 2024 in de zaak van
[de man],
wonende te [plaats A],
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. C.R. Hettema, gevestigd te Amsterdam,
en
[de vrouw],
wonende te [plaats A],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. O. Asscher, gevestigd te Amsterdam.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

1.1
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 17 januari 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Bij deze beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en het huurrecht van de echtelijke woning aan de vrouw toegewezen. Verder is deze beslissing ten aanzien van het huurrecht van de echtelijke woning uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2. Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak en met betrekking tot het verzoek tot schorsing
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, tevens houdende een verzoek tot schorsing, ingekomen op 16 april 2024;
- het verweerschrift met producties, ingekomen op 30 mei 2024;
- de brief van de zijde van de vrouw van 8 juli 2024 met producties 8 en 9.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 18 juli 2024 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Ook is verschenen mevrouw L. Ileri, tolk in de Turkse taal voor de man en mevrouw M. Ates, tolk in de Turkse taal voor de vrouw.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn met elkaar gehuwd [in] 1997 te Turkije. Uit het uittreksel uit
de Basisregistratie Personen blijkt dat de vrouw de Nederlandse nationaliteit heeft en de man de Turkse nationaliteit.
3.2
Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 4 december 2023 is als voorlopige voorziening in de echtscheidingsprocedure bepaald dat de man bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [A-straat], te [plaats A] (hierna: de echtelijke woning) met het bevel dat de vrouw die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden.
3.3
Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 12 april 2024 zijn de door de man verzochte voorzieningen, waaronder het voorlopige uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, geweigerd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking van 17 januari 2024 is, overeenkomstig het verzoek van de vrouw, de echtscheiding uitgesproken en is bepaald dat de vrouw huurster zal zijn van de echtelijke woning met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De beschikking is voor wat betreft het huurrecht van de echtelijke woning uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De man verzoekt met vernietiging van de bestreden beschikking het inleidende verzoek van de vrouw tot echtscheiding en het verzoek van de vrouw met betrekking tot het huurrecht van de echtelijke woning af te wijzen. De man verzoekt te bepalen dat het huurrecht van de echtelijke woning aan hem dient toe te komen. Daarnaast verzoekt de man de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking voor wat betreft het huurrecht van de echtelijke woning te schorsen voor de duur van het geding.
4.3
De vrouw verzoekt de verzoeken van de man af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De beoordeling

Zaaknummer 200.340.289/01
5.1
De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om over het verzoek tot echtscheiding en de nevenvoorziening te beslissen. Dat oordeel is juist, zodat het hof ook daarvan uitgaat. Tussen partijen is niet in geschil dat Nederlands recht van toepassing is, zodat ook het hof daarvan uitgaat.
De echtscheiding
Wettelijk kader
5.2
Op grond van artikel 1:151 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt de echtscheiding op verzoek van één der echtgenoten uitgesproken, indien het huwelijk duurzaam is ontwricht.
Standpunten van partijen
5.3
De man stelt dat de rechtbank ten onrechte de echtscheiding tussen partijen heeft uitgesproken. Het huwelijk van partijen is volgens hem niet duurzaam ontwricht. In de ogen van de man is een verzoening nog steeds mogelijk.
Ter zitting in hoger beroep heeft de man (nogmaals) naar voren gebracht dat hij niet van de vrouw wenst te scheiden.
5.4
Volgens de vrouw heeft de rechtbank de echtscheiding op goede gronden uitgesproken. Het huwelijk van partijen is duurzaam ontwricht. Volgens de vrouw is sprake van misbruik van recht. De man is in hoger beroep gegaan tegen de echtscheiding omdat hij dan langer in de echtelijke woning kan blijven.
Ter zitting in hoger beroep heeft de vrouw verklaard dat zij nog steeds achter haar verzoek tot echtscheiding staat en dat een verzoening uitgesloten is.
De beoordeling
5.5
Het hof overweegt als volgt. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat van duurzame ontwrichting van het huwelijk sprake is indien de voortzetting van de samenleving ondraaglijk is geworden, zonder dat er uitzicht bestaat op herstel van behoorlijke echtelijke verhoudingen. Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting in hoger beroep is gebleken, is het hof van oordeel dat sprake is van duurzame ontwrichting van het huwelijk als bedoeld in artikel 1:151 BW. De vrouw heeft haar stelling, dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, voldoende onderbouwd. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de vrouw verklaard te persisteren in haar wens tot echtscheiding. Het hof gaat voorbij aan het betoog van de man dat het huwelijk niet duurzaam ontwricht is en dat een verzoening nog mogelijk is. Voor het hof staat vast dat geen uitzicht bestaat op herstel van behoorlijke echtelijke verhoudingen. Bovendien is gebleken dat partijen al ruim een jaar niet meer samenwonen.
De conclusie is dat het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de echtscheiding zal bekrachtigen.
Het huurrecht van de echtelijke woning
Wettelijk kader
5.6
In geval van echtscheiding kan de rechter op grond van artikel 827 lid 1 sub e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in verbinding met artikel 7:266 lid 5 van het BW op verzoek van een echtgenoot bepalen wie van de echtgenoten huurder van de woonruimte zal zijn.
Standpunten van partijen
5.7
De man is het niet eens met de toewijzing van het huurrecht van de echtelijke woning aan de vrouw. De man stelt dat hij ten onrechte door de rechtbank niet in de gelegenheid is gesteld
zich alsnog te verweren. De man heeft een groter belang dan de vrouw bij het huurrecht van de echtelijke woning. De vrouw heeft de echtelijke woning in juni 2023 verlaten en zij is, op een korte periode na toen de man door de vrouw ten onrechte via de politie is ontruimd, niet meer in de woning geweest. De vrouw had en heeft woonruimte: eerst bij de dochter van partijen en later bij een van haar zussen. Daar kan de vrouw blijven wonen. Ze kan ook terecht bij haar andere twee zussen. De vrouw heeft bovendien een groot sociaal netwerk. De man kan niet elders terecht, ook niet bij zijn broer (zoals de vrouw stelt). Hij heeft geen woonalternatief en het is voor hem zeer moeilijk om een andere woning te vinden. De man is, in tegenstelling tot de vrouw, de Nederlandse taal niet machtig. De vrouw woont al bijna haar hele leven in Nederland terwijl de man pas op latere leeftijd naar Nederland is gekomen. In tegenstelling tot de man heeft de vrouw een goede gezondheid. De man is er fysiek slecht aan toe. Hij is arbeidsongeschikt. Hij lijdt aan COPD, een hartstoornis (onder meer angina pectoris, hij is gedotterd), maagklachten en heeft problemen met zijn dikke darm. Hij heeft al meerdere operaties gehad. De man is depressief en slikt veel medicatie. Ter zitting in hoger beroep heeft de man verklaard dat hij druk bezig is met behulp van het Buurteam en een bewindvoerder om zijn financiën op orde te krijgen. Recentelijk is hij bij de kantonrechter geweest vanwege een procedure van de woningbouwvereniging omtrent een huurachterstand. Die procedure is aangehouden.
5.8
De vrouw laat weten dat haar belang om aanspraak te maken op de woning prevaleert boven de belangen van de man. De vrouw wordt door de man opgejaagd, voelt zich om die reden bij niemand veilig en brengt door het gedrag van de man ook anderen in gevaar. De vrouw is na jaren van psychische mishandeling en bedreiging door de man aan het einde van haar latijn. Zij heeft de rust nodig van een eigen woning om tot zichzelf te komen en aan zichzelf te werken. Zij kan niet voor langere tijd elders verblijven. Zij brengt afwisselend de nacht door bij verschillende familieleden. Ook de vrouw heeft gezondheidsproblemen. Zij heeft PTSS vanwege haar ervaringen met de man. De man heeft zijn gezondheidsklachten erger gemaakt dan deze zijn en daardoor is tijdens de voorlopige voorzieningen procedure het uitsluitend gebruik van de woning aan de man toegekend. Mogelijk verliest de man na de echtscheiding zijn verblijfsstatus aangezien hij een afhankelijke verblijfsvergunning heeft met als grondslag het huwelijk met de vrouw. Verder is het mogelijk dat de woningbouwvereniging de huurovereenkomst met de man zal beëindigen wegens overlast omdat de man cocaïne en heroïne gebruikt en de woning vervuilt. Daarnaast voert de vrouw aan dat zij de vaste lasten van de woning van haar bijstandsuitkering betaalde. Omdat de man haar heeft laten uitschrijven is de bijstandsuitkering van de vrouw gestopt en sindsdien wordt er geen huur meer betaald. De man verblijft nu in de woning en laat de huurachterstand oplopen. De vrouw is beter dan de man in staat de huurlasten te betalen. Door de man dreigt de woning nu verloren te gaan.
De beoordeling
5.9
Het hof overweegt als volgt. In een situatie als deze, waarbij beide ex-echtgenoten om toedeling van het huurrecht verzoeken, dienen de belangen die partijen elk hebben bij het huurrecht van de woning tegen elkaar te worden afgewogen. Het hof stelt voorop dat beide partijen belang hebben bij het huurrecht van de echtelijke woning omdat zij beiden op dit moment niet beschikken over een andere zelfstandige woonruimte.
Het hof is na afweging van de betrokken belangen van oordeel dat aan het belang van de man bij het huurrecht van de woning meer gewicht moet worden toegekend dan aan het belang van de vrouw. Doorslaggevend is daarbij dat de vrouw, anders de man, mogelijkheden heeft om bij familie te verblijven zoals zij dat de afgelopen tijd ook heeft gedaan. Zo verblijft zij op dit moment bij haar dochter en dier echtgenoot, maar ook kan zij tijdelijk bij haar zussen verblijven. Hoewel het hof begrijpt dat dit verre van ideaal is, heeft de vrouw deze mogelijkheden wel terwijl voldoende is komen vast te staan dat de man die niet heeft. Als niet weersproken is gebleken dat de man de periode dat hij (ten onrechte) uit de woning is gezet noodgedwongen in een onverwarmde loods heeft moeten verblijven. Daar komt bij dat het hof de vrouw zelfredzamer acht dan de man. De vrouw heeft gedurende het huwelijk de financiën beheerd en beheerst de Nederlandse taal beter dan man. Het hof acht de vrouw dan ook beter in staat grip op haar leven te krijgen en de zaken te regelen die daarvoor nodig zijn. Aan de stelling van de vrouw dat de man niet in staat is de woonlasten te betalen omdat hij niet in staat is zijn financiën te beheren, zal het hof voorbij gaan. Gebleken is dat de man zich inmiddels tot de hulpverlening heeft gewend teneinde zijn financiën op orde te krijgen. Met deze hulp acht het hof de man in staat zijn inkomsten en uitgaven op een behoorlijke wijze te (laten) beheren en zodoende de huur van de woning te kunnen betalen. De stelling van de vrouw dat het niet zeker is of de man in Nederland mag blijven passeert het hof nu deze enkele stelling niet nader is onderbouwd. De door de vrouw gestelde gezondheidsklachten leiden tot slot niet tot een andere beslissing nu is gebleken dat beide partijen medische klachten hebben; om die reden kunnen deze niet van doorslaggevend belang zijn.
Zaaknummer 200.340.289/02
Het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad
5.1
De man heeft dit verzoek tijdens de zitting in hoger beroep ingetrokken. Nu de man dit verzoek heeft ingetrokken, zal hij niet-ontvankelijk worden verklaard in dit verzoek.
5.11
Dit leidt tot de navolgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
in zaaknummer: 200.340.289/01:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep met betrekking tot de echtscheiding;
vernietigt de beschikking waarvan beroep met betrekking tot het huurrecht van de echtelijke woning en opnieuw rechtdoende:
- bepaalt dat de man huurder zal zijn van de echtelijke woning aan het adres [A-straat] te [plaats A];
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van het huurrecht van de echtelijke woning;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte;
in zaaknummer: 200.340.289/02:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M.C. Louwinger-Rijk, M.T. Hoogland en E.W.K. Bosman, bijgestaan door mr. I. Rijs als griffier, en is op 20 augustus 2024 in het openbaar uitgesproken.