ECLI:NL:GHAMS:2024:2533

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
200.336.249/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en verduidelijking ouderschapsplan in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om de wijziging van de zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige] (12 jaar) tussen de ouders, [de moeder] en [de vader]. De moeder heeft in hoger beroep de afwijzing van haar verzoek door de rechtbank Amsterdam van 27 november 2023 aangevochten, waarin zij vroeg om de vader [minderjarige] om de week op vrijdag na de volleybaltraining bij haar op te laten halen en op zondag om 17.00 uur weer terug te brengen. De vader was het eens met de beslissing van de rechtbank, maar verzocht in incidenteel hoger beroep om wijziging van de vakantie- en feestdagenregeling. Het hof heeft de zaak op 20 augustus 2024 behandeld en heeft de zorgregeling in beperkte mate gewijzigd. Het hof oordeelde dat de minderjarige meer rust zal ervaren door op vrijdag uit school eerst naar de moeder te gaan en van daaruit naar de volleybaltraining. De bestaande afspraken in het ouderschapsplan met betrekking tot de vakantie- en feestdagenregeling blijven grotendeels leidend, maar het hof heeft verduidelijkingen aangebracht. De vader's verzoek om een compensatieregeling werd afgewezen, omdat dit niet in het belang van de minderjarige zou zijn. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de overige verzoeken zijn afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.336.249/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/739976 / FA RK 23-6429
Beschikking van de meervoudige kamer van 20 augustus 2024 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Kemmers te Hoorn,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. N. van der Storm te Amsterdam.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbende aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] (verder te noemen: [minderjarige] ).
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats C] ,
verder te noemen: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (verder te noemen: de zorgregeling) van [minderjarige] (12 jaar).
1.2
De rechtbank Amsterdam (verder te noemen: de rechtbank) heeft bij beschikking van 27 november 2023 het verzoek van de moeder om te bepalen dat de vader [minderjarige] om de week op vrijdag na de volleybaltraining bij de moeder zal ophalen en op zondag 17.00 uur weer bij de moeder zal terugbrengen, afgewezen.
De moeder is het daar niet mee eens. De vader is het wel eens met de beslissing van de rechtbank. Wel verzoekt de vader in hoger beroep de vakantie- en feestdagenregeling te wijzigen.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 21 december 2023 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 27 november 2023.
2.2
De vader heeft op 29 februari 2024 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De moeder heeft op 17 april 2024 een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Bij het hof zijn verder de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 17 mei 2024 met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de vader van 24 mei 2024 met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de moeder van 28 mei 2024 met bijlagen.
2.5
De voorzitter heeft voorafgaand aan de zitting, te weten op 4 juni 2024, met [minderjarige] gesproken. De voorzitter heeft de inhoud van dit gesprek ter zitting zakelijk weergeven.
2.6
De zitting heeft op 5 juni 2024 plaatsgevonden. Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door V.D. Aelbers.
De advocaten van partijen hebben beiden ter zitting een pleitnotitie overgelegd.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader (verder ook wel gezamenlijk te noemen: de ouders) zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 25 maart 2015 is tussen hen de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking is op 17 juni 2015 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
Tijdens het huwelijk van de ouders is [minderjarige] geboren [in] 2012 te [plaats C] .
De ouders oefenen het gezamenlijk gezag uit over [minderjarige] .
De hoofdverblijfplaats van [minderjarige] is bij de moeder bepaald.
3.3
De ouders zijn bij de echtscheiding een ouderschapsplan overeengekomen.
3.4
Bij de echtscheidingsbeschikking van 25 maart 2015 heeft de rechtbank een zorgregeling vastgesteld inhoudende dat de vader [minderjarige] eenmaal per veertien dagen van zaterdag 9.00 uur tot zondag 17.00 uur en iedere dinsdag van 9.00 uur tot woensdag naar de crèche bij zich heeft alsmede gedurende de vakantie waarbij de ouders totdat [minderjarige] naar school gaat beiden voor een periode van maximaal negen aaneengesloten dagen met [minderjarige] op vakantie kunnen gaan. Vanaf het moment dat [minderjarige] naar school gaat zal zij tijdens de vakanties en feestdagen/bijzondere dagen conform het ouderschapsplan bij de vader zijn. De vakanties, feest- en bijzondere dagen zijn in het ouderschapsplan – kort gezegd – bij helfte verdeeld.
3.5
Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 24 oktober 2018, voor zover van belang, is de in het ouderschapsplan (en de beschikking van 25 maart 2015) opgenomen zorgregeling gewijzigd in die zin dat [minderjarige] vanaf februari 2019 om de week van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de vader verblijft.
3.6
Bij de – in zoverre niet bestreden – beschikking van 27 november 2023 is het ouderschapsplan en de beschikking van de rechtbank van 25 maart 2015 als volgt aangevuld: als [minderjarige] op vrijdag of maandag vanwege een studiedag of andere redenen geen programma heeft op school, wordt zij op vrijdag om 9.30 uur door de moeder naar de vader gebracht en op maandag om 9.30 uur door de vader naar de moeder gebracht en is bepaald dat beide ouders, alsook nieuwe partners en halfbroers en halfzussen welkom zijn bij bijeenkomsten (zoals o.a. vieringen, sportevenementen, voorstellingen). Verder heeft de rechtbank een verdeling van de bijzondere dagen vastgesteld.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, het verzoek van de moeder om te bepalen dat de vader [minderjarige] om de week op vrijdag na de volleybaltraining bij de moeder zal ophalen en op zondag 17.00 uur weer bij de moeder zal terugbrengen, afgewezen.
In principaal hoger beroep
4.2
De moeder verzoekt de bestreden beschikking (in zoverre) te vernietigen en te bepalen dat de vader [minderjarige] om de week op vrijdag na de volleybaltraining bij de moeder zal ophalen en op zondag om 17.00 uur weer bij de moeder zal terugbrengen.
4.3
De vader verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in hoger beroep dan wel haar verzoek af te wijzen.
In incidenteel hoger beroep
4.4
De vader verzoekt om, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, te bepalen dat:
- [minderjarige] voortaan tijdens de zomervakantie bij de moeder is in week 4 t/m 6 en bij de vader in week 1 t/m 3 vanaf zondag 17.00 uur;
- [minderjarige] altijd in het eerste weekend na de zomervakantie bij de vader is, in het tweede weekend weer bij de moeder en in het derde weekend weer bij de vader, waarna de zorgregeling op deze wijze gecontinueerd wordt;
- [minderjarige] voortaan gedurende de kerstvakantie bij de vader is:
 in het eerste weekend vanuit school tot en met tweede kerstdag 09.30 uur;
 en van 2 januari 09.30 uur tot en met de laatste vrijdag van de vakantie 14.30 uur;
- [minderjarige] tijdens het eerste weekend van de schoolvakanties door de vader uit school wordt gehaald en bij hem is tot maandag 09.30 uur en tijdens het laatste weekend van de schoolvakanties altijd bij de moeder is vanaf vrijdag 14.30 uur;
- als een ouder de andere ouder verzoekt in te stemmen met een incidentele afwijking van de zorgregeling of regeling geldend voor de vakantie, feest- of bijzondere dagen, de eerstgenoemde ouder gehouden is de andere ouder tegelijkertijd een tijd-voor-tijd compensatie te doen.
4.5
De moeder verzoekt de verzoeken van de vader af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
De ouders oefenen samen het gezag uit over [minderjarige] . Op grond van artikel 1:253a, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, (…).
De standpunten van partijen
In principaal hoger beroep
5.2
De moeder stelt dat de rechtbank ten onrechte haar inleidende verzoek heeft afgewezen. [minderjarige] blijft volharden in haar wens om vrijdag na school eerst – met de fiets – naar huis te gaan om haar schoolspullen van die dag weg te brengen, haar spullen voor het weekend te pakken en zich klaar te maken voor de volleybaltraining. Ook vindt [minderjarige] het prettig om zondag weer naar huis te gaan om zich te kunnen voorbereiden op de nieuwe schoolweek en indien nodig nog wat huiswerk te maken.
5.3
De vader voert aan dat de beslissing van de rechtbank op juiste gronden berust. Het is van belang dat de weekendregeling om de twee weken in stand blijft en niet met een derde wordt verminderd. De huidige zorgregeling loopt al jaren prima. Het wijzigen van de zorgregeling zal leiden tot meer onrust dan de voortzetting hiervan. Tot op heden is ook niet gebleken dat de huidige zorgregeling te onrustig is voor [minderjarige] . De afgelopen maanden heeft [minderjarige] laten zien dat de middelbare school in combinatie met de zorgregeling haar goed afgaat.
In incidenteel hoger beroep
5.4
De vader stelt dat zijn zelfstandige verzoek in eerste aanleg ten aanzien van de wijziging van de vakantie- en feestdagen en de tijd-voor-tijd compensatie alsnog moet te worden toegewezen. Er is sprake van gewijzigde omstandigheden die maken dat de vakantie- en feestdagenregeling moet worden gewijzigd. De huidige vakantie- en feestdagenregeling, zoals neergelegd in het ouderschapsplan, is overeengekomen in 2013 en sindsdien is veel veranderd. De vakantieregeling heeft de afgelopen jaren voor veel onduidelijkheid en discussies gezorgd en daarom is het van belang dat hierover duidelijkheid ontstaat.
5.5
De moeder voert aan dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een wijziging van omstandigheden. In de huidige vakantieregeling zijn de vakanties exact bij helfte verdeeld. Bij toewijzing van de verzoeken van de vader zal er een disbalans in de verdeling ontstaan waarbij [minderjarige] meer tijd doorbrengt bij de vader dan bij de moeder. Verder vindt [minderjarige] de huidige regeling prettig en wil zij hierin geen verandering.
Het advies van de raad
5.6
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd om de zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader van vrijdag tot maandag te laten voortduren. Wel kan de raad volgen dat het voor [minderjarige] fijn is om op vrijdagmiddag vanuit school eerst terug te fietsen naar de moeder zodat zij van daaruit haar spullen kan pakken en naar de volleybaltraining kan gaan. Ten aanzien van de vakantie- en feestdagenregeling is het van belang dat duidelijk wordt opgenomen op welke dag de vakantie begint en eindigt zodat [minderjarige] weet waar ze aan toe is en hiermee rekening kan houden. Een dergelijke verduidelijking zal er ook toe leiden dat de ouders beter in staat zijn te communiceren over de vakanties.
De beoordeling door het hof
(I)
De zorgregeling
5.7
In het gesprek met [minderjarige] is naar voren gekomen dat zij het fijn heeft bij beide ouders en dat zij het belangrijk vindt om beide ouders te blijven zien. De wens om de zorgregeling te wijzigen heeft dan ook niet te maken met het feit dat ze het niet fijn vindt bij de vader. [minderjarige] heeft over de huidige zorgregeling gezegd dat zij deze te onrustig vindt en dat zij daarom liever op vrijdag uit school eerst teruggaat naar de moeder om zich daar te kunnen voorbereiden op het weekend bij de vader. Ook zou [minderjarige] het fijn vinden om op zondagavond weer terug te gaan naar de moeder, zodat zij zich kan voorbereiden op de nieuwe schoolweek.
5.8
Het hof onderschrijft het door de raad geschetste belang van de tijd die [minderjarige] en de vader met elkaar doorbrengen in het weekend. [minderjarige] is twaalf jaar oud en voor haar identiteitsontwikkeling is de vader-dochterband van betekenis. Het hof begrijpt, zoals de vader stelt, dat de zondagavond zorgt voor een een-op-een moment tussen [minderjarige] en de vader. Ook zorgt de zondagavond ervoor dat de vader betrokken blijft bij [minderjarige] schoolleven en dat de opvoedrol van de vader voldoende substantieel kan blijven. Niet is gebleken dat de overnachting van zondag op maandag leidt tot zodanige onrust bij [minderjarige] dat de hiervoor beschreven belangen daarvoor moeten wijken en dat een wijziging van de zorgregeling op dit punt noodzakelijk is. Dat maakt ook dat het hof [minderjarige] niet (geheel) volgt in de door haar in het gesprek met de voorzitter geuite voorkeur. Uit de recente cijferlijsten blijkt bovendien dat het goed gaat met [minderjarige] op school. Gelet op het voorgaande zal het hof het inleidende verzoek van de moeder op dit punt afwijzen.
5.9
Het hof ziet wel aanleiding om de zorgregeling te wijzigen in die zin dat [minderjarige] op vrijdag uit school eerst teruggaat naar de moeder en van daaruit naar de volleybaltraining gaat. Ter zitting is duidelijk geworden dat het de afgelopen periode al een aantal keren is voorgekomen dat [minderjarige] op vrijdag uit school eerst is teruggefietst naar de moeder. Dit beviel erg goed voor [minderjarige] . Het moge zo zijn dat de wijziging van de zorgregeling een inperking inhoudt van de tijd die [minderjarige] en de vader samen kunnen spenderen, maar het gaat om een minimale inperking en [minderjarige] zal veel rust ervaren van deze (relatief kleine) wijziging. Gelet op het voorgaande zal het hof het verzoek van de moeder op dit punt toewijzen.
(II)
De vakantie- en feestdagenregeling
5.1
Aan het hof ligt tevens de vraag voor of de huidige vakantie- en feestdagenregeling moet worden gewijzigd. Het hof is van oordeel dat de afspraken in het ouderschapsplan ten aanzien van de vakantie- en feestdagenregeling in grote lijnen leidend moeten blijven omdat het hof deze regeling passend vindt en van oordeel is dat de ouders in staat zijn om in onderling overleg de precieze invulling hiervan te regelen. Wel ziet het hof aanleiding om op bepaalde punten in het ouderschapsplan verduidelijking aan te brengen, zoals verzocht door de vader. Het hof overweegt daarover het volgende.
De zomervakantie en de weekenden na de zomervakantie
5.11
De vader stelt dat [minderjarige] oud genoeg is om in de zomervakantie drie weken aaneengesloten bij één ouder te verblijven. Het jaarlijks vastzetten van de weken geeft rust, duidelijkheid en continuïteit volgens de vader. De moeder vindt het belangrijk dat wordt aangesloten bij de behoefte van [minderjarige] . [minderjarige] heeft zelf aangegeven dat zij drie aaneengesloten weken bij de vader te lang vindt. Mocht [minderjarige] in de (nabije) toekomst aangeven dat zij tijdens de zomervakantie drie aaneengesloten weken bij elk van de ouders wil zijn dan spreekt het voor zich dat de zomervakantie op die manier tussen ouders wordt verdeeld, aldus de moeder.
5.12
In het ouderschapsplan zijn de ouders overeengekomen dat de zomervakantie bij helfte wordt verdeeld. Het hof is van oordeel dat de huidige zomervakantieregeling nog steeds passend is en dat de ouders in staat (moeten) zijn om in onderling overleg de precieze invulling hiervan te regelen. Hierbij benadrukt het hof de behoefte van [minderjarige] om op dit moment gedurende maximaal twee aaneengesloten weken bij de vader te verblijven in de zomervakantie. Ter zitting heeft de vader naar voren gebracht dat hij het vooral belangrijk vindt dat de zomervakantie bij helfte wordt verdeeld en dat hij voor het overige een flexibele houding heeft ten aanzien van de invulling van de zomervakantie, mede gelet op de behoefte van [minderjarige] .
5.13
Gelet op het voorgaande zal het hof het verzoek van de vader afwijzen voor zover dit ziet op wijziging van de zomervakantieregeling. Omdat het hof geen vaste verdeling van de zomervakantie vastlegt, zal het hof het verzoek van de vader over het vastleggen van de weekendregeling na de zomervakantie ook afwijzen. De basis weekendregeling is leidend.
De kerstvakantie
5.14
De vader verzoekt vast te leggen gedurende welke dagen [minderjarige] bij de ouders verblijft in de kerstvakantie. Het hof acht het in het belang van [minderjarige] dat zij de mogelijkheid behoudt om kerst met beide ouders te vieren en dat zij evenveel tijd met beide ouders spendeert in de kerstvakantie. Het hof ziet echter onvoldoende aanleiding om van de gemaakte afspraken in het ouderschapsplan af te wijken. Tot op heden zijn de ouders goed in staat gebleken om in onderling overleg afspraken te maken over de invulling van de kerstvakantie en de feestdagen en ging dit ook naar wens van [minderjarige] . Hetgeen de vader aanvoert over de lange vakantie naar Kenia waardoor hij [minderjarige] een aantal weken niet heeft gezien, doet daaraan niet af. Het gaat hier om een incidentele vakantie. Gelet op het voorgaande zal het hof het verzoek van de vader ten aanzien van de kerstvakantieregeling afwijzen.
Begin- en eindtijd vakanties
5.15
De vader verzoekt een begin- en eindtijd te bepalen voor de vakanties omdat hierover tussen de ouders discussie bestaat. De vakantieregeling loopt hierdoor minder goed, aldus de vader. De vader verzoekt te bepalen dat [minderjarige] het eerste weekend van de vakantie door de vader uit school wordt gehaald en bij hem is tot maandag 09.30 uur en dat [minderjarige] tijdens het laatste weekend van de vakantie bij de moeder is vanaf vrijdag 14.30 uur. De moeder is van mening dat de vakanties moeten beginnen op een zaterdag en moeten eindigen op een zaterdag. In het reguliere weekend van de vader verblijft [minderjarige] van vrijdag uit school tot zaterdagochtend bij de vader en zal zij op zaterdagochtend naar de moeder gaan voor de vakantie, aldus de moeder.
5.16
Het hof is, net als de vader, van oordeel dat het wenselijk is om een verduidelijking aan te brengen in het ouderschapsplan door een begin- en eindtijd te bepalen voor de vakanties. Het hof zal aansluiten bij de begintijd van de officiële schoolvakanties, inhoudende dat de vakanties lopen vanaf zaterdag.
(III)
De compensatieregeling
5.17
Het hof ziet geen grond voor een compensatieregeling, zoals verzocht door de vader. [minderjarige] heeft behoefte aan regelmaat en structuur. De door de vader verzochte compensatieregeling zorgt voor een doorbreking daarvan en is daarmee naar het oordeel van het hof niet in het belang van [minderjarige] . Dit neemt niet weg dat extra contactmomenten uiteraard wel mogelijk zijn indien de ouders daarover in onderling overleg overeenstemming kunnen bereiken.

6.Beslissing

Het hof, in principaal en incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij het verzoek van de moeder om te bepalen dat de vader [minderjarige] om de week op vrijdag na de volleybaltraining zal ophalen en haar op zondag 17.00 uur weer bij de moeder zal terugbrengen, geheel is afgewezen, en in zoverre opnieuw rechtdoende;
bepaalt, met wijziging van het ouderschapsplan en de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 24 oktober 2018 in zoverre dat [minderjarige] bij de vader verblijft van vrijdag na de volleybaltraining tot maandag naar school;
bepaalt in aanvulling op de in het ouderschapsplan tussen ouders overeengekomen vakantieregeling dat de vakanties telkens aanvangen op zaterdagochtend en ook eindigen op zaterdagochtend;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderwerpen, voor het overige;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk, mr. A.N. van de Beek en mr. M.E. Burger, in tegenwoordigheid van mr. M. Hermans als griffier en is op 20 augustus 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.