ECLI:NL:GHAMS:2024:2531

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
200.328.047/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en omgangsregeling van minderjarige met ouders

In deze zaak gaat het om het gezag en de omgangsregeling van de minderjarige [minderjarige], geboren in 2020, tussen de ouders, de vader en de moeder. De rechtbank Noord-Holland had eerder een omgangsregeling en informatieregeling vastgesteld, maar de vader was het niet eens met de afwijzing van zijn verzoek om gezamenlijk gezag. De vader ging in hoger beroep op 7 juni 2023. Tijdens de zitting op 5 juni 2024 werd de vader bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. du Bois, en de moeder door haar advocaat, mr. M.H. Aalmoes. De Raad voor de Kinderbescherming was ook betrokken in de procedure. Het hof oordeelde dat er onvoldoende basis was voor samenwerking tussen de ouders, wat een gezamenlijk gezag in de weg staat. De communicatie tussen de ouders was moeizaam, en het hof achtte het risico op klem- en verloren raken van de minderjarige aanzienlijk. De omgangsregeling werd niet uitgebreid, en de verzoeken van de vader om de informatieregeling te wijzigen en een dwangsom op te leggen werden afgewezen. De ouders bereikten overeenstemming over de verdeling van de zomervakantie, die door het hof werd vastgelegd. De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, met enkele aanvullingen op de informatieregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.328.047/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/334367 / FA RK 22-5643
Beschikking van de meervoudige kamer van 20 augustus 2024 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J. du Bois te Amsterdam,
en
[de moeder] ,
wonende op een bij het hof bekend adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.H. Aalmoes te Amsterdam.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbende aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] (verder te noemen: [minderjarige] ).
Het hof heeft als informant aangemerkt:
- [X] -zorg (verder te noemen: [X] ).
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
verder te noemen: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over het gezag over [minderjarige] (4 jaar) en de omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader.
1.2
De rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (verder te noemen: de rechtbank) heeft bij beschikking van 9 maart 2023 een omgangsregeling en een informatieregeling vastgesteld. De vader vindt hetgeen de rechtbank heeft beslist te beperkt en is het niet eens met de afwijzing van zijn verzoek om de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten. De moeder is het wel eens met de beslissing van de rechtbank.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 7 juni 2023 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 9 maart 2023.
2.2
De moeder heeft op 31 juli 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft daarnaast een bericht van de zijde van de vader ontvangen van 24 mei 2024 met bijlagen.
2.4
De zitting heeft op 5 juni 2024 plaatsgevonden. Ter zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door V.D. Aelbers;
- [X] -zorg, vertegenwoordigd door [Y] .
Mr. du Bois heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd.

3.De feiten

3.1
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader (verder ook wel gezamenlijk te noemen: de ouders) is [minderjarige] geboren [in] 2020.
De moeder oefent alleen het gezag uit over [minderjarige] . De vader heeft [minderjarige] , na daartoe bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 10 november 2021 vervangende toestemming te hebben gekregen, erkend.
3.2
De rechtbank Amsterdam heeft de ouders bij beschikking van 21 januari 2021 verwezen naar het traject Ouderschap Blijft bij Altra om te komen tot een betere onderlinge communicatie als ouders van [minderjarige] .
3.3
Tijdens de zitting van 25 juli 2022 van het door de vader aanhangig gemaakte kort geding zijn partijen de volgende omgangsregeling overeengekomen inhoudende dat de vader, na opbouw, omgang heeft met [minderjarige] :
- de even weken op zaterdag van 9 .00 uur tot 19.00 uur;
- de oneven weken van vrijdag uit voorschool tot zondag 17.30 uur, waarbij de overdracht steeds plaatsvindt bij de [Z] , met uitzondering van de vrijdagen zodra [minderjarige] naar de voorschool gaat.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is, naar aanleiding van het verzoek van de vader, een omgangsregeling vastgesteld die als volgt luidt:
- [minderjarige] verblijft bij de vader in de even weken op zaterdag van 9.00 uur tot 19.00 uur en in de oneven weken vanaf vrijdag uit voorschool tot zondag 17.30 uur, waarbij de overdracht steeds plaatsvindt bij de [Z] ;
- stelt de informatieregeling als volgt vast: de moeder informeert de vader één keer per maand per email over: de gezondheid (waaronder begrepen informatie van het consultatiebureau) en paramedische consulten, (voor)schoolse resultaten, de (sport)clubs en ander buitenschoolse activiteiten en van gewichtige aangelegenheden [minderjarige] aangaande.
Voor zover de verzoeken van de vader verder strekten zijn deze afgewezen.
4.2
De vader verzoekt – na wijziging en verduidelijking ter zitting – de bestreden beschikking (in zoverre) te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat:
- de vader mede wordt belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] ;
- de omgangsregeling wordt uitgebreid van twee naar drie weekenden per maand;
- de overdracht van [minderjarige] plaatsvindt (dicht)bij het huis van de moeder;
- [minderjarige] zijn verjaardag tot 14.00 uur bij de vader viert;
- [minderjarige] bij de vader verblijft op de verjaardag van de grootmoeder vaderszijde;
- de vakanties bij helfte worden verdeeld;
- de moeder wordt veroordeeld haar adresgegevens, de gegevens van de huisarts, de school, het consultatiebureau, de logopedie en alle andere bij [minderjarige] betrokken instanties aan de vader te geven, alsmede zijn BSN-nummer en het pasje en de gegevens van de ziektekostenverzekering van [minderjarige] ;
- de moeder wordt veroordeeld om binnen 24 uur na betekening van de beschikking de inhoud daarvan stipt na te komen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag of gedeelte daarvan dat zij verzuimt daaraan te voldoen.
4.3
De moeder verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en de vader in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, danwel het hoger beroep ongegrond te verklaren, of af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.2
Op grond van artikel 1:253c, eerste lid, BW kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De standpunten van de ouders
5.3
De vader stelt – kort samengevat – dat zijn inleidende verzoeken alsnog toegewezen moeten worden. De rechtbank is ten onrechte voorbijgegaan aan zijn verzoek om samen met de moeder met het gezag over [minderjarige] te worden belast. Ook dient de omgangsregeling uitgebreid te worden en dient een dwangsom opgelegd te worden omdat de moeder de omgangsregeling structureel niet nakomt. Verder is het passend dat [minderjarige] in de vakanties bij de vader verblijft. Tot slot is uitbreiding van de informatieregeling noodzakelijk. De vader heeft daartoe een aantal argumenten aangedragen, waarop het hof hierna, voor zover nodig, zal ingaan.
5.4
De moeder voert – kort samengevat – aan dat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd. De rechtbank heeft terecht besloten om de verzoeken van de vader af te wijzen, althans beperkt toe te wijzen. Ook op hetgeen de moeder aanvoert, zal het hof hierna waar nodig ingaan.
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep als volgt geadviseerd. Ten aanzien van het gezag heeft de raad zich onthouden van een advies. Wel heeft de raad naar voren gebracht dat het belangrijk is dat de ouders zich inzetten om met elkaar te overleggen, elkaar te horen en elkaar proberen te begrijpen. Zolang dit nog niet aan de orde is, bestaat het risico op misverstanden en conflicten. De raad adviseert om de omgangsregeling ongewijzigd te laten. Gezien de leeftijd van [minderjarige] is het belangrijk dat hij een zelfstandig beeld kan vormen van beide ouders. Hiervoor is het noodzakelijk dat hij voldoende tijd doorbrengt bij beide ouders zodat hij van beide ouders zorgtaken en bepaalde rituelen ervaart. Een uitbreiding van de omgangsregeling waardoor [minderjarige] drie weekenden bij de vader verblijft en slechts één weekend bij de moeder, is volgens de raad niet in het belang van [minderjarige] op deze leeftijd. Een uitbreiding van de zorgregeling op doordeweekse dagen is niet aan de orde omdat de afstand tussen de ouders op dit moment te groot is. Over de informatieregeling heeft de raad tot slot naar voren gebracht dat moet worden nagegaan welke informatie zich verhoudt tot de persoon van [minderjarige] . Als de moeder alleen het gezag over [minderjarige] blijft uitoefenen, is zij immers aanspreekpunt en de eerstverantwoordelijke voor [minderjarige] . Dit maakt dat de moeder op de hoogte moet zijn van alle nodige informatie om gezagsbeslissingen te kunnen nemen.
De beoordeling door het hof
(I)
Het gezag
5.6
Het hof dient allereerst te beslissen op het verzoek van de vader om samen met de moeder met het gezag over [minderjarige] te worden belast. Het hof is van oordeel dat afwijzing van dat verzoek in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is. Hiertoe overweegt het hof als volgt.
5.7
Voorop staat dat gezamenlijk gezag het uitgangspunt is van de wetgever. Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening waarbij zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans ten minste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond hun kind kunnen voordoen. Ondanks dat het de ouders lukt om redelijk te communiceren tijdens de omgangsmomenten, is de afgelopen jaren gebleken dat de ouders onvoldoende in staat zijn om met elkaar te communiceren zonder in een strijd te belanden. De ouders zijn begin 2021 door de rechtbank doorverwezen naar het traject Ouderschap Blijft bij Altra om tot een betere onderlinge communicatie te komen als ouders van [minderjarige] . Dit traject is vervolgens niet van de grond gekomen. Op dit moment is [X] betrokken bij de ouders, maar tot op heden heeft ook de begeleiding vanuit [X] nog niet tot voldoende verbetering in de onderlinge communicatie geleid.
5.8
Gelet op de moeizame communicatie tussen de ouders betreffende de opvoeding van [minderjarige] , is het hof van oordeel dat er op dit moment onvoldoende basis is voor samenwerking en daarmee ook onvoldoende basis voor de uitoefening van het gezamenlijk gezag. Het hof acht het risico aanzienlijk dat [minderjarige] in geval van gezamenlijk gezag klem of verloren raakt tussen de ouders, omdat het de ouders niet lukt gezamenlijk in het belang van [minderjarige] beslissingen te nemen. Aannemelijk is dat gezamenlijk gezag op dit moment zal verworden tot een ‘krachtmeting’ tussen partijen, en de (onderlinge) verhoudingen (verder) zal doen verslechteren. Bij zijn oordeel betrekt het hof dat verschillende ingezette hulpverleningstrajecten er (nog) niet toe hebben geleid dat partijen als ouders van [minderjarige] op een voldoende niveau met elkaar kunnen overleggen.
5.9
Gelet op het voorgaande zal het hof het verzoek van de vader op dit punt afwijzen. Dit neemt niet weg dat het van belang is dat de ouders blijven meewerken aan het hulpverleningstraject bij [X] – waartoe zij zich ter zitting bereid hebben verklaard – om zo een vorm van samenwerking tot stand te brengen die kan bijdragen aan de noodzakelijke onderlinge communicatie.
(II)
De omgangsregeling
5.1
Op dit moment heeft [minderjarige] iedere week omgang met de vader. [minderjarige] verblijft in de even weken op zaterdag van 9.00 tot 19.00 uur bij de vader en in de oneven weken van vrijdag uit voorschool tot zondag 17.30 uur. Aan het hof ligt de vraag voor of de huidige omgangsregeling gewijzigd dient te worden, zoals verzocht door de vader. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
5.11
Het hof is met de raad van oordeel dat een uitbreiding van de omgangsregeling op dit moment, gezien zijn jonge leeftijd, niet in het belang van [minderjarige] is. Regelmatig contact tussen [minderjarige] en de vader is belangrijk, maar tegelijkertijd dient de moeder ook de mogelijkheid te behouden om in het weekend voldoende contact te hebben met [minderjarige] . Een uitbreiding van de omgangsregeling waarbij [minderjarige] drie weekenden per maand bij de vader verblijft en slechts één weekend bij de moeder, zal ertoe leiden dat de moeder onvoldoende vrije tijd kan doorbrengen met [minderjarige] . Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen.
5.12
De overdracht vindt op dit moment plaats bij de [Z] . De vader verzoekt de plaats van overdracht te wijzigen in die zin dat hij [minderjarige] bij de moeder thuis of in de buurt ophaalt en weer terugbrengt. Volgens de vader is deze wijziging in het belang van [minderjarige] omdat hij in dat geval niet zo lang hoeft te reizen voor de overdracht. Het hof ziet op dit moment geen aanleiding om de plaats van overdracht te wijzigen, zoals verzocht door de vader. Niet gebleken is dat [minderjarige] op dit moment zodanig nadeel ondervindt dat een wijziging noodzakelijk is. Bovendien heeft de moeder ter zitting naar voren gebracht dat [minderjarige] het leuk vindt om met de bus naar de [Z] toe te gaan en daar te zijn.
(III)
De informatieregeling
5.13
Het feit dat de vader niet met het gezag over [minderjarige] wordt belast, neemt niet weg dat de moeder nog steeds verplicht is en blijft om informatie te verschaffen aan de vader. De rechtbank heeft bij de bestreden beschikking een informatieregeling vastgesteld waarbij de moeder de vader één keer per maand per e-mail dient te informeren over:
- de gezondheid (waaronder begrepen informatie van het consultatiebureau) en paramedische consulten;
- ( voor)schoolse resultaten;
- de (sport)clubs en ander buitenschoolse activiteiten;
- en van gewichtige aangelegenheden [minderjarige] aangaande.
De vader verzoekt de huidige informatieregeling uit te breiden zodat hij ook de adresgegevens van [minderjarige] , de gegevens van de huisarts, de school, het consultatiebureau, de logopedie en alle andere bij [minderjarige] betrokken instanties ontvangt, alsmede het BSN-nummer en het pasje en de gegevens van de ziektekostenverzekering van [minderjarige] .
5.14
Het hof is het met de raad eens dat een onderscheid kan worden gemaakt tussen de gegevens die samenhangen met de persoon van [minderjarige] en gegevens die nodig zijn voor het nemen van gezagsbeslissingen. Het hof acht het van belang dat de vader de gegevens ontvangt die samenhangen met de persoon van [minderjarige] , wat inhoudt dat de vader ook de gegevens van de ziektekostenverzekering zou moeten ontvangen. Het is daarentegen niet noodzakelijk dat de vader het pasje van de ziektekostenverzekering en de andere door hem verzochte gegevens ontvangt die nodig zijn voor de gezagsuitoefening. De vader oefent immers niet het gezag uit over [minderjarige] .
5.15
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover de rechtbank een informatieregeling heeft vastgesteld en zal hieraan toevoegen dat de moeder de vader de gegevens van de ziektekostenverzekering van [minderjarige] doet toekomen. Het hof wijst het verzoek van de vader voor het overige af.
(IV)
Dwangsom
5.16
Het hof ziet onvoldoende grond om een dwangsom op te leggen, zoals verzocht door de vader. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat de moeder de omgangsregeling niet zal nakomen en omgang tussen [minderjarige] en de vader zal tegenhouden. Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking ook op dit punt bekrachtigen.
(V)
De vakantie- en feestdagenregeling
De zomervakantie
5.17
Ter zitting in hoger beroep hebben de ouders overeenstemming bereikt over de verdeling van de zomervakantie. Zij zijn de volgende verdeling overeengekomen:
- [minderjarige] verblijft in week 1 (19 juli t/m 26 juli 2024) bij de moeder;
- [minderjarige] verblijft in week 2 en 3 (26 juli t/m 9 augustus 2024) bij de vader;
- [minderjarige] verblijft in week 4 (9 augustus t/m 16 augustus 2024) bij de moeder;
- [minderjarige] verblijft in week 5 (16 augustus t/m 23 augustus 2024) bij de vader;
- [minderjarige] verblijft in week 6 (23 augustus t/m 30 augustus 2024) bij de moeder.
5.18
Het hof zal de verdeling van de zomervakantie, die in het belang van [minderjarige] wordt geacht, in deze beschikking vastleggen.
De overige schoolvakanties
5.19
Ten aanzien van de overige schoolvakanties zal het hof bepalen dat de vakanties bij helfte worden verdeeld, waarbij de ouders in onderling overleg kunnen bepalen hoe deze verdeling eruit komt te zien.
De verjaardagen
5.2
Ten aanzien van de viering van de verjaardag van [minderjarige] en de verjaardag van de oma vaderszijde overweegt het hof als volgt. Het hof acht het niet haalbaar en daarmee niet in het belang van [minderjarige] dat [minderjarige] ieder jaar op zijn eigen verjaardag bij beide ouders verblijft. Ook ten aanzien van de verjaardag van de oma vaderszijde is het hof van oordeel dat het niet haalbaar is om die ieder jaar samen met de familie van de vader te kunnen vieren. Het is, mede gelet op zijn jonge leeftijd, van belang dat de ouders structuur en regelmaat bieden aan [minderjarige] . Het vieren van een verjaardag met de ene ouder, terwijl [minderjarige] volgens de omgangsregeling bij de andere ouder verblijft zal tot te veel onrust leiden en draagt hiermee niet bij aan het bieden van de benodigde structuur en regelmaat.
5.21
Gelet op het voorgaande zal het hof het verzoek van de vader op dit punt afwijzen. Wel is het hof van oordeel dat [minderjarige] de mogelijkheid moet hebben om op zijn verjaardag telefonisch (of via een ander sociaal medium) contact te hebben met de ouder bij wie hij op dat moment niet verblijft zodat die hem kan feliciteren. Hetzelfde geldt voor de verjaardag van de oma vaderszijde. Ook dan moet [minderjarige] de mogelijkheid hebben om de oma vaderszijde te kunnen feliciteren.
5.22
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
bepaalt in aanvulling op de door de rechtbank vastgestelde informatieregeling dat de moeder de vader de gegevens van de ziektekostenverzekering van [minderjarige] doet toekomen;
stelt in aanvulling op de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling, overeenkomstig hetgeen partijen ter zitting zijn overeengekomen, de volgende verdeling van de zomervakantie in 2024 vast:
- [minderjarige] verblijft in week 1 (19 juli t/m 26 juli 2024) bij de moeder;
- [minderjarige] verblijft in week 2 en 3 (26 juli t/m 9 augustus 2024) bij de vader;
- [minderjarige] verblijft in week 4 (9 augustus t/m 16 augustus 2024) bij de moeder;
- [minderjarige] verblijft in week 5 (16 augustus t/m 23 augustus 2024) bij de vader;
- [minderjarige] verblijft in week 6 (23 augustus t/m 30 augustus 2024) bij de moeder;
bepaalt dat de overige schoolvakanties in onderling overleg bij helfte worden verdeeld;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk, mr. A.N. van de Beek, mr. M.E. Burger in tegenwoordigheid van mr. M. Hermans als griffier en is op 20 augustus 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.