In deze zaak gaat het om het gezag en de omgangsregeling van de minderjarige [minderjarige], geboren in 2020, tussen de ouders, de vader en de moeder. De rechtbank Noord-Holland had eerder een omgangsregeling en informatieregeling vastgesteld, maar de vader was het niet eens met de afwijzing van zijn verzoek om gezamenlijk gezag. De vader ging in hoger beroep op 7 juni 2023. Tijdens de zitting op 5 juni 2024 werd de vader bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. du Bois, en de moeder door haar advocaat, mr. M.H. Aalmoes. De Raad voor de Kinderbescherming was ook betrokken in de procedure. Het hof oordeelde dat er onvoldoende basis was voor samenwerking tussen de ouders, wat een gezamenlijk gezag in de weg staat. De communicatie tussen de ouders was moeizaam, en het hof achtte het risico op klem- en verloren raken van de minderjarige aanzienlijk. De omgangsregeling werd niet uitgebreid, en de verzoeken van de vader om de informatieregeling te wijzigen en een dwangsom op te leggen werden afgewezen. De ouders bereikten overeenstemming over de verdeling van de zomervakantie, die door het hof werd vastgelegd. De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, met enkele aanvullingen op de informatieregeling.