ECLI:NL:GHAMS:2024:2523
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bepaling kinderalimentatie en draagkracht van de vader in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie voor de minderjarige [minderjarige 1]. De vader, verzoeker in hoger beroep, had eerder in de procedure bij de rechtbank een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van € 873,- per maand opgelegd gekregen. De vader is in hoger beroep gekomen van deze beschikking, omdat hij stelt dat hij geen draagkracht heeft om deze alimentatie te betalen. Hij ontvangt een uitkering van € 552,48 per maand en heeft geen vaste woonplek. De moeder, verweerster in hoger beroep, betwist de financiële situatie van de vader en stelt dat hij samenwoont met zijn partner.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 mei 2024 heeft het hof de argumenten van beide partijen gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de vader een uitkering ontvangt krachtens de Participatiewet, maar dat er aanzienlijke bedragen van zijn uitkering worden ingehouden. Gezien de financiële situatie van de vader heeft het hof besloten om geen kinderalimentatie vast te stellen voor de periode van 12 juli 2022 tot heden. De vader heeft echter aangeboden om een kinderalimentatie van € 100,- per maand te betalen, wat het hof heeft geaccepteerd, aangezien dit bedrag binnen zijn draagkracht ligt.
De beslissing van het hof houdt in dat de vader vanaf heden € 100,- per maand aan de moeder moet betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1]. De eerdere beschikking van de rechtbank is vernietigd, en het hof heeft geoordeeld dat de stellingen van partijen over de behoefte van [minderjarige 1] geen bespreking behoeven, gezien de uitkomst van de zaak. De beschikking is openbaar uitgesproken door de voorzitter op 13 augustus 2024.