ECLI:NL:GHAMS:2024:2512

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
23-000244-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake vernieling van twee auto’s en een iPhone met oplegging van taakstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 25 januari 2024 werd gewezen. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van twee auto’s en een iPhone, gepleegd op 20 april 2023 te Amsterdam. Het hof heeft de bewezenverklaring van de vernielingen bevestigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van vijftig uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van vijfentwintig dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast heeft het hof de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen. De eerste benadeelde partij heeft recht op een schadevergoeding van € 4.740,80, terwijl de tweede benadeelde partij recht heeft op € 5.388,42. Beide bedragen zijn vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vernielingen. Het hof heeft ook de duur van de gijzeling bepaald op maximaal 57 dagen voor de eerste benadeelde partij en 61 dagen voor de tweede benadeelde partij. De aanvangsdatum van de wettelijke rente is vastgesteld op 20 april 2023. Het hof heeft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers niet opgeheven, zelfs niet bij toepassing van gijzeling. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer eerste aanleg : 13-331396-23
parketnummer hoger beroep : 23-000244-24
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam, enkelvoudige strafkamer, van 22 augustus 2024 gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 januari 2024 in de zaak tegen de verdachte:
naam:
[verdachte]
voornamen:
geboren: op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats]
adres: [adres].

Kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken,
gepleegd op 20 april 2023 te Amsterdam.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.740,80 (vierduizend zevenhonderdveertig euro en tachtig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], ter zake van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.740,80 (vierduizend zevenhonderdveertig euro en tachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 57 (zevenenvijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 20 april 2023.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.388,42 (vijfduizend driehonderdachtentachtig euro en tweeënveertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.388,42 (vijfduizend driehonderdachtentachtig euro en tweeënveertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 61 (eenenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 20 april 2023.
Gewezen door mr. R.P. den Otter, in bijzijn van mr. S.K. van Eck, griffier.
mr. R.P. den Otter