In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 25 januari 2024 werd gewezen. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van twee auto’s en een iPhone, gepleegd op 20 april 2023 te Amsterdam. Het hof heeft de bewezenverklaring van de vernielingen bevestigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van vijftig uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van vijfentwintig dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast heeft het hof de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen. De eerste benadeelde partij heeft recht op een schadevergoeding van € 4.740,80, terwijl de tweede benadeelde partij recht heeft op € 5.388,42. Beide bedragen zijn vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vernielingen. Het hof heeft ook de duur van de gijzeling bepaald op maximaal 57 dagen voor de eerste benadeelde partij en 61 dagen voor de tweede benadeelde partij. De aanvangsdatum van de wettelijke rente is vastgesteld op 20 april 2023. Het hof heeft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers niet opgeheven, zelfs niet bij toepassing van gijzeling. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van schadevergoeding aan de slachtoffers.