ECLI:NL:GHAMS:2024:2504

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
23-003307-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor verduistering en valse aangifte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling voor verduistering en het doen van valse aangifte. De verdachte, geboren in 1985, had een auto gehuurd bij een verhuurbedrijf in Duitsland en heeft deze auto niet teruggebracht, maar zich wederrechtelijk toegeëigend. De feiten vonden plaats tussen 16 juni 2015 en 25 juni 2015. De verdachte deed op 3 juli 2015 aangifte van diefstal van de huurauto, wetende dat deze niet was gestolen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de huurauto heeft verduisterd en dat de aangifte vals was. De advocaat-generaal had gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de raadsman pleitte voor vrijspraak wegens onvoldoende bewijs. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van beide feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en de auto werd verbeurd verklaard. Daarnaast werd de benadeelde partij, het verhuurbedrijf, toegewezen in hun vordering tot schadevergoeding van € 15.000,- voor materiële schade, terwijl een hoger bedrag niet-ontvankelijk werd verklaard. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden, en heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003307-19
datum uitspraak: 21 februari 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 augustus 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-189386-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 februari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 16 juni 2015 tot en met 25 juni 2015 te Norderstedt, Duitsland en/of te Diemen, in elk geval in Nederland, opzettelijk een personenauto (merk Seat, type Leon Cupra, voorzien van kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
zij op of omstreeks 3 juli 2015 te Diemen, in elk geval in Nederland, aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar via internet opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van straatroof en/of diefstal.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter ten aanzien van de bewezenverklaring en de straf.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat het door de verdachte geschetste alternatieve scenario niet wordt ondersteund door objectief bewijs, waardoor dit scenario niet aannemelijk is geworden.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten omdat er onvoldoende redengevend, wettig en overtuigend bewijs is.
Het hof oordeelt als volgt.
Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen staan de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 9 juni 2015 heeft de verdachte een auto gehuurd bij [benadeelde] in Duitsland, te weten een Seat type Leon Cupra. Deze diende zij op 16 juni 2015 om 17:00 uur in Duitsland terug te brengen. Op 16 juni 2015 rond 15:30 uur heeft de verdachte naar [benadeelde] gebeld en verteld dat de huurauto gestolen is.
De verdachte heeft op 3 juli 2015 via internet aangifte gedaan van de diefstal, en hierbij aangegeven dat deze is gepleegd op 16 juni 2015 om 16:00 uur. Op 17 juni 2015, één dag later, is de huurauto aangetroffen in Utrecht, terwijl deze deels gestript is. Op 25 juni 2015 heeft een medewerker van [benadeelde] bij de woning van de verdachte een witte Seat Leon aangetroffen met daarop de velgen van de door de verdachte gehuurde auto. Hij heeft deze velgen herkend aan de specifieke schade, die door de vorige huurder gemeld was.
Naar zowel de auto van de verdachte als de in Utrecht aangetroffen gestripte huurauto is onderzoek gedaan door het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit. Uit het onderzoek blijkt dat op die auto’s over en weer onderdelen zijn aangetroffen, die afkomstig zijn van de andere auto. Het gaat om de navolgende onderdelen: bumpers, koplampen, grille, motorkap, deuren, achterklep, achterlichten, remmen, velgen, uitlaat, spiegels en nagenoeg het complete interieur.
Op basis van deze feiten en omstandigheden kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat de verdachte op de huurauto zich op enig moment heeft toegeëigend en er dus sprake is van verduistering. Er is geen aannemelijk geworden scenario naar voren gekomen die de belastende betekenis van het bewijs wegneemt. De verklaring van de verdachte - kort gezegd - dat zij in de gaten is gehouden, dat de huurauto mogelijk op bestelling is gestolen en dat het louter toevallig is dat haar auto bij dezelfde garage terecht is gekomen als die waar de auto-onderdelen van de gestolen huurauto waren, is ongeloofwaardig en wordt niet ondersteund door enig objectief bewijs.
De verdachte heeft de huurauto verduisterd voordat zij aangifte deed van diefstal van datzelfde goed. Hieruit volgt dat die aangifte op 3 juli 2015 vals is.

Voorwaardelijk verzoek

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van aangever [aangever], indien het hof tot een bewezenverklaring komt (mede) op basis van het verschil tussen het tijdstip waarop de verdachte met [benadeelde] heeft gesproken (15:30 uur) over de diefstal en het tijdstip van de diefstal die in haar aangifte van de diefstal heeft genoemd (16:00).
Op het voorwaardelijk verzoek hoeft niet te worden beslist, nu het hof dat verschil niet redengevend vindt voor het bewijs. De voorwaarde die aan het verzoek is verbonden, wordt dus niet vervuld zodat er geen verzoek is waarop het hof een beslissing moet nemen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij omstreeks de periode van 16 juni 2015 tot en met 25 juni 2015 te Nederland, opzettelijk een personenauto (merk Seat, type Leon Cupra, voorzien van kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
zij op 3 juli 2015 in Nederland, aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar via internet opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van diefstal;
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
verduistering.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 48 uren, te vervangen door 24 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
De raadsman heeft verzocht, in geval van bewezenverklaring, te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf gelet op het tijdsverloop en de financiële schade die de verdachte al heeft geleden als gevolg van de vervolging.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering van een auto die zij had gehuurd bij [benadeelde] in Duitsland. De verdachte heeft daarbij enkel oog gehad voor eigen financieel gewin zonder stil te staan bij de financiële schade en overlast die haar handelen heeft veroorzaakt voor het verhuurbedrijf. Daar komt bij dat de verdachte een valse aangifte heeft gedaan van diefstal van deze auto, kennelijk met als doel een ander strafbaar feit, te weten de verduistering, te verhullen. Dit is een ernstig feit, met tot gevolg een nodeloze belasting van een al zwaar belaste strafrechtsketen.
Het hof heeft rekening gehouden met straffen die meestal worden opgelegd voor soortgelijke zaken en daarbij ook gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Nu er geen oriëntatiepunt is voor verduistering, heeft het hof aansluiting gezocht bij het oriëntatiepunt voor diefstal van vervoersmiddelen. Daarin wordt voor een diefstal van een auto, een taakstraf voor de duur van 120 uren genoemd. Daar komt dan nog het doen van een valse aangifte bij.
Gelet op de ernst van deze beide feiten, acht het hof een hogere straf dan door de politierechter is opgelegd, op zijn plaats. Een taakstraf voor de duur van 48 uren, zoals door de advocaat-generaal geëist, doet daaraan naar het oordeel van het hof onvoldoende recht. Wel zal het hof er in het voordeel van de verdachte rekening mee houden dat naast een hoofdstraf een bijkomende straf wordt opgelegd waarmee de verdachte in haar vermogen wordt getroffen. Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 160 uren passend en geboden.
Het hof moet echter vaststellen dat in hoger beroep de redelijke termijn is overschreden met twee jaren en vijf maanden. Het hof zal onder deze omstandigheden de taakstraf verminderen tot 100 uren.

Beslag

Het onder 1 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van het hierna te noemen in beslag genomen personenauto. De personenauto behoort de verdachte toe en zal daarom worden verbeurd verklaard. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg is het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 27.000,- aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair voert de raadsman aan dat de schade onvoldoende is onderbouwd en dat de schade meer door het Openbaar Ministerie lijkt te zijn veroorzaakt dan door de verdachte, waardoor deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Deze schade is onmiskenbaar aanzienlijk. Deze schade wordt door het hof geschat op een bedrag van € 15.000,-. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor zover de benadeelde partij een hoger bedrag heeft gevorderd, is naar het oordeel van het hof nader onderzoek nodig, met name naar eerdere reparaties en de betekenis daarvan voor de waarde van de auto. Behandeling van de vordering voor dat deel zou echter een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 24c, 33a, 34, 36f, 57, 188 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigthet vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1 STK Personenauto (Omschrijving: 4819315, [nummer], kleur: 4819315, merk: Seat, bouwjaar 2013).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 15.000,00 (vijftienduizend euro)ter zake van
materiëleschade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 15.000,00 (vijftienduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 110 (honderdtien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 16 juni 2015.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. R.P. den Otter en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van mr. I. Peetoom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 februari 2024.
mr. Kwak en mr. Ludwig zijn verhinderd dit arrest mede te ondertekenen.