ECLI:NL:GHAMS:2024:2489
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van de zorg voor hun ontwikkeling en veiligheid
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] (9 jaar) en [minderjarige 2] (9 maanden). De moeder van de kinderen, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter, betwistte de noodzaak van de uithuisplaatsing. De kinderrechter had eerder op 30 januari 2024 de spoedmachtigingen tot uithuisplaatsing gehandhaafd en een aansluitende machtiging verleend. De moeder was van mening dat zij in staat was om voor de kinderen te zorgen en dat zij hen na korte tijd weer teruggeplaatst moesten worden.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de moeder, haar advocaat, de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI), de vader, pleegmoeder en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. Het hof heeft vastgesteld dat er al langere tijd zorgen waren over de opvoedsituatie van de kinderen, met name over de beschikbaarheid en opvoedvaardigheden van de moeder. De moeder had te maken met eigen problematiek en een onveilige thuissituatie door huiselijk geweld, wat leidde tot de uithuisplaatsing van de kinderen.
Het hof concludeert dat de machtiging tot uithuisplaatsing van beide kinderen noodzakelijk was en op goede gronden is verleend. De kinderen hebben momenteel een stabiele en veilige plek in pleeggezinnen, waar zij de nodige zorg en structuur ontvangen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter en wijst het verzoek van de moeder af om de machtigingen tot uithuisplaatsing op te heffen. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van de kinderen, die op een veilige manier moeten kunnen opgroeien.