Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak en de beschikking in het kort
2.De procedure in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het hoger beroep
5.De motivering van de beslissing
criminal charge.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter had eerder op 7 februari 2024 besloten om [minderjarige] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers Noord-Holland, omdat er ernstige bedreigingen voor zijn ontwikkeling waren. De moeder van [minderjarige] was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep aangetekend, met het verzoek om de ondertoezichtstelling op te heffen. De Raad voor de Kinderbescherming steunde de beslissing van de kinderrechter.
Tijdens de mondelinge behandeling op 10 juli 2024 is de situatie van [minderjarige] besproken. De moeder voerde aan dat er geen ernstige bedreigingen meer waren en dat de ondertoezichtstelling niet meer nodig was. De Raad en de GI gaven echter aan dat er nog steeds zorgen waren over de thuissituatie en de ontwikkeling van [minderjarige]. Het hof heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen. Het hof concludeerde dat er ten tijde van de bestreden beschikking inderdaad sprake was van een ernstige bedreiging voor de ontwikkeling van [minderjarige].
Echter, het hof heeft ook vastgesteld dat de situatie inmiddels verbeterd is. [minderjarige] gaat weer naar school en er zijn geen recente zorgen over zijn welzijn. Het hof heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling te bekrachtigen voor de periode tot heden, maar deze met ingang van de uitspraak te beëindigen. De moeder is erop gewezen dat het van groot belang is dat [minderjarige] regelmatig naar school blijft gaan, om zijn ontwikkeling en sociale contacten te waarborgen.