ECLI:NL:GHAMS:2024:2478

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
200.337.547/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling omgangsregeling tussen vader en minderjarige kinderen in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling met zijn minderjarige kinderen, [minderjarige 1] (14 jaar) en [minderjarige 2] (12 jaar). De rechtbank Noord-Holland had eerder, op 6 november 2023, het verzoek van de vader afgewezen, wat leidde tot hoger beroep. De vader is van mening dat hij positieve veranderingen heeft doorgemaakt en dat een omgangsregeling in het belang van de kinderen zou zijn. De moeder daarentegen is van mening dat een omgangsregeling in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen, die trauma's hebben ervaren en momenteel niet in staat zijn om contact met de vader te hebben.

Tijdens de zitting op 19 juni 2024 waren zowel de vader als de moeder aanwezig, bijgestaan door hun advocaten, en was ook de Raad voor de Kinderbescherming vertegenwoordigd. De raad adviseerde om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, gezien de ernstige bezwaren van de kinderen tegen omgang met de vader. Het hof heeft de situatie zorgvuldig beoordeeld en geconcludeerd dat, ondanks de positieve veranderingen in het leven van de vader, de belangen van de kinderen op dit moment zwaarder wegen. De kinderen hebben herhaaldelijk aangegeven geen contact te willen met de vader, en het hof achtte het in hun belang om hen de ruimte te geven om hun trauma's te verwerken zonder de druk van een omgangsregeling.

Het hof heeft daarom de verzoeken van de vader afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De kinderen hebben altijd de vrijheid om op eigen initiatief contact op te nemen met de vader in de toekomst, maar op dit moment is het vaststellen van een omgangsregeling niet in hun belang.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.337.547/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/337329 / FA RK 23-974
Beschikking van de meervoudige kamer van 6 augustus 2024 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.A. Knopper te Helmond,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.G. Burgers te Alkmaar.
Het hof heeft verder als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (verder te noemen: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (verder te noemen: [minderjarige 2] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over een omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige 1] (14 jaar) en [minderjarige 2] (12 jaar).
1.2
Bij beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (verder te noemen: de rechtbank) van 6 november 2023 is het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling afgewezen. De vader is het daar niet mee eens. De moeder is het wel eens met de beslissing van de rechtbank. Het hof beslist dat een vaststelling van de omgangsregeling in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen en legt hierna uit waarom.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 6 februari 2024 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 6 november 2023.
2.2
De moeder heeft op 18 maart 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft daarnaast een bericht van de zijde van de moeder van 18 juni 2024 ontvangen (verslag ambulant begeleider Creatief in Perspectief van 18 juni 2024).
2.4
De zitting heeft op 19 juni 2024 plaatsgevonden. Ter zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door V.A.S. Regout.

3.De feiten

3.1
De ouders hebben een affectieve relatie met elkaar gehad van mei 2009 tot maart 2016.
3.2
De minderjarige kinderen van de ouders zijn:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2010 te [plaats A] ;
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2012 te [plaats A] ,
verder ook wel gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De moeder oefent alleen het gezag uit over de kinderen. De vader heeft de kinderen erkend.
3.3
Bij beschikking van 5 april 2017 is de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder bepaald. Daarnaast is bij beschikking van 5 april 2017 het gezamenlijk gezag over de kinderen beëindigd en bepaald dat de moeder alleen het gezag uitoefent over de kinderen. Het verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen, is afgewezen, als in strijd met de zwaarwegende belangen van de kinderen.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is het inleidende verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling afgewezen. De vader heeft verzocht:
primair:
- een omgangsregeling vast te stellen, inhoudende dat de vader en de kinderen per maand een half uur telefonisch contact hebben.
subsidiair:
- een omgangsregeling vast te stellen die de rechtbank in goede justitie juist acht.
meer subsidiair:
- een onderzoek te gelasten door de Raad voor de Kinderbescherming naar de wenselijkheid en invulling van een omgangsregeling.
4.2
De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en een omgangsregeling vast te stellen zoals het hof juist acht.
4.3
De moeder verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en de verzoeken van de vader in hoger beroep af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:377a, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) stelt de rechter, op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
Op grond van het derde lid ontzegt de rechter het recht op omgang slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van
het kind, of
b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang
met zijn ouder of degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
De standpunten van de ouders
5.2
De vader stelt dat de rechtbank ten onrechte zijn inleidende verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling heeft afgewezen. De vader heeft zijn leven weer op orde. Sinds de vorige beschikking van de rechtbank van 5 april 2017, waarbij het verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen is afgewezen, heeft de vader een positieve verandering doorgemaakt.
5.3
De moeder voert aan dat de beslissing van de rechtbank op juiste gronden berust. Een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen is in strijd met de zwaarwegende belangen van de kinderen. Er bestaat geen enkel draagvlak bij de kinderen om te werken aan herstel van contact met hun vader.
Het advies van de raad
5.4
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen. De kinderen blijven heel standvastig over hetgeen zij hebben meegemaakt. Zo blijft [minderjarige 1] herhaaldelijk aangeven bij meerdere mensen dat zij seksueel misbruik heeft ervaren. Daarnaast staat vast dat beide kinderen (andere) traumatische gebeurtenissen hebben meegemaakt, waaronder een verblijf met moeder in een Blijf van mijn Lijf huis. Door deze traumatische gebeurtenissen zijn de kinderen in hun ontwikkeling geschaad. [minderjarige 2] ondergaat hiervoor nog steeds therapie bij Creatief in Perspectief. De kinderen zijn op dit moment nog niet toe aan contact(herstel) met de vader omdat zij nog niet sterk en veerkrachtig genoeg zijn. Zij hebben nog te veel te verwerken. Het vaststellen van een omgangsregeling zal er dan ook toe leiden dat de belangen van de kinderen worden geschaad. Een nader onderzoek door de raad naar de mogelijkheid tot het vaststellen van een omgangsregeling is voor de kinderen te veel gevraagd, met name voor [minderjarige 1] .
De beoordeling door het hof
5.5
Aan het hof ligt de vraag voor of een omgangsregeling moet worden vastgesteld tussen de kinderen en de vader. Het hof acht zich op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep. voldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen. Het verzoek van de vader een nader onderzoek door de raad te gelasten, zal worden afgewezen.
5.6
Als uitgangspunt geldt dat een kind en een ouder recht hebben op omgang met elkaar. Het is voor een kind van groot belang om beide ouders te kennen en een goede band met hen te onderhouden. Het kan ook voorkomen dat een situatie ontstaat waarin het niet (langer) in het belang is van een kind om een poging te doen tot omgang of contactherstel. Van een dergelijke situatie is in deze zaak sprake. Het hof is van oordeel dat het vaststellen van een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen. Hiertoe overweegt het hof als volgt.
5.7
Na de beëindiging van de relatie in 2016 tussen de ouders heeft de omgang tussen de vader en de kinderen plaatsgevonden met hulp en vanuit het Blijf van mijn Lijf huis. Omdat de omgang niet goed verliep, is na gezamenlijk overleg tussen het Blijf van mijn Lijf huis, de politie, Veilig Thuis en de Opvoedpoli besloten de omgang stop te zetten. Zoals de vader zelf erkent heeft zijn gedrag in het verleden veel teweeg gebracht bij de moeder en de kinderen. Aannemelijk is dat de vader de afgelopen periode een positieve verandering heeft doorgemaakt. Hij is afgekickt van zijn drank- en drugsverslaving en is tot op heden abstinent. Ook heeft de vader behandeling ondergaan bij de GGZ voor PTSS en VERS training, welke behandelingen succesvol zijn afgerond waardoor de vader zijn emoties onder controle heeft.
5.8
Ondanks de positieve verandering van de vader, is het hof van oordeel dat het vaststellen van een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen. Net als de raad acht het hof bij de kinderen te weinig draagvlak voor omgang aanwezig. De raad heeft ter zitting verklaard dat momenteel een raadsonderzoek loopt en dat in het kader daarvan is gebleken dat de kinderen, mede gelet op hun trauma’s, op dit moment nog niet toe zijn aan contact met de vader. De kinderen hebben na de beëindiging van de relatie tussen de ouders bij de moeder gewoond en sindsdien heeft er niet tot nauwelijks omgang of ander contact tussen de kinderen en de vader plaatsgevonden. De kinderen hebben beiden herhaaldelijk en consequent aan de verschillende betrokken hulpverleningsinstanties, laatstelijk nog aan de raad tijdens het lopende onderzoek, laten weten dat zij op dit moment geen contact willen met de vader. Zij voelen weerstand tegen contact en omgang met de vader en hebben daaraan geen enkele behoefte.
5.9
[minderjarige 2] ondergaat nog steeds therapie bij Creatief in Perspectief om haar trauma’s te verwerken. Uit het verslag van Creatief in Perspectief van 18 juni 2024 blijkt dat [minderjarige 2] een gevoelig meisje is dat al het nodige heeft meegemaakt in haar jonge leven. Externe druk kan ertoe leiden dat zij ontregeld raakt. [minderjarige 2] is gebaat bij een gestructureerde en harmonieuze leefomgeving en heeft de ruimte nodig om zich op haar eigen welzijn te richten. Gelet op hetgeen de kinderen de afgelopen jaren hebben meegemaakt en gelet op hun leeftijd acht het hof het van belang de wensen van de kinderen ten aanzien van het contact tussen hen en de vader een eerste overweging te laten zijn. Het is van belang dat de kinderen hun leven kunnen voortzetten zonder de spanningen die in dit geval een gedwongen omgangsregeling met zich mee zouden brengen. Het hof is dan ook van oordeel dat het opleggen van een omgangsregeling met de vader op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen. Ten aanzien van [minderjarige 1] heeft de vader tijdens de mondelinge behandeling ook uitgesproken dat hij haar ruimte wil bieden als zij dat nodig heeft.
Het hof zal de verzoeken van de vader dan ook afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.
5.1
Dit neemt niet weg dat het de kinderen altijd vrij staat om op enig moment in hun leven op eigen initiatief contact op te nemen met de vader. De vader heeft in dit kader uitdrukkelijk aangegeven dat hij er altijd voor de kinderen zal zijn en dat de kinderen altijd welkom zijn. Net als de raad geeft het hof de vader mee dat het voor de kinderen van groot belang is dat de vader leert hoe hij zich kan inleven in de kinderen en hoe hij erkenning kan geven aan de beleving van de kinderen.
5.11
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema, mr. A.N. van de Beek en mr. M. Perfors, in tegenwoordigheid van mr. M. Hermans als griffier en is op 6 augustus 2024 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.