ECLI:NL:GHAMS:2024:2478
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beoordeling omgangsregeling tussen vader en minderjarige kinderen in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling met zijn minderjarige kinderen, [minderjarige 1] (14 jaar) en [minderjarige 2] (12 jaar). De rechtbank Noord-Holland had eerder, op 6 november 2023, het verzoek van de vader afgewezen, wat leidde tot hoger beroep. De vader is van mening dat hij positieve veranderingen heeft doorgemaakt en dat een omgangsregeling in het belang van de kinderen zou zijn. De moeder daarentegen is van mening dat een omgangsregeling in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen, die trauma's hebben ervaren en momenteel niet in staat zijn om contact met de vader te hebben.
Tijdens de zitting op 19 juni 2024 waren zowel de vader als de moeder aanwezig, bijgestaan door hun advocaten, en was ook de Raad voor de Kinderbescherming vertegenwoordigd. De raad adviseerde om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, gezien de ernstige bezwaren van de kinderen tegen omgang met de vader. Het hof heeft de situatie zorgvuldig beoordeeld en geconcludeerd dat, ondanks de positieve veranderingen in het leven van de vader, de belangen van de kinderen op dit moment zwaarder wegen. De kinderen hebben herhaaldelijk aangegeven geen contact te willen met de vader, en het hof achtte het in hun belang om hen de ruimte te geven om hun trauma's te verwerken zonder de druk van een omgangsregeling.
Het hof heeft daarom de verzoeken van de vader afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De kinderen hebben altijd de vrijheid om op eigen initiatief contact op te nemen met de vader in de toekomst, maar op dit moment is het vaststellen van een omgangsregeling niet in hun belang.