Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
.Daarnaast verzoekt zij de verdeling van de tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen op de door haar verzochte wijze en verzoekt zij een door de man te betalen uitkering tot haar levensonderhoud te bepalen van € 992,- per maand (hierna: partneralimentatie). De vrouw heeft bij voornoemde brief van 26 maart 2024 het hoger beroep ten aanzien van het huurrecht van de echtelijke woning ingetrokken.
5.De motivering van de beslissing
- aan de vrouw wordt toebedeeld de inboedel, zonder verrekening van enige waarde;
- de banksaldi worden bij helfte verdeeld;
- de auto wordt aan de man toegescheiden onder verrekening met de vrouw van de
- primair dat aan de vrouw wordt toebedeeld de inboedel, onder de verplichting dat de vrouw aan de man een bedrag van € 1.000,- dient te betalen, subsidiair te bepalen dat de inboedel bij helfte tussen partijen verdeeld dient te worden;
- dat de auto, merk Kia, aan de man toegedeeld dient te worden onder de verplichting van de man aan de vrouw € 100,- te betalen ten titel van overbedeling;
- (na wijzing van zijn verzoek ter zitting) dat partijen ieder voor de helft draagplichtig zijn met betrekking tot de schuld ad € 10.078,- aan [X] en de [Y] .
6.De beslissing
- aan de vrouw wordt toebedeeld de inboedel tegen een waarde van € 200,-, onder de verplichting aan de man een bedrag van € 100,- te betalen;
- aan de man wordt toebedeeld de auto merk Kia, onder de verplichting aan de vrouw een bedrag van € 100,- te betalen;
- bepaalt dat de man en de vrouw ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de schuld ad € 10.078,- aan [X] en [Y] ;