Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
Nextlevel bereid is aan [bedrijf] een lening te verstrekken ten einde [bedrijf] van de noodzakelijke gewenste financiële middelen te voorzien;
Nextlevel heeft aldus een vordering op [bedrijf] ten titel van geldlening verkregen;
[appellant] stelt zekerheid voor de door Nextlevel verstrekte geldlening door voor de verschuldigde bedragen borg te staan
.
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
€ 1.041,67 pas op 15 april 2015 gedeeltelijk is voldaan door betaling van een bedrag van € 1.000,00. Volgens [appellant] is daardoor de gehele hoofdsom van de lening, zonder dat daarvoor een ingebrekestelling was vereist, krachtens artt. 5.7 en 6.1 van de Overeenkomst, op 1 februari 2015 of 1 maart 2015 opeisbaar geworden, zodat de verjaringstermijn ten aanzien van de gehele hoofdsom op die datum is aangevangen. Omdat geen stuiting van de verjaring heeft plaatsgevonden is de vordering op 1 augustus 2019, 1 februari 2020 of 1 maart 2020 verjaard.
[bedrijf]gestuit is door de betaling die [bedrijf] op 15 april 2015 heeft gedaan, omdat daarin een erkenning van de vordering ligt besloten, betekent dit niet dat daarmee ook de verjaring van de vordering op
[appellant]is gestuit. Art. 3:318 BW bepaalt immers dat erkenning van het recht tot bescherming waarvan een rechtsvordering dient, de verjaring stuit van de rechtsvordering tegen
hem die het recht erkent. Nextlevel heeft onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld die het oordeel rechtvaardigen dat Nextlevel de betaling
door [bedrijf]redelijkerwijs mocht opvatten als een erkenning van het recht van Nextlevel
door [appellant]. Ook is niet komen vast te staan dat Nextlevel de uitspraken die [appellant] in het onder 3.5 genoemde Whatsapp-gesprek heeft gedaan, redelijkerwijs zo mocht opvatten dat [appellant] daarin het vorderingsrecht van Nextlevel op
hem als borgheeft erkend. Verder is gesteld noch gebleken dat Nextlevel vóór 12 maart 2020, toen zij [appellant] op grond van de borgstelling aanschreef, enige stuitingshandeling ten opzichte van [appellant] heeft verricht.
onaanvaardbaaris dat Nextlevel [appellant] aanspreekt op grond van de borgtocht. De reden voor het aangaan van de borgtocht, zo moet worden aangenomen, was het bieden van zekerheid voor het nakomen van de verplichtingen uit hoofde van de lening die aan [bedrijf] werd verstrekt, juist voor het geval [bedrijf] niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen, bijvoorbeeld indien de doorstart van Ventures geen succes zou worden. Nu dat risico zich heeft verwezenlijkt, Ventures is gefailleerd en [bedrijf] vervolgens is geliquideerd, valt niet in te zien dat het vasthouden aan de gemaakte afspraken en het aanspreken van [appellant] op grond van de door hem aangegane borgtocht in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. [appellant] heeft voor het overige geen feiten of omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel kunnen leiden. Grief 6 treft zodoende ook geen doel.