Nu de stukken te weinig aanknopingspunten bieden om het netto gezinsinkomen ten tijde van het uiteengaan van partijen vast te stellen, zal het hof de kosten van de kinderen schatten. Hoewel de vader stelt dat aan het appbericht met het overzicht van zijn lasten niet te veel waarde moet worden gehecht, leidt het hof eruit af dat partijen op ruime voet leefden. In het appbericht geeft de vader een opsomming aan de moeder van zijn lasten, waaronder de lasten van de villa van € 7.500,- per maand, € 8.000,- aan kleding, € 30.000,- aan vakanties en € 3.000,- aan auto’s. De moeder heeft verklaard dat partijen een Audi Q7, een Porsche en een Range Rover in bezit hadden. Volgens de vader reed hij in tweedehands auto’s en beschikte het gezin steeds over twee auto’s. Gezien de automerken alsook de bedragen die de vader ter zitting heeft genoemd (zoals een bedrag van € 45.000,- voor de Audi Q7) is duidelijk dat partijen bovengemiddelde uitgaven aan auto’s hadden.
Dat geldt ook voor hun kleding. De moeder heeft ter onderbouwing van de kosten voor kleding een kassabon uit oktober 2020 van kinderkledingwinkel ’t Schooltje overgelegd met een totale uitgave van € 3.756,07. Zij betoogt dat zij daar drie à vier keer per jaar winkelde voor kleding van de kinderen, de vader stelt dat het slechts eenmaal per jaar was. Ook als partijen één keer per jaar kleding kochten bij ‘t Schooltje blijkt daaruit naar het oordeel van het hof voldoende dat zij een ruime levensstandaard hanteerden; ’t Schooltje is een dure winkel die merkkleding verkoopt. Bovendien heeft de vader zelf in zijn appbericht opgenomen dat maandelijks een groot bedrag aan kleding werd uitgegeven. Dat één keer per jaar bij ‘t Schooltje werd gewinkeld, laat onverlet dat ook bij andere winkels dan ‘t Schooltje kleding voor de kinderen werd gekocht.
De ruime levensstandaard volgt eveneens uit de aanwezigheid van een schoonmaakster dan wel au pair in het gezin. Nu partijen verschillende verklaringen geven over haar werkzaamheden is niet precies duidelijk of zij op de kinderen paste en/of schoonmaakte, maar feit is dat partijen iemand in dienst hadden die voor hen werkte (en die hen volgens de moeder vergezelde op vakanties). Ook de uitgaven aan vakanties en uitjes waren niet onaanzienlijk.
De vader heeft weliswaar onweersproken gesteld dat partijen hun vakanties deels bij zijn familie in Egypte doorbrachten en dat zij dan reis- noch verblijfkosten hadden, maar hij heeft op zijn beurt niet betwist dat partijen daarnaast ook nog andere vakanties en uitjes hadden. Zo heeft de moeder een factuur in het geding gebracht waaruit kosten van een weekend in een hotel in Noordwijk aan Zee blijken van € 2.336,- exclusief kosten van lunch en heeft zij bonnen overgelegd waaruit kosten van wintersport blijken en een vakantie naar Dhubai. Daarmee heeft de vrouw onvoldoende onderbouwd dat partijen jaarlijks € 30.000,- aan vakanties uitgaven, maar wel is aannemelijk geworden dat partijen met de kinderen regelmatig op vakantie gingen en dan ruim geld uitgaven.
Alles tezamen genomen acht het hof het redelijk om van een behoefte van € 1.500,- per kind per maand uit te gaan. Aannemelijk is dat partijen ruimschoots meer te besteden hadden dan het maximumbedrag uit de Tabellen Kosten Kinderen. Het mag zo zijn dat er tegenover inkomsten ook leningen stonden, maar feit is dat partijen en de kinderen gewend waren aan een levensstandaard zoals hierboven omschreven.