ECLI:NL:GHAMS:2024:2383
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging samenwerking en liquidatie van een besloten vennootschap met geschil over dwangsom
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de samenwerking tussen twee partijen die gezamenlijk een besloten vennootschap, Joy-Vie B.V., hebben opgericht. Na de beëindiging van hun samenwerking ontstond er een geschil over de afwikkeling van de vennootschap en de wederzijdse verplichtingen. De kantonrechter oordeelde dat de geïntimeerde moest meewerken aan de liquidatie en vereffening van Joy-Vie, maar weigerde de door appellante gevorderde dwangsom. Appellante ging in hoger beroep en vroeg het hof om alsnog een dwangsom op te leggen aan de geïntimeerde. Het hof heeft de vordering van appellante afgewezen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd.
De feiten van de zaak zijn als volgt: appellante en geïntimeerde hebben Joy-Vie B.V. opgericht en waren beide 50% aandeelhouder. De vennootschap hield zich bezig met de detailhandel in kleding via een webshop. Na een periode van samenwerking ontstonden er geschillen, wat leidde tot de beëindiging van de samenwerking. Appellante verliet het pand dat zij samen huurden en schreef zich uit als bestuurder van Joy-Vie. Geïntimeerde heeft de vennootschap uiteindelijk uitgeschreven uit het Handelsregister.
In eerste aanleg vorderde appellante onder andere dat de geïntimeerde zou worden verboden om de handelsnaam en website van Joy-Vie te gebruiken en dat zij zou meewerken aan de liquidatie. De kantonrechter wees de meeste vorderingen af, maar oordeelde dat de geïntimeerde moest meewerken aan de liquidatie zonder dwangsom. In hoger beroep heeft appellante de kantonrechter gevraagd om de dwangsom alsnog op te leggen, maar het hof oordeelde dat er geen aanleiding was om dit te doen, gezien de omstandigheden van de zaak en de noodzaak voor beide partijen om samen te werken aan de vereffening.