In deze zaak heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat aan een eigenaar van twee agrarische percelen de plicht opgelegd om te gedogen dat een beheerder van het elektriciteitsnet middenspanningsverbindingen aanlegt en in stand houdt. De eigenaar, aangeduid als verzoeker, heeft bezwaar gemaakt tegen deze gedoogbeschikking, die op 14 juni 2023 is afgegeven. Het hof dient te beoordelen of de gedoogplicht leidt tot een onevenredige belemmering van het gebruik van de percelen.
De verzoeker, die een melkveehouderij exploiteert, stelt dat de verplaatsing van een bestaande kabel hem in zijn gebruik van de percelen beperkt. Het hof oordeelt echter dat de verzoeker onvoldoende heeft aangetoond dat de gedoogbeschikking leidt tot een onredelijke belemmering. De Minister en Liander, de netbeheerder, hebben voldoende gemotiveerd dat de kabel op een diepte van 1,3 meter zal worden gelegd, waardoor de risico's voor de verzoeker bij het ploegen en draineren van het land niet aan de orde zijn.
Het hof concludeert dat de verzoeker niet heeft aangetoond dat er meer belemmering wordt veroorzaakt dan redelijkerwijs nodig is voor de aanleg en instandhouding van het werk. Het verzoek wordt afgewezen en de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.