ECLI:NL:GHAMS:2024:2370

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
200.294.821/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige voor vaststelling authenticiteit antieke beelden in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep van [appellant] B.V. tegen [geïntimeerden], waarbij de authenticiteit van antieke beelden ter discussie staat. Het hof heeft op 3 september 2024 een arrest gewezen, waarin het voornemen is uitgesproken om een deskundige te benoemen. Deze deskundige moet onderzoek doen naar de authenticiteit van de beelden, met specifieke vragen over de onderzoeksmethoden die in 2017 gangbaar waren. De zaak is een vervolg op een tussenarrest van augustus 2023, waarin eerder al een deskundigenonderzoek was gelast. De partijen zijn in geschil over de wijze waarop de authenticiteit moet worden vastgesteld en de garantie die door de verkoper is afgegeven. Het hof heeft de partijen verzocht om namen van deskundigen voor te stellen en hun standpunten over de vragen die aan de deskundige voorgelegd moeten worden, te verduidelijken. De zaak is complex en raakt aan de verwachtingen die partijen hadden ten aanzien van de authenticiteit van de beelden, evenals de methoden die in de kunstwereld gebruikelijk zijn voor het vaststellen van authenticiteit. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere behandeling en houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.294.821/01
zaak-/rolnummer rechtbank : C/13/665056/HA ZA 19-421
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 3 september 2024
inzake
[appellant] B.V.
gevestigd te [plaats 1] ,
appellante,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. H.M. Punt te Amsterdam,
tegen
1.
[geïntimeerde 1],
wonende te [plaats 1] ,
2.
[geïntimeerde 2],
wonende te [plaats 2] ,
3.
[geïntimeerde 3] ,wonende te [plaats 3] , [land] ,
geïntimeerden,
tevens incidenteel appellanten,
advocaat: mr. T. Teke te Amsterdam.

1.Het verdere geding in hoger beroep

1.1.
Partijen worden hierna [appellant] respectievelijk [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] alsmede (gezamenlijk) [geïntimeerden] genoemd.
1.2.
Verwezen wordt naar de volgende stukken:
-het tussenarrest van 1 augustus 2023;
-de akte na tussenarrest van 26 september 2023 van [appellant] ;
-de akte na tussenarrest van 26 september 2023 van [geïntimeerden] ;
-de rolbeslissing van 11 oktober 2023;
-de antwoordakte na tussenarrest van [appellant] .
1.3.
Hierna is arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling in hoger beroep

2.1.
Het hof heeft onder 3.13 tot en met 3.15 het volgende overwogen:
“3.13. Het hof is voornemens een deskundige te benoemen teneinde (onder meer) de volgende vragen beantwoord te krijgen:
I. Gemeten naar de stand van het wetenschappelijk onderzoek op het moment van aankoop van de beelden (2017), welke onderzoeksmethoden bestonden er om de authenticiteit van de beelden vast te stellen (graag onderscheid maken tussen enerzijds de terracotta beelden en anderzijds de stenen beelden)?
II. Welke van de door u genoemde onderzoeksmethoden zijn volgens u het meest geschikt om de authenticiteit vast te stellen? Welke van deze onderzoeksmethoden waren in 2017 al gangbaar binnen de kunstwereld, in de zin dat zij al wel werden toegepast?
III. Welke van de door u onder I en II genoemde onderzoeksmethoden zijn nog niet uitgevoerd en kan/kunnen die alsnog worden uitgevoerd?
IV. Voor zover één of meer van de onder I en II genoemde onderzoeksmethoden wel zijn uitgevoerd, hadden die methoden ook in 2017 op dezelfde manier uitgevoerd kunnen worden en, zo nee, waarom niet?
V. Ervan uitgaande dat ten aanzien van alle beelden de garantie door de verkoper is afgegeven dat deze ‘genuine’ (authentiek) zijn, welke van de door u hiervoor onder I en II weergegeven onderzoeksmethoden zou een redelijk handelend verkoper van beelden als de onderhavige - zonder andersluidende afspraken tussen partijen – anno 2017 hebben moeten uitvoeren om die authenticiteit te kunnen garanderen?
VI. Afgaande op alle thans beschikbare onderzoeksresultaten, welke beelden kunnen naar uw mening als authentiek naar de stand van het wetenschappelijk onderzoek in 2017 worden aangemerkt?
VII. Wat is naar uw mening de reden dat de toelatingscommissie van PAN in 2018 de twee stenen beelden heeft geweigerd?
VIII. Geeft uw onderzoek voorts nog aanleiding tot opmerkingen?
3.14.
Het hof is voornemens de deskundige te verzoeken zijn kosten te begroten inclusief het door hem/haar in rekening te brengen voorschot, waarvan ieder der partijen de helft in rekening zal worden gebracht.
3.15.
De zaak zal verwezen worden naar de rol van 26 september 2023 voor het gelijktijdig nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich dienen uit te laten over de volgende onderwerpen:-tenminste drie namen van deskundigen die zij wel benoemd wensen te zien en eventuele namen van deskundigen die zij niet benoemd wensen te zien, met per deskundige een motivatie waarom wel/niet;-een reactie op de door het hof geformuleerde vragen en eventuele aanvullende vragen die zij gesteld wensen te zien;-een eventuele reactie op het voornemen van het hof ten aanzien van het voorschot;-welke stukken zij wensen dat het hof aan de deskundige ter beschikking stelt.”
2.2.
[geïntimeerden] heeft bij akte na tussenarrest:
(i) gesteld dat het hof onder 2.22 is uit gegaan van een onjuiste feitenvaststelling;
(ii) primair verzocht dat het hof, onder meer vanwege na het tussenarrest opgekomen nieuwe feiten, terugkomt op zijn beslissing tot het gelasten van een deskundigenonderzoek;
(iii) subsidiair zich uitgelaten over de te benoemen deskundigen en de aan deze voor te leggen vragen.
Onjuiste feiten2.3.
[geïntimeerden] wijst erop dat het hof in zijn tussenarrest ten onrechte heeft overwogen dat het conservatoir beslag op de onder 2.17 van dat arrest genoemde tien roerende zaken niet zou zijn opgeheven, terwijl dat beslag op 18 februari 2021 is opgeheven. [geïntimeerden] legt in dit verband bij akte na tussenarrest als productie 43 twee e-mails over van 18 februari 2021 van (de advocaat van) [appellant] aan Kortman Art Packers & Shippers B.V. en aan de advocaat van [geïntimeerden] .
2.4.
[geïntimeerden] wijst erop dat deze onjuiste feitenvaststelling van belang is of kan zijn bij de voorwaardelijk ingestelde grief 1 in incidenteel appel. Omdat deze grief pas aan de orde komt wanneer de grieven in principaal appel niet slagen, gaat het hof op deze stellingen vooralsnog niet in.
Terugkomen op beslissing tot het benoemen van een deskundige?
2.5.
Het hof heeft in zijn tussenarrest onder 3.8 als volgt overwogen:
“3.8. Tussen partijen is in geschil op welke wijze de ‘authenticiteit’ moet worden vastgesteld. De rechtbank heeft in rechtsoverweging 4.11 ten aanzien van de verleende garantie op authenticiteit het volgende overwogen:De rechtbank is van oordeel dat de afgegeven garantie tegen deze achtergrond (de op de facturen vermelde verwijzing naar specifieke authenticiteitsrapporten, provenance en ‘detailed information’, hof) moet worden bezien. Op grond daarvan mocht B&B verwachten dat zij voor ieder beeld onder andere een authenticiteitsrapport en een provenance zou ontvangen. B&B mocht ook verwachten dat uit deze rapporten en provenances zou blijken dat de beelden authentiek zijn. Omtrent de mate van authenticiteit mocht B&B verwachten dat naar de stand van het wetenschappelijk onderzoek binnen de kunstwereld op de moment van de aankoop de terracotta beelden authentiek waren.
Nader beschouwd hanteert de rechtbank met het laatste onderdeel van deze rechtsoverweging (‘Omtrent … waren’) met de verwijzing naar de stand van het wetenschappelijk onderzoek binnen de kunstwereld een ander, ruimer criterium ten aanzien van hetgeen [appellant] mocht verwachten omtrent de authenticiteit van de beelden dan in het eerste onderdeel (‘De rechtbank is van oordeel …. de beelden authentiek zijn’), dat specifiek verwijst naar de overgelegde rapporten en provenances als tussen partijen geldend bewijs van authenticiteit. Deze dubbele verwijzing lijkt te miskennen dat er spanning tussen beide onderdelen van deze beoordeling zit of althans kan ontstaan.
Tegen het laatste onderdeel van de geciteerde overweging van de rechtbank is door geen van beide partijen gegriefd, zodat het hof van deze maatstaf zal uitgaan. Het gestelde onder 59 van de memorie van grieven richt zich immers niet tegen de maatstaf als zodanig, maar tegen de invulling die de rechtbank geeft aan dit criterium, namelijk dat de stand van de wetenschap ten tijde van de aankoop uitsluitend zou hebben bestaan uit de Oxford-TL-Test.”
2.6.
[geïntimeerden] betoogt – samengevat – dat er geen aanleiding is om een deskundigenonderzoek te gelasten omdat [appellant] ten tijde van de koop geen verdergaande garantie hebben bedongen in de vorm van een onderzoek door Scantix en/of Ciram (beide zijn onderzoeken die volgens [geïntimeerden] 18 respectievelijk 20 jaar bestaan). Het hof ziet dit als een nieuwe grief in incidenteel appel, namelijk gericht tegen het oordeel van de rechtbank zoals hiervoor weergegeven “Omtrent de mate van authenticiteit mocht B&B verwachten dat naar de stand van het wetenschappelijk onderzoek binnen de kunstwereld op de moment van de aankoop de terracotta beelden authentiek waren”,
voor zover hierin besloten ligt dat die stand van het wetenschappelijk onderzoek iets anders of meer zou kunnen of dienen te omvatten dan de Oxford-TL test.Deze grief is tardief.
2.7.
Het hof ziet aanleiding om hier ook in te gaan op de stellingen van [geïntimeerden] onder 4.4.1 tot en met 4.4.4, waarin hij – samengevat – stelt dat het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden en het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden. Zoals blijkt uit de laatste alinea van rechtsoverweging 3.8 van het tussenarrest, is de beslissing tot het benoemen van een deskundige uitsluitend gebaseerd op de in hoger beroep door geen van beide partijen met grieven bestreden vaststelling van de rechtbank dat [appellant] omtrent de mate van authenticiteit mocht verwachten dat naar de stand van het wetenschappelijk onderzoek binnen de kunstwereld op het moment van aankoop, de beelden authentiek waren. Deze beslissing – die overigens kwalificeert als een bindende eindbeslissing – is (dus) niet mede gebaseerd op de gesignaleerde innerlijke spanning in rechtsoverweging 4.11 van de rechtbank. Over de stand van het wetenschappelijk onderzoek is ter zitting in hoger beroep uitgebreid debat gevoerd.
2.8.
Onder 4.3 betoogt [geïntimeerden] – samengevat – dat het hof geen deskundigenbericht had moeten gelasten omdat [appellant] haar stelling dat de stand van het wetenschappelijk onderzoek ten tijde van de koop mede de Scantix en/of Ciram test zou omvatten, in het licht van de gemotiveerde betwisting zijdens [geïntimeerden] onvoldoende heeft onderbouwd. Het hof heeft echter geen bewijsopdracht gegeven, maar een deskundigenonderzoek gelast hetgeen hem op grond van artikel 194 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vrij staat.
2.9.
Onder 4.4.5 betoogt [geïntimeerden] dat rechtsoverweging 3.12 van het tussenarrest onjuist zou zijn, althans dat het hof hem verkeerd heeft begrepen, omdat het hof hier stelt dat [geïntimeerden] de feitelijke bevindingen van de onderzoeken van Ciram en Scantix als zodanig niet zou hebben betwist, terwijl dit alleen voor Scantix zou gelden.
Blijkens de zittingsaantekeningen heeft de voorzitter expliciet gevraagd of het klopte dat [geïntimeerden] de constateringen/waarnemingen van de onderzoekers niet betwistte maar wel de conclusies en interpretaties, waarop [geïntimeerden] zei dat dit juist was. Daarbij is geen onderscheid gemaakt tussen Scantix en Ciram.
2.10.
Ten slotte heeft [geïntimeerden] verzocht om terug te komen op de beslissing tot benoeming van een deskundige vanwege nieuwe feiten. Dit betreft een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 september 2023, gewezen tussen [appellant] en Pranger, eveneens betreffende Chinese voorwerpen. Deze nieuwe feiten welke blijken uit de betreffende uitspraak zouden betreffen:
-het feit dat het in de zaak tussen [appellant] ging om een transactie van ca 1,2 mio en 100 Chinese kunstvoorwerpen in 2021, die grotendeels zijn geleverd zonder dat door [appellant] bij de koop was bedongen dat Oxford-TL testen en/of Scantix en/of CIRAM testen zouden worden uitgevoerd;
-het feit dat [appellant] zich na het sluiten van de koopovereenkomst op het standpunt heeft gesteld dat de verkoper geen ‘provenance’ heeft geleverd, welk standpunt door de rechtbank is verworpen omdat dit niet was afgesproken tussen partijen.
2.11.
Daargelaten de vraag of de onder 2.10 genoemde uitspraak kwalificeert als een nieuw feit, is het hof van oordeel dat de informatie die naar voren komt geen ander licht werpt op de beslissing tot het gelasten van een deskundigenonderzoek. Anders dan in de onderhavige zaak (zie rechtsoverweging 2.6 van het tussenarrest), waren tussen [appellant] en Pranger (blijkbaar) geen afspraken gemaakt betreffende enige vorm van garantie op authenticiteit. Alleen al daarom kunnen de beide zaken (op dit punt) niet vergeleken worden.
Resumerend ziet het hof geen aanleiding om terug te komen op zijn beslissing tot het benoemen van een deskundige.
De te benoemen deskundige en de aan deze voor te leggen vragen2.12.
Het hof is (voorshands) van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige.
2.13.
Het hof is voornemens aan de te benoemen deskundige de volgende vragen voor te leggen, waarbij de door partijen in hun aktes gedane voorstellen zijn meegenomen:
I. Gemeten naar de stand van het wetenschappelijk onderzoek op het moment van aankoop van de beelden (2017), welke onderzoeksmethoden bestonden er om de authenticiteit van de beelden vast te stellen (graag onderscheid maken tussen enerzijds de terracotta beelden en anderzijds de stenen beelden)?
a) Wilt u hierbij betrekken de vraag of en hoe vaak – in algemene zin en door [appellant] in het bijzonder – in de periode tussen 2012 en 2022 de tests van onder meer Scantix, Ciram en/of Oxford bij dergelijke transacties werden bedongen en/of uitgevoerd?
b) Indien het antwoord op vraag a) bevestigend luidt ten aanzien van [appellant] , wilt u hierbij dan betrekken de vraag of en welke authenticiteitsstukken [appellant] voor of bij het sluiten van deze kunsttransactie van de verkoper heeft gevraagd?
II. Welke van de door u genoemde onderzoeksmethoden zijn volgens u het meest geschikt om de authenticiteit vast te stellen? Welke van deze onderzoeksmethoden waren in 2017 al gangbaar binnen deze specifieke segmenten van de kunstwereld, in de zin dat zij al wel werden toegepast?
III. Welke van de door u onder I en II genoemde onderzoeksmethoden zijn ten aanzien van de onderhavige beelden ten tijde van de aankoop van de beelden (2017) uitgevoerd en is dat volgens de toen gangbare wetenschappelijke stand van de techniek uitgevoerd?
IV. Welke van de door u onder I en II genoemde onderzoeksmethoden zijn niet ten tijde van de aankoop, maar later uitgevoerd, en is dat volgens de toen gangbare wetenschappelijke stand van de techniek gebeurd? Hadden de betreffende onderzoeksmethoden ook in 2017 op dezelfde manier uitgevoerd kunnen worden?
V. Ervan uitgaande dat ten aanzien van alle beelden de garantie door de verkoper is afgegeven dat deze ‘genuine’ (authentiek) zijn, welke van de door u hiervoor onder I en II weergegeven onderzoeksmethoden zou een redelijk handelend verkoper van beelden als de onderhavige - zonder andersluidende afspraken tussen partijen – anno 2017 hebben moeten uitvoeren om die authenticiteit te kunnen garanderen?
VI. Afgaande op alle thans beschikbare onderzoeksresultaten, welke beelden kunnen naar uw mening als authentiek naar de stand van het wetenschappelijk onderzoek in 2017 worden aangemerkt?
-betrekt u hierbij de vraag in hoeverre een kunstobject gerestaureerd kan/mag zijn om als ‘authentiek’, ‘compleet’ of als ‘origineel’ door te gaan?
(NB deze vraag omvat mede de situatie dat eerdere restauraties geheel of gedeeltelijk ongedaan zijn gemaakt)
VII. Wat is naar uw mening de reden dat de toelatingscommissie van PAN in 2018 de twee stenen beelden heeft geweigerd?
VIII. Hoe luidden in 2017 (en hoe luiden zij thans) de keuringsregels van de PAN met betrekking tot vroege Chinese terracotta en stenen beelden? Wordt in bedoelde keuringsregels gesproken van authenticiteitsrapporten, een CT-scan, een X-Ray of van mogelijk andere methodieken op dit terrein?
IX. Wat is naar uw mening de reden voor het feit dat de toelatingscommissie van PAN in 2018 het terracotta stel tang paarden (beeld G, genoemd in het tussenarrest onder 2.3), dat een goede Oxford-TL test genoot, wél heeft toegelaten?
X. Wat zijn de resultaten van het door [appellant] aan Scantix bij e-mail van 10 januari 2018 opgedragen onderzoek naar de vijf door haar genoemde beelden, waaronder “A Chinese painted pottery of a court lady, Han dynasty, 41,5 cm high”, dat niet voorkomt in lijsten en kennelijk niet is gekocht van DC Company/ [geïntimeerden] ?
-betrekt u hierbij de e-mails van 10 januari 2018, 12.48 van M. Rengers namens [appellant] aan Scantix, en van 10 januari 2018, 13.49 van Scantix aan Bruil & Brandmsa, en de factuur met nummer 10001 (€ 2.500,--) van Scantix, gezamenlijk aan dit arrest gehecht als
bijlage 1;
-betrekt u hierbij de vraag hoe de resultaten van dit onderzoek zich verhouden met de resultaten van het later opgedragen onderzoek naar dezelfde beelden?
XI. Geeft uw onderzoek voorts nog aanleiding tot opmerkingen?
Partijen hebben zich reeds uitgelaten over de persoon/personen van de te benoemen deskundigen. Deze opgave leidt vooralsnog niet tot een mogelijk te benoemen deskundige, zodat partijen wordt verzocht met aanvullende namen te komen in die zin dat hen wordt verzocht om
gezamenlijk met een voorstel te komen voor een te benoemen deskundige. Het hof zal de zaak daartoe naar de rol verwijzen voor akte aan de zijde van beide partijen gelijktijdig.
Het hof heeft bij tussenarrest bepaald dat het voorschot door ieder der partijen voor de helft wordt gedragen. Het hof is tot deze beslissing gekomen omdat hij ambtshalve een deskundigenbericht opdraagt, en voorts vanwege de omstandigheden van het geval, de positie van partijen, de aard van het geschil en de vragen die aan de deskundige worden voorgelegd.
Het hof zal de zaak verwijzen naar de rol. Iedere verdere beslissing zal het hof
aanhouden.

3.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 1 oktober 2024 voor een akte aan de zijde van beide partijen met het hiervoor onder r.o. 2.14. omschreven doel;
-houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. T.S. Pieters, H.T. van der Meer en F.J. van de Poel en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 3 september 2024.