ECLI:NL:GHAMS:2024:2327

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
21 augustus 2024
Zaaknummer
200.335.162/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen gerechtsdeurwaarder wegens intimiderend taalgebruik en marginaal toetsing van vorderingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder. De klacht was ingediend door klagers, die de gerechtsdeurwaarder beschuldigden van intimiderend taalgebruik en het niet marginaal toetsen van een vordering. De gerechtsdeurwaarder had op verzoek van zijn opdrachtgever, S&B Mondial B.V., brieven aan de klagers betekend, waarin zij werden gesommeerd om binnen drie dagen een aanzienlijk bedrag over te maken. Klagers voerden aan dat het taalgebruik in de brieven intimiderend was en dat de gerechtsdeurwaarder had verzuimd om de vordering te toetsen en een veertiendagenbrief te sturen. De kamer voor gerechtsdeurwaarders had de klacht ten dele gegrond verklaard, maar het hof oordeelde dat de klacht in zijn geheel ongegrond was. Het hof stelde vast dat de gerechtsdeurwaarder wel degelijk een marginale toets had uitgevoerd en dat het gebruik van taal in de brieven voldeed aan de fatsoensnormen. Ook werd geoordeeld dat het niet sturen van een veertiendagenbrief niet aan de gerechtsdeurwaarder kon worden verweten, aangezien hij enkel belast was met de betekening van de brieven. De beslissing van de kamer werd vernietigd en de klacht werd in al zijn onderdelen ongegrond verklaard.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.335.162/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/716473 / DW RK 22/150
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 27 augustus 2024
inzake
[appellant] ,
gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,
appellant,
gemachtigde: H.J. de Jonge,
tegen

1.GREENLAKE B.V.,

2.
MATCORP B.V.,
3.
MATCORP HOLDING B.V.,
4.
[geïntimeerde 1] ,
5.
[geïntimeerde 2] ,
geïntimeerden,
gemachtigde: mr. J. Koekkoek, advocaat te Haarlem.
Partijen worden hierna de gerechtsdeurwaarder en klagers genoemd.

1.De zaak in het kort

De gerechtsdeurwaarder heeft op verzoek van zijn opdrachtgever een aantal brieven aan klagers betekend en hen gesommeerd om binnen drie dagen een bedrag op zijn derdengeldenrekening over te maken. Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder intimiderend taalgebruik. De gerechtsdeurwaarder wordt daarnaast verweten dat hij heeft verzuimd a) de vermeende vordering marginaal te toetsen en b) aan de schuldenaar(s) een veertiendagenbrief te sturen. De gerechtsdeurwaarder wordt ten slotte verweten dat hij niet heeft gereageerd op een e-mail van de gemachtigde van klagers. De kamer heeft de klacht ten dele gegrond verklaard. Het hof verklaart die klacht geheel ongegrond.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 29 november 2023 een beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 30 oktober 2023 (ECLI:NL:TGDKG:2023:74).
2.2.
Klagers hebben op 17 januari 2024 een verweerschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend.
2.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 20 juni 2024. De gerechtsdeurwaarder, vergezeld van zijn gemachtigde, en klager sub 4, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van klagers aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

3.Feiten

Het hof verwijst naar de feiten die de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling daarvan geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, zijn die feiten de volgende.
3.1.
Bij exploot van 18 augustus 2020 heeft een collega-gerechtsdeurwaarder een brief van S&B Mondial B.V. van 12 augustus 2020 aan klager sub 5 betekend en haar gesommeerd om binnen drie dagen een bedrag van € 192.351,60 op zijn derdengeldenrekening over te maken.
3.2.
Classic Incasso heeft in december 2021 de gerechtsdeurwaarder gevraagd vijf brieven van S&B Mondial B.V. aan klagers, gedateerd 27 december 2021, met bijlagen, te betekenen aan klagers. Die betekening heeft plaatsgevonden op 6 januari 2022. De gerechtsdeurwaarder heeft daarbij klagers gesommeerd binnen drie dagen een bedrag van € 226.488,41 op de derdengeldenrekening van de gerechtsdeurwaarder over te maken.
3.3.
Per e-mail en brief van 10 januari 2022 aan S&B Mondial B.V. heeft de gemachtigde van klagers namens Tradeconsult S.A. op de brief van 27 december 2021 gereageerd. Kort gezegd werd het bestaan van een vordering van S&B Mondial B.V. op Tradeconsult S.A. betwist en het benaderen van klagers 1 tot en met 4 als stalking aangemerkt. De gerechtsdeurwaarder stond in de c.c.

4.De klacht

Klagers beklagen zich over het navolgende.
a. In de door de gerechtsdeurwaarder betekende brief van 27 december 2021 wordt gebruik gemaakt van zeer intimiderend taalgebruik, zeker gelet op de betaaltermijn van drie dagen en de hoogte van de vordering. Dit geldt in het bijzonder voor de privé personen, te weten klagers sub 4 en 5.
b. De gerechtsdeurwaarder heeft verzuimd de gepretendeerde vordering van zijn opdrachtgever op Tradeconsult SA marginaal te toetsen: uit niets blijkt dat klagers een relevante relatie hebben tot Tradeconsult SA. Het bijgevoegde betekeningsexploot van 18 augustus 2020 aan klager sub 5 levert geen rechtens relevante juridische relatie op. De desbetreffende brief van 12 augustus 2020 is niet bij de exploten gevoegd. Indien de gerechtsdeurwaarder deze brief zou hebben opgevraagd bij de opdrachtgever, zou hij hebben kunnen vaststellen dat de vordering geen betrekking had op klager sub 5. De gerechtsdeurwaarder had tevens de hoogte van het bedrag dat genoemd is in het exploot van 18 augustus 2020 marginaal moeten toetsen aan het bedrag zoals dat vermeld is in de brief van 27 december 2021.
c. Op grond van het bepaalde in artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek had de schuldeiser eerst nog een veertiendagenbrief aan de consument/schuldenaar moeten verzenden.
d. De gerechtsdeurwaarder heeft niet gereageerd op de e-mail van de gemachtigde van klagers van 10 januari 2022.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing onderdeel b van de klacht van klagers gegrond verklaard, voor zover dat ging over de verplichting van een marginale toetsing van de vordering door de gerechtsdeurwaarder. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond verklaard. Voor het gegronde deel van de klacht heeft de kamer aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd. De gerechtsdeurwaarder is daarnaast in de kosten veroordeeld.
Klachtonderdeel a: intimiderend taalgebruik
5.2.
De kamer heeft deze klacht ongegrond verklaard op grond van de overweging dat de gerechtsdeurwaarder weliswaar in opdracht van S&B Mondial B.V. de door deze opgestelde brieven van 27 december 2021 aan klagers heeft betekend, maar niet verantwoordelijk is voor de inhoud van die brieven. De gerechtsdeurwaarder dient wel marginaal te toetsen of de inhoud van de brieven voldoet aan de algemene fatsoensnormen. Dat is hier het geval. Dit geldt ook voor de hierin opgenomen betalingstermijn van drie dagen. Met betrekking tot dit klachtonderdeel sluit het hof zich aan bij het oordeel van de kamer; het taalgebruik is vrij standaard juridisch en voldoet aan de geldende fatsoensnormen.
Klachtonderdeel b: marginale toets
5.3.
In zijn beroepschrift heeft de gerechtsdeurwaarder primair aangevoerd dat de marginale toetsingsplicht hier niet van toepassing is. Deze plicht heeft uitsluitend betrekking op de ambtelijke praktijk en strekt zich niet uit tot de incassopraktijk. De gerechtsdeurwaarder heeft niettemin wel degelijk de marginale toets uitgevoerd. Voorafgaand aan de uitvoering van zijn opdracht heeft hij een kort onderzoek gedaan naar de vordering die hij in behandeling had genomen en hij heeft van zijn opdrachtgeefster ook de nodige tekst en uitleg gekregen. Tot meer was hij niet gehouden, aldus nog steeds de gerechtsdeurwaarder.
5.4.
Het hof is van oordeel dat als een gerechtsdeurwaarder een schuldenaar sommeert om binnen drie dagen een groot geldbedrag op zijn kantoorrekening over te maken, enige vorm van marginale toetsing dient plaats te vinden. Deze verplichting geldt ook voor de incassopraktijk van een gerechtsdeurwaarder. In dit geval heeft de gerechtsdeurwaarder in voldoende mate aan deze verplichting voldaan. Uit de door de gerechtsdeurwaarder in hoger beroep overgelegde stukken blijkt dat een medewerker van de gerechtsdeurwaarder op 21 december 2021 contact heeft gezocht met een medewerker van de incasso-intermediair van de opdrachtgeefster van de gerechtsdeurwaarder, bij wie navraag is gedaan naar de grondslag van de vordering. Meer specifiek is gevraagd waarom klagers aansprakelijk zouden zijn voor de vordering op Tradeconsult SA. Op 27 december 2021 heeft de medewerker hierover telefonisch uitleg gekregen. Na deze uitleg heeft de gerechtsdeurwaarder de opdracht aanvaard en is hij tot betekening van de brieven overgegaan. Naar het oordeel van het hof kan ook niet worden gezegd dat de uitgevoerde marginale toets ertoe had moeten leiden dat de gerechtsdeurwaarder zijn ministerie weigerde. Anders dan de kamer acht het hof klachtonderdeel b. dus ongegrond, wat de marginale toetsing betreft. Over de hoogte van het sommatiebedrag is het hof, net als de kamer, van oordeel dat de hoogte van de vordering in de brief van 27 december 2021 is beschreven en dat het niet aan de gerechtsdeurwaarder was om daarop inhoudelijk in te gaan.
Klachtonderdeel c: veertiendagenbrief
5.5.
Net als de kamer is het hof van oordeel dat het niet aan de gerechtsdeurwaarder was om te controleren of incassokosten waren verschuldigd en of aan klagers sub 4 en 5 veertiendagenbrieven zouden moeten worden gestuurd. De gerechtsdeurwaarder was immers slechts belast was met de betekening van de brieven en niet met de executie van de vordering. Voor de toewijsbaarheid van incassokosten ten laste van niet-natuurlijke personen (klagers sub 1, 2 en 3) is bovendien hoe dan ook niet vereist dat een veertiendagenbrief is gestuurd. Ook klachtonderdeel c. is daarom ongegrond.
Klachtonderdeel d: niet-reageren op e-mails gemachtigde klagers
5.6.
Ook voor dit klachtonderdeel sluit het hof zich aan bij het oordeel van de kamer. Op grond van vaste rechtspraak mag van een gerechtsdeurwaarder worden verwacht dat hij binnen een termijn van ongeveer twee weken brieven en e-mails beantwoordt over een dossier dat bij hem in behandeling is. Vast is komen te staan dat de gerechtsdeurwaarder niet op de e-mail van 10 januari 2022 van de gemachtigde van klagers heeft gereageerd. Gezien het feit dat de brief van 10 januari 2022 was gericht aan S&B Mondial B.V. en slechts via de c.c. aan de gerechtsdeurwaarder is gestuurd, is het hof met de kamer van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder niet heeft hoeven begrijpen dat de gemachtigde van klagers van hem een antwoord verwachtte op de e-mail. Ook klachtonderdeel d. is daarom ongegrond.
Conclusie
5.7.
Het hof is dus, anders dan de kamer, van oordeel is dat de klacht tegen de gerechtsdeurwaarder op alle onderdelen ongegrond is. Het hof zal de beslissing van de kamer daarom vernietigen en de klacht alsnog in al zijn onderdelen ongegrond verklaren.

6.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2024 door de rolraadsheer.