ECLI:NL:GHAMS:2024:229

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
200.330.338/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling tussen ouders na scheiding met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de zorgregeling voor twee minderjarigen, geboren uit de relatie van de vader en de moeder, die van 2010 tot januari 2022 heeft geduurd. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de zorgregeling die door de rechtbank Noord-Holland was vastgesteld, waarin de kinderen in de even weken bij de moeder verbleven van maandag tot donderdag en bij de vader van donderdag tot maandag, en in de oneven weken bij de moeder van maandag tot woensdag en bij de vader van woensdag tot vrijdag. De vader verzocht om een wijziging van deze regeling, zodat de kinderen meer tijd bij hem zouden doorbrengen.

De moeder verweerde zich tegen het verzoek van de vader en stelde dat de huidige regeling goed functioneerde en in het belang van de kinderen was. Het hof heeft de argumenten van beide ouders gehoord en benadrukte het belang van voorspelbaarheid en continuïteit voor de kinderen. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de zorgregeling te wijzigen, zodat de kinderen in de even weken tot woensdagavond bij de moeder verblijven en daarna naar de vader gaan. Dit biedt de kinderen meer contactmomenten met beide ouders en houdt rekening met de wensen van de vader zonder dat dit leidt tot onnodige verstoringen in de werkroosters van de ouders.

De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor ouders om samen te werken in het belang van hun kinderen, zelfs na een scheiding.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.330.338/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/336067 / FA RK 23-318
Beschikking van de meervoudige kamer van 30 januari 2024 inzake
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. S.L. Fronik te Haarlem,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. de Geest te Heerhugowaard.
Als belanghebbenden zijn verder aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de rechtbank) van 8 juni 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 24 juli 2023 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 8 juni 2023.
2.2
De moeder heeft op 2 oktober 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de vader van 31 augustus 2023 met bijlage;
- een brief van de zijde van de moeder van 15 november 2023 met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de moeder van 22 november 2023 met bijlage;
- een brief van de zijde van de vader van 23 november 2023 met bijlage.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 29 november 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. R.P.A. Meghoe, waarnemend kantoorgenoot van zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door V. Aelbers.
Mr. R.P.A. Meghoe heeft ter zitting in hoger beroep een pleitnota overgelegd.

3.De feiten

3.1
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader (hierna gezamenlijk ook: de ouders), die van 2010 tot januari 2022 duurde, zijn geboren:
- [minderjarige 1] , [in] 2015, en
- [minderjarige 2] , [in] 2017 (hierna gezamenlijk: de kinderen).
De vader heeft de kinderen erkend. De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
3.2
Bij de in zoverre niet bestreden beschikking is de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de moeder bepaald en de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij de vader. Ook is een vakantie- en feestdagenregeling vastgelegd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen in de even week bij de moeder verblijven van maandag tot donderdag 08.30 uur en bij de vader van donderdag uit school tot maandag 08.30 uur en in de oneven week bij de moeder van maandag 08.30 uur tot woensdag 08.30 uur en bij de vader van woensdag uit school tot vrijdag 19.00 uur, en bij de moeder van vrijdag 19.00 uur tot maandag 08.30 uur.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, opnieuw rechtdoende te bepalen dat de kinderen
- in de even weken bij de moeder verblijven van maandag tot woensdag 08.30 uur en bij de vader van woensdag 08.30 uur tot maandag 08.30 uur;
-in de oneven weken bij de moeder van maandag 08.30 uur tot woensdag 08.30 uur, dan bij de vader van woensdag 08.30 uur tot vrijdag 19.00 uur, en dan bij de moeder van vrijdag 19.00 uur tot maandag 08.30 uur.
4.3
De moeder verzoekt het hoger beroep van de vader af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
De ouders hebben samen het gezag. Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan – voor zover in deze zaak van belang – omvatten: a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken.
De standpunten
5.2
De vader kan zich niet verenigen met de bij de bestreden beschikking bepaalde zorgregeling en voert daartoe het volgende aan.
Voorafgaand aan deze procedure zijn de ouders een tijdelijke zorgregeling overeengekomen waarbij de verdeling van de zorg precies bij helfte verdeeld was. Sinds de bestreden beschikking verblijven de kinderen iedere veertien dagen zes nachten bij de vader en acht nachten bij de moeder. Dat heeft de vader niet verzocht en is ook niet door de rechtbank met partijen besproken ter zitting in eerste aanleg. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ouders beiden water bij de wijn moeten doen en dus om de week een woensdagmiddag met de kinderen hebben. Dat vindt de vader niet eerlijk omdat hij alleen maar op woensdagmiddag vrij kan krijgen van zijn werk terwijl de moeder iedere dinsdag en iedere woensdag vrij is van haar werk. De kinderen hebben een continurooster en komen iedere dag van de week om 14.00 uur uit school. Door de bestreden beschikking heeft de moeder iedere veertien dagen drie vrije middagen met de kinderen en de vader maar één. Het argument van de moeder dat zij gedurende de relatie meer voor de kinderen zorgde klopt niet en is bovendien irrelevant omdat met het uiteengaan van de ouders de situatie per definitie verandert. Ook is het onduidelijk waarom de moeder niet op een andere dag vrij zou kunnen krijgen. De vader stelt een zorgregeling voor waarbij de kinderen de andere ouder nooit langer dan vier/vijf nachten hoeven te missen en bij beide ouders evenveel (vrije) tijd doorbrengen. Voor de vader is een nacht belangrijk omdat hij dan het avondritueel met de kinderen kan doen, voor hen kan zorgen wanneer zij ’s nachts onverhoopt wakker worden en met hen kan ontbijten met de daarbij horende rituelen.
Ook mist de vader duidelijkheid over de overdrachtstijden op dagen dat er geen school is en wie er onder schooltijd verantwoordelijk is voor de kinderen op de wisseldagen. Dit kan worden ondervangen door duidelijke tijden vast te leggen in de zorgregeling, aldus de vader.
5.3
De moeder verweert zich als volgt.
De verdeling van de zorg bij helfte, die de ouders bij hun uiteengaan zijn overeengekomen was een tijdelijk compromis en bleek veel te onrustig voor de kinderen. De huidige regeling verloopt goed en geeft de rust die de kinderen, na de afgelopen onrustige periode van verhuizingen, twee nieuwe huizen en een nieuwe school, nodig hebben.
De vader is pas sinds november 2022 op woensdagmiddag vrij, terwijl de ouders al sinds mei 2022 gescheiden wonen. Ook voor hun uiteengaan droeg de moeder al de zorg voor de kinderen op de woensdagmiddagen, net als de meerderheid van de rest van de tijd. Bovendien is het voor de moeder heel moeilijk om haar rooster nog eens aan te passen aan een nieuwe zorgregeling. Zij is arts in een maatschap met drie andere artsen en het vergt veel passen en meten in de werkroosters wanneer er een verandering plaatsvindt. De kans is groot dat zij bij nog een verandering in de knel komt met haar praktijkvoering, dat kan niet van haar worden gevergd. Ook heeft de moeder van de BSO begrepen dat de vader de afgelopen periode de kinderen op de donderdagen veelal vroeger ophaalt en soms helemaal niet naar de BSO laat gaan. Het klopt dus niet dat de vader alleen op woensdagen vrij is van werk. Ook brengt de vader de kinderen iedere vrijdag uit school naar de hockey en zijn zij bij hem thuis tot de moeder hen om de week om 19.00 uur ophaalt.
De moeder heeft het uitgerekend en het komt erop neer dat in het voorstel van de vader de kinderen effectief drie doordeweekse middagen bij de vader zijn en twee bij de moeder. Terwijl in de regeling zoals die bij de bestreden beschikking is bepaald, de kinderen precies evenveel doordeweekse middagen bij de vader en de moeder zijn. Weliswaar zijn de kinderen een extra nacht bij de moeder, maar tijdens het slapen heb je geen contact met elkaar.
Hoewel de moeder van mening is dat de regeling van de rechtbank wel duidelijk is met betrekking tot de tijden dat de ouders verantwoordelijk zijn voor de kinderen, is zij akkoord met het voorstel van de vader om de tijden vast te leggen in de zorgregeling.
Het advies van de raad
5.4
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geen advies uitgebracht en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Wel heeft de raad opgemerkt dat de kinderen op dit moment moeite moeten hebben met het overbruggen van de verschillen tussen hun ouders. De raad moedigt het besluit van de ouders om hun communicatie te verbeteren met behulp van professionele hulpverlening dan ook aan.
Wat betreft de zorgregeling heeft de raad benadrukt dat het op dit moment het meest in het belang van de kinderen is om voorspelbaarheid en continuïteit voor hen te creëren, zodat zij weten waar zij aan toe zijn. Daarbij is het voor de kinderen niet relevant of de zorg precies bij helfte is verdeeld. Binnen de huidige regeling zien de kinderen de beide ouders al genoeg om een zelfstandig beeld te vormen van iedere ouder individueel. Gelet op de huidige verschillen tussen de beide ouders, acht de raad het niet van belang om nog een warme overdracht toe te voegen aan het schema.
De beoordeling van het hof
5.5
Ten eerste merkt het hof op dat, hoewel het geschil een klein onderdeel van de zorgregeling betreft, dit symbool lijkt te staan voor de moeizame wijze waarop ouders in staat zijn om elkaar in het ouderschap iets te gunnen. Van de ouders wordt verwacht dat zij nog veel zullen moeten investeren in het verbeteren van hun gedeelde ouderschap, omdat de zorg voor kinderen flexibiliteit vraagt en de vanzelfsprekendheid om eigen belangen ondergeschikt te maken aan die van de kinderen.
5.6
Ter zitting in hoger beroep is met de ouders gesproken over de door de vader, en volgens hem ook door de kinderen, ervaren ongelijkheid in de verdeling van de zorg. Met name de verdeling van de nachten, waarbij de kinderen zes nachten per veertien dagen bij de vader slapen en acht nachten bij de moeder. De zes nachten achtereenvolgend die de kinderen in de oneven week op de even week bij de moeder verblijven, worden volgens de vader door de kinderen als een te lange periode ervaren. De kinderen missen de vader in die dagen.
Ter zitting in hoger beroep heeft het hof daarom aan de ouders voorgelegd dat de ervaren ongelijkheid in de nachten kan worden ondervangen door een extra wisselmoment op de woensdagavond in de even week. Hier stonden zowel de moeder als de vader voor open. De vader heeft ter zitting in hoger beroep aangevoerd dat een overnachting belangrijk is voor de band tussen ouder en kind, dat daarbij het avondritueel hoort, dat kinderen in de nacht soms emotionele bijstand nodig hebben en dat bij de ochtenden ook rituelen horen, zoals het ontbijt. Het hof begrijpt dat dit wezenlijke momenten zijn die invulling geven aan de band tussen ouder en kind. Met een verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad van 21 mei 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BL7407) is het hof van oordeel dat het bij de invulling van het gelijkwaardig ouderschap, niet gaat om een exact gelijke verdeling van de tijd die de beide ouders met de kinderen doorbrengen. De nachten echter vormen, zoals hiervoor reeds beschreven, soms momenten van intensieve zorg die het samenzijn van een gezin, vormgeven. Het hof ziet daarom aanleiding de zorgregeling zo te wijzigen dat de kinderen in de even week tot woensdagavond 19.00 uur bij de moeder verblijven. Na het avondeten om 19.00 uur gaan zij vervolgens naar de vader. Het hof ziet zich in dit oordeel gesterkt door de positieve houding van de ouders tegenover dit plan ter zitting in hoger beroep en het feit dat de ouders dichtbij elkaar wonen waardoor de overdracht niet veel tijd in beslag neemt. Ook maakt deze wijziging niet dat de ouders moeten schuiven in hun werkroosters, wat voor onnodige onrust zou kunnen zorgen. Dat hiermee een tweede warme overdracht in de regeling wordt gebracht, namelijk ook één in de even week, ziet het hof als een kans voor het gezin om daarmee te leren omgaan. Bovendien heeft het hof geen signalen gekregen dat de warme overdrachten op de vrijdagen in de oneven weken op dit moment tot problemen leiden.
Gelet op de gelijkwaardige verdeling van de zorg en de vaste vrijdagmiddagen die de vader met de kinderen heeft, ziet het hof geen aanleiding om de kinderen iedere woensdag de hele woensdag bij de vader te laten verblijven. Met het gelijktrekken van de overnachtingen, is naar het oordeel van het hof voldoende tegemoetgekomen aan de wens van de vader om gelijkwaardig invulling te kunnen geven aan zijn ouderschap.
Ten slotte overweegt het hof dat de moeder het eens is met het verzoek van de vader om duidelijkheid te scheppen over de momenten waarop de verantwoordelijkheid van de ouders wordt overgedragen aan de andere ouder op de wisseldagen. Het hof ziet daarom aanleiding te bepalen dat de zorg van de ouders voor de kinderen op de wisseldagen standaard wisselt om 08.30 uur, behalve op de woensdagen in de even weken en op de vrijdagen in de oneven weken, dan wisselt hun zorg om 19.00 uur.
5.7
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 8 juni 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders zo, dat de kinderen in de even week bij de moeder verblijven van maandag 08.30 uur tot woensdag 19.00 uur en bij de vader van woensdag 19.00 uur tot maandag 08.30 uur en in de oneven week bij de moeder van maandag 08.30 uur tot woensdag 08.30 uur en bij de vader van woensdag 08.30 uur tot vrijdag 19.00 uur, en bij de moeder van vrijdag 19.00 uur tot maandag 08.30 uur;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, mr. G.W. Brands-Bottema en mr. M.E. Burger, in tegenwoordigheid van mr. W.J. Boon als griffier en is op 30 januari 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.