ECLI:NL:GHAMS:2024:2278

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
23-003311-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor niet tonen van identiteitsbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2006, was eerder veroordeeld voor het niet tonen van een identiteitsbewijs op 14 september 2022 te Amsterdam. De kantonrechter had een geldboete van € 95,00 opgelegd, te vervangen door een dag jeugddetentie. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op eerste vordering niet heeft voldaan aan de verplichting om zijn identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, zoals opgelegd door de Wet op de identificatieplicht. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis. Het hof heeft het bewezen verklaarde als strafbaar gekwalificeerd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 50,00, te vervangen door een dag jeugddetentie. Het hof heeft daarbij de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de weigering van de verdachte om zijn identiteitsbewijs te tonen, wat het werk van de verbalisant bemoeilijkte. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77l en 447e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003311-23
datum uitspraak: 8 augustus 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 18 december 2023 in de strafzaak onder parketnummer 96-204292-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 augustus 2024.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 september 2022 te Amsterdam, niet (op eerste vordering) heeft voldaan aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, hem opgelegd krachtens de Wet op de identificatieplicht / het Wetboek van Strafvordering / het Wetboek van Strafrecht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 september 2022 te Amsterdam niet op eerste vordering heeft voldaan aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, hem opgelegd krachtens de Wet op de identificatieplicht.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
niet voldoen aan de hem bij artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht opgelegde verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De kantonrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 95,00, te vervangen door een dag jeugddetentie.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 50,00, te vervangen door een dag jeugddetentie.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft geweigerd zijn identiteitsbewijs te tonen, toen dit door de verbalisant werd gevorderd. Door zo te handelen kon zijn identiteit niet direct worden vastgesteld en heeft hij het werk van de verbalisant bemoeilijkt.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na € 50,00, te vervangen door een dag jeugddetentie, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77l en 447e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 29 september 2022 onder CJIB nummer [nummer].
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 50,00 (vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag jeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr. P.F.E. Geerlings en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 augustus 2024.
De voorzitter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.