ECLI:NL:GHAMS:2024:2244

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
23-003342-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van opzetheling, vernieling en diefstal in vereniging met bijzondere voorwaarden voor behandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van opzetheling, vernieling en diefstal in vereniging. De feiten vonden plaats in Amsterdam, waarbij de verdachte zich toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels. De verdachte heeft een complexe psychiatrische problematiek, maar het hof oordeelt dat hij voldoende besef heeft van zijn daden. De bewezenverklaring betreft onder andere het verwerven van een gestolen pinpas en een laptop, alsook het vernielen van eigendommen van een stichting. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, met bijzondere voorwaarden waaronder een langdurige klinische opname. De verdachte wordt als strafbaar beschouwd, ondanks zijn psychiatrische problemen, omdat hij het verschil tussen goed en kwaad begrijpt. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003342-23
datum uitspraak: 23 juli 2024
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 december 2023 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-227521-23 en 13-239299-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 juli 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Voeging

Onderhavige zaak werd gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaak onder parketnummer 23-002498-23. De raadsman heeft het hof verzocht de twee parketnummers te voegen. Anders dan de raadsman heeft verzocht, zal het hof de zaken niet voegen, nu dat niet in het belang van het onderzoek is.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak A:
Zaak met parketnummer 13-227521-23:
1.
hij op of omstreeks 23 juni 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een (bedrijfs)pinpas (op naam van [BV] B.V. met rekeningnummer [rekeningnummer]), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 19 januari 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een laptop (merk: Acer, kleur: blauw met blauwe glimmende sticker), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op of omstreeks 6 mei 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk (een lijst van) een schilderij en/of een muur en/of de onderkant van een zijdeur en/of een binnendeur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Stichting [stichting] (gevestigd te [adres 2]), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op of omstreeks 23 juni 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een geldbedrag van ongeveer 32,85 euro en/of een geldbedrag van ongeveer 23,14 euro en/of een geldbedrag van ongeveer 7,35 euro en/of een geldbedrag van ongeveer 1,29 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [BV], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door het onrechtmatig doen van een en/of meerdere (contactloze) betaling(en).
Zaak B:
Zaak met parketnummer 13-239299-23 (gevoegd):
1.
hij, op of omstreeks 29 juni 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een bromfiets/scooter (merk Peugeot Vclic met kenteken [kenteken]), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair
hij, op of omstreeks 29 juni 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een bromfiets/scooter (merk Peugeot Vclic met kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten door het vinden van deze bromfiets/scooter, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverwegingen zaak A

De advocaat-generaal heeft ten aanzien van feit 1, 2, 3 en 4 gerekwireerd tot een bewezenverklaring.
Feit 1 en feit 4:
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 en feit 4 vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat de verdachte niet wist dat de pinpas van diefstal afkomstig was. De bewoners bij [stichting] lenen vaak spullen uit aan elkaar, zoals pasjes om geld te halen of dingen te kopen. De verdachte heeft de pinpas op deze wijze gekregen en er is aldus onvoldoende bewijs voor opzetheling. Er is ook geen sprake van schuldheling omdat de verdachte analfabeet is en niet kon lezen dat de pas op naam van de [BV] stond. Volgens de raadsman heeft de verdachte de pinbetalingen met de pinpas gedaan, maar de verdachte was zich op dat moment van geen kwaad bewust.
Het hof stelt het volgende vast. In de nacht van 23 juni 2023 is bij [BV] ingebroken en is er een oranje ING-pinpas van het bedrijf gestolen. In de ochtend van 23 juni 2023 worden de eerste transacties met de pinpas geregistreerd, waaronder bij [bedrijf], twee filialen van de [winkel 1] en bij de [winkel 2]. De verdachte is op de beelden bij de [winkel 1] herkend terwijl hij met een oranje pinpas afrekent. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de pinpas van ene [naam 1] heeft gekregen om voor hem te pinnen en dat hij daarmee vervolgens boodschappen kon doen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof acht de verklaring van de verdachte dat hij niet wist dat de ING-pas gestolen was, niet aannemelijk. Het verweer dat de verdachte analfabeet is en niet kon lezen dat de pas op naam van de [BV] stond, is op geen enkele wijze nader onderbouwd en daardoor niet verifieerbaar. Het hof acht ook overigens de omstandigheid dat er met een pinpas moest worden gepind en dat de verdachte zelf ook boodschappen hiermee kon doen, in het normale verkeer en ook onder bewoners van [stichting] ongebruikelijk. Het hof is van oordeel dat het op de weg van de verdachte lag om te verifiëren of de pinpas toebehoorde aan [naam 1]. Nu de verdachte dit kennelijk heeft nagelaten en op verzoek van [naam 1], van wie de verdachte wist dat hij ook een bewoner bij [stichting] is, in de ochtend op 23 juni 2023 kort na elkaar op verschillende locaties met de bankpas is gaan pinnen, kan het volgens het hof niet anders zijn dan dat de verdachte wist dat de pinpas van diefstal afkomstig was. Nu de verdachte met deze bankpas, waarvan hij wist dat deze van misdrijf afkomstig was, heeft gepind, acht het hof tevens wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk enig geldbedrag van een ander heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een pinpas, toebehorende aan voornoemde [BV], zoals in het vierde feit is ten laste gelegd.
Feit 2:
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van feit 2 moet worden vrijgesproken. De verdachte wist niet dat de laptop van diefstal afkomstig was.
Het hof verwerpt dit verweer. De verdachte heeft in eerste aanleg verklaard dat hij de laptop op het Mercatorplein heeft gekocht en dat hij vaker voorwerpen koopt die gestolen zijn. Het hof leidt hieruit af dat de verdachte wist dat de laptop van diefstal afkomstig was. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat feit 2 wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Vrijspraak zaak B

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het in zaak B primair en subsidiair tenlastegelegde.
Met de raadsman en het openbaar ministerie is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte in zaak B primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-227521-23 onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:1.
hij op 23 juni 2023 te Amsterdam een (bedrijfs)pinpas (op naam van [BV] B.V. met rekeningnummer [rekeningnummer]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op 19 januari 2023 te Amsterdam een laptop (merk: Acer, kleur: blauw met blauwe glimmende sticker) voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op 6 mei 2023 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een lijst van een schilderij en een muur en de onderkant van een zijdeur die geheel aan Stichting [stichting] (gevestigd te [adres 2]), toebehoorden heeft vernield en beschadigd;
4.
hij op 23 juni 2023 te Amsterdam een geldbedrag van ongeveer 32,85 euro, een geldbedrag van ongeveer 23,14 euro, een geldbedrag van ongeveer 7,35 euro, een geldbedrag van ongeveer 1,29 euro dat geheel aan [slachtoffer 1] en/of [BV] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door het onrechtmatig doen van een meerdere (contactloze) betalingen.
Hetgeen in zaak A onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 13-227521-23 onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
opzetheling.
Het in zaak A onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen.
Het in zaak A onder 4 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.

Strafbaarheid van de verdachte

Toerekenbaarheid
De raadsman heeft bepleit dat de feiten slechts in geringe mate kunnen worden toegerekend aan de verdachte vanwege zijn complexe psychiatrische problematiek.
Uit de verklaringen van de verdachte blijkt dat de verdachte enig besef heeft van zijn acties met betrekking tot het doorverkopen van gestolen goederen. Er is op dat niveau dus wetenschap dat hij goederen steelt om aan geld te komen en dat dit strafbaar is. De verdachte heeft weliswaar een complexe psychiatrische problematiek, maar uit het dossier volgt dat hij het verschil tussen mijn en dijn begrijpt. Het hof concludeert op basis daarvan dat de tenlastegelegde feiten aan de verdachte kunnen worden toegerekend.
Het hof acht de verdachte dus strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van twee jaren. De politierechter heeft daarbij bijzondere voorwaarden opgelegd zoals geadviseerd in het reclasseringsadvies van 4 december 2023.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het bewezenverklaarde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal de oplegging van de bijzondere voorwaarden gevorderd, zoals vermeld in het reclasseringsadvies van 4 december 2023 (van zaak met parketnummer 13-227521-23).
De raadsman heeft het hof verzocht om de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf. De verdachte is verstandelijk beperkt en kampt met ernstige psychische problemen, waaronder schizofrenie. Daar komt bij dat de verdachte een verslavingsprobleem heeft. De bijzondere voorwaarden zouden weinig toevoegen volgens de raadsman.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal, twee keer aan opzetheling en een vernieling. Hij heeft hierbij getoond geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen en niet te schromen te profiteren van het misdrijf van een ander.
Rapportages
In het reclasseringsadvies van 4 december 2023 is te lezen dat bij de verdachte sprake is van een triple diagnose, dat wil zeggen dat er sprake is van ernstige psychiatrische problematiek, een verstandelijke beperking en verslavingsproblematiek. De verdachte is dan ook langdurig afhankelijk van zorg. De hulpverlening, plus toezichthoudende instanties zoals de jeugdbescherming en de reclassering, zijn sinds de vroege jeugd van de verdachte telkens opnieuw zoekende naar de juiste vorm en aanbod van zorg, afhankelijk van de situatie van dat moment. Volgens de Reclassering is de verslavingsproblematiek van de verdachte zorgelijk. Zijn harddrugsgebruik verklaart mede het opnieuw vertonen van crimineel gedrag.
Volgens het advies stelt de Reclassering dat een langdurige klinische behandeling gevolgd door een veilige woonplek de enige optie is om het risico op recidive te verkleinen. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als hoog.
De reclassering adviseert, samengevat, de oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden:
  • Meldplicht bij reclassering (na afspraak);
  • Opname in een zorginstelling;
  • Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
  • Begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • Dagbesteding.
In een e-mailbericht van 8 juli 2024 van [naam 2], reclasseringsmedewerker, is een update gegeven over het verloop van de reclasseringstoezicht van de verdachte. Daarin is te lezen dat het reclasseringstoezicht eind maart 2024 is gestart en dat de begeleiding ondoenlijk was. Na een korte detentie werd de verdachte aansluitend op 8 april 2024 kortdurend opgenomen ter stabilisatie. Na deze opname is de verdachte naar de [instelling] overgeplaatst (een FPA voor mensen met een verstandelijke beperking in combinatie met psychiatrische problematiek en/of gedragsproblemen, die forensische zorg nodig hebben). De behandeling bij de [instelling] verloopt niet gemakkelijk. Hoewel betrokkene zijn best doet mee te doen met de verschillende programmaonderdelen, werd ook gezien dat hij nog immer (chronisch) psychotisch is en te kampen heeft met veel trek in harddrugs. Volgens [naam 2] is het handhaven van de lopende voorwaarde van een langdurige klinische opname van belang. Het uitproberen van diverse vormen van medicatie is van belang en ook het hopelijk ‘uitdoven’ van de verslavingsneigingen van de verdachte. [naam 2] adviseert in dat kader dat de proeftijd wordt verlengd, met oog op het langdurige karakter van het traject, en adviseert negatief over een taakstraf. Mocht de verdachte zich onttrekken aan de voorwaarde van een klinische behandeling dan zal er geen contra-indicatie zijn voor een gevangenisstraf.
Het hof acht het gelet op voorgaande noodzakelijk dat de verdachte langdurig zal worden behandeld in een klinische setting en acht daarnaast de overige door de reclassering geadviseerde voorwaarden passend en geboden ter beperking van het recidivegevaar. Het hof zal aan deze voorwaarden een voorwaardelijke gevangenisstraf verbinden ter bevordering van de naleving van deze voorwaarden door de verdachte, met een proeftijd van drie jaren.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken, met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 602,08, bestaande uit materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 311, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-239299-23 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-227521-23 onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-227521-23 onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
-
Meldplicht bij de reclassering (na afspraak):
De veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met betrokkene opnemen voor de eerste afspraak.
-
Opname in een zorginstelling:
De veroordeelde laat zich opnemen in [instelling] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
De opname start zo spoedig mogelijk. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
- (
(Verplichte)Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname):
De veroordeelde laat zich, voorafgaand en na afloop van de klinische behandeling, behandelen door de ambulante GGZ, een FACT, in de plaats waar hij woont.
De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
-
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang:
De veroordeelde verblijft voor en na de klinische behandeling, bij een WLZ woonsetting in Nederland.
De absolute voorkeur is wonen buiten de Randstad. In Amsterdam zal het risico op recidive voortdurend hoog blijven. Het verblijf start na afloop van de klinische behandeling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
-
Dagbesteding:
De veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van [betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding], met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.R.O. Mooy, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. P.C. Verloop, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Fritsche, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 juli 2024.
mr. P.C. Verloop is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.