ECLI:NL:GHAMS:2024:2165

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
23-003285-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van een geldbedrag gewonnen in een casino

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1993, was beschuldigd van het witwassen van een geldbedrag van € 10.101,55, dat hij op 10 augustus 2022 in Alkmaar bij zich had. De verdediging voerde aan dat het geld afkomstig was uit een gewonnen bedrag in een casino in Barcelona, maar het hof oordeelde dat de verklaring van de verdachte niet concreet en verifieerbaar was. Het hof concludeerde dat er voldoende aanwijzingen waren dat het geld van misdrijf afkomstig was. De verdachte werd eerder veroordeeld, maar niet voor vergelijkbare feiten. Het hof oordeelde dat het witwassen van crimineel vermogen een ernstig feit is dat de legale economie ondermijnt. De verdachte was niet aanwezig bij de zitting en zijn raadsman kon geen informatie over zijn persoonlijke omstandigheden verstrekken. Het hof legde een taakstraf van 80 uur op, met een bijkomende verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag van € 10.051,55.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003285-23
Datum uitspraak: 1 augustus 2024
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam, gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 6 december 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-023047-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 juli 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 10 augustus 2022 te Alkmaar, in elk geval in Nederland (van) een voorwerp, te weten een geldbedrag van € 10.101,55, althans een geldbedrag heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen, omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. Het hof zal evenwel een groot gedeelte van de overwegingen van de politierechter overnemen.

Bewijsoverwegingen

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het hof verzocht de verdachte vrij te spreken van het hem tenlastegelegde witwassen van een geldbedrag. De raadsman heeft daartoe aangevoerd, dat de verdachte concreet en verifieerbaar heeft verklaard over de herkomst van het geldbedrag: hij heeft het gewonnen in een casino in het centrum van Barcelona toen hij daar verbleef tussen 13 februari en 3 maart 2022. Het openbaar ministerie had zodoende voldoende aanknopingspunten om de verklaring van verdachte te verifiëren, maar heeft dat nagelaten. Het gevolg is dat niet kan worden bewezenverklaard dat het geldbedrag uit misdrijf afkomstig is.
Het hof overweegt daaromtrent het volgende:
Juridisch kader
In deze zaak kan geen direct verband worden gelegd tussen een bepaald misdrijf en het in de tenlastelegging genoemde en onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag. Het hof zal daarom toepassing geven aan het toetsingskader dat voor dergelijke gevallen in de rechtspraak is ontwikkeld. Daarbij staat ter beoordeling of het in de tenlastelegging opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ bewezen kan worden op grond van vast te stellen feiten en omstandigheden waardoor het niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is.
Bij de toets of sprake is van witwassen doorloopt het hof de volgende stappen. In geval op basis van de feiten en omstandigheden sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag. Deze verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Zodra de verklaring van de verdachte voldoende tegenwicht biedt, is het aan het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door de verdachte gestelde alternatieve herkomst van het geldbedrag.
Vermoeden van witwassen
De verdachte reed op 10 augustus 2022 in een auto. Door verbalisanten is aan hem gevraagd of hij geld bij zich had, waarop de verdachte verklaarde 300 tot 400 euro bij zich te hebben. Toen de verdachte zijn geld liet zien, zagen de verbalisanten dat dit veel meer was dan 400 euro. Daarnaast zagen de verbalisanten dat er een vierkante bobbel in de linker broekzak van de verdachte bleef zitten. Na confrontatie hiermee verklaarde de verdachte dat hij € 10.000,- bij zich had. In totaal ging het om een bedrag van € 10.101,55, onderverdeeld in 178 coupures van 50 euro, 10 coupures van 100 euro en één coupure van 200 euro. [1]
Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, rechtvaardigen naar het oordeel van het hof zonder meer het vermoeden dat het aangetroffen geld van enig misdrijf afkomstig is.
Verklaring van de verdachte
Aangezien sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte een verklaring worden verlangd die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
De verklaring van de verdachte tijdens zijn latere verhoren [2] tegenover de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg komt er in de kern op neer dat hij het geld dat hij bij zich had heeft gewonnen met gokken. Het was dus niet van zijn vader zoals hij aanvankelijk, bij zijn aanhouding, verklaarde. Hij heeft voorts verklaard [3] dat hij begin februari 2022 in het gezelschap van zijn ex-vriendin bijna € 50.000,- heeft gewonnen in een casino in het centrum van Barcelona; hij wist niet meer welk casino het betrof. Het Openbaar Ministerie heeft de verdachte de gelegenheid gegeven om opgave te doen van de naam van het casino en de datum. De verdachte heeft echter geen naam van een casino opgegeven noch een datum, noch heeft hij anderszins stukken of informatie aangeleverd waaruit de herkomst van het geld blijkt.
Om aan te tonen dat hij in de periode van 13 februari 2022 tot en met 3 maart 2022 in Barcelona is geweest heeft de verdachte enkel vliegtickets overgelegd. De verdachte verbleef daar bij zijn ex-vriendin, [naam]. Deze ex-vriendin heeft als getuige verklaard dat zij niet bij het winnen van een dergelijk geldbedrag aanwezig is geweest.
Gelet op het voorgaande is de verklaring van de verdachte niet concreet en daardoor ook niet-verifieerbaar. Het lag daarom naar het oordeel van het hof niet op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de herkomst van het aangetroffen geldbedrag.
De ‘eenvoudige naspeuringen’ die de raadsman van de verdachte in hoger beroep zegt te hebben gedaan naar casino’s in het centrum van Barcelona, maken het voorgaande niet anders. Dergelijk onderzoek had op de weg van de verdachte zelf gelegen en kan niet worden beschouwd als een concrete en verifieerbare verklaring van de verdachte zelf. Daarnaast maken de opmerkingen van de raadsman ter terechtzitting over welk casino het eventueel zou hebben betroffen de verklaring evenmin concreet en verifieerbaar.
Bij deze stand van zaken blijft het vermoeden van witwassen bestaan. Het hof concludeert dat het niet anders kan zijn dan dat het aangetroffen geld — middellijk of onmiddellijk — van enig misdrijf afkomstig is, en voorts dat de verdachte dit wist. Het hof acht dan ook bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van het bij hem aangetroffen geldbedrag.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 augustus 2022 te Alkmaar een geldbedrag van € 10.101,55 heeft voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in het bewijsmiddel (waarnaar is verwezen in noot 1) en de bewijsoverwegingen zijn vervat,

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken, met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de politierechter de verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geld bevolen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een geldbedrag van ruim € 10.000,- witgewassen. Het hof acht dit een ernstig feit, door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Het vormt een aantasting en ondermijning van de legale economie en is, mede vanwege de ondermijnende invloed ervan, een bedreiging voor de samenleving. De verdachte heeft daar door zijn handelen aan bijgedragen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 juli 2024 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, echter niet voor wat betreft feiten als het onderliggende.
De verdachte was niet aanwezig ter terechtzitting in hoger beroep en zijn raadsman kon het hof niet informeren over diens persoonlijke omstandigheden. Een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals opgelegd in eerste aanleg, met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden en een proeftijd, acht het hof daarom nu niet aangewezen. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ligt in dit geval evenmin in de rede.
Gelet op de aard en de ernst van het feit zal het hof de verdachte daarom een geheel onvoorwaardelijke taakstraf opleggen..
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 10.051,55. Dit geldbedrag behoort de verdachte toe. Naast de oplegging van de taakstraf zal daarom de bijkomende straf van verbeurdverklaring worden opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een geldbedrag van € 10.051,55.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Lolkema, mr. P. Greve en mr. A.C. Huisman, in tegenwoordigheid van mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 augustus 2024.
Mr. Huisman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 augustus 2022, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], dossierpagina 5 en 6.
2.Een proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 11 augustus 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3], dossierpagina 48, respectievelijk een proces-verbaal van verhoor van de verdachte van dezelfde datum, eveneens opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3], dossierpagina 54.
3.Een proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 11 augustus 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3], dossierpagina 48.