ECLI:NL:GHAMS:2024:2164

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
23-001634-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in hennepkwekerijzaak

Op 1 augustus 2024 heeft het gerechtshof Amsterdam arrest gewezen in de ontnemingszaak tegen de betrokkene, die eerder was veroordeeld voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 18 mei 2021 was uitgesproken. In eerste aanleg was aan de betrokkene de verplichting opgelegd om een bedrag van € 14.394,20 te betalen aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel is vastgesteld op € 14.394,20.

Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit andere strafbare feiten, en dat er voldoende aanwijzingen zijn dat hij deze feiten heeft begaan. De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op een rapport dat de opbrengst van de hennepkwekerij berekent. Het hof heeft de kosten en opbrengsten van de hennepplantage in overweging genomen en vastgesteld dat de betrokkene een bedrag van € 14.394,20 aan de Staat moet betalen.

Daarnaast heeft het hof geconstateerd dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden met een jaar en drie maanden, maar heeft besloten om in de ontnemingszaak enkel deze constatering te doen. De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van het vastgestelde bedrag.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001634-21 (ontneming)
Datum uitspraak: 1 augustus 2024
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 mei 2021 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer
15-209930-18 tegen de betrokkene
[verdachte],
geboren te Amsterdam op [geboortedatum] 1988,
[adres]

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 14.394,20.
De betrokkene is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 mei 2021, kort gezegd, veroordeeld ter zake van het telen van hennep en de diefstal van elektriciteit.
Voorts heeft de politierechter in de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 18 mei 2021 de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 14.394,20 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 1 augustus 2024 veroordeeld ter zake van, kort gezegd, het telen van hennep en de diefstal van elektriciteit.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 juli 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De vordering
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de staat van € 14.394,20 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De grondslag
De betrokkene is veroordeeld bij arrest van het gerechtshof. Het hof acht voldoende aannemelijk dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit andere strafbare feiten in de zin van artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht waarvoor voldoende aanwijzingen bestaan dat de betrokkene die heeft begaan.
De schatting van het op na te melden geldbedrag gewaardeerde voordeel wordt ontleend aan de inhoud van het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e (hierna: het rapport) [1] en het dossier in de strafzaak, waaruit volgt dat er voldoende aanwijzingen bestaan dat er één eerdere oogst is geweest.
Uit het onderzoek zijn daarvoor onder meer de volgende aanwijzingen naar voren gekomen: zowel in de kweekruimte als op de overloop stonden vervuilde plantenpotten. In de kweekruimte stonden 100 lege gebruikte plantenpotten en buiten de kweekruimte werden nog 97 plantenpotten aangetroffen met vervuilde aarde en verdroogde resten van hennepplanten. Dit wijst op in totaal twee oogsten, één eerdere oogst en de inbeslaggenomen oogst die lag te drogen. Verder is op de apparatuur stof aangetroffen en stonden op de apparatuur verschillende data uit 2016 vermeld. Bovendien is vervuiling op de koolstoffilters en kalkafzetting aangetroffen. Het waterverbruik was hoog (veroorzaakt door gebruik van een water gekoelde airconditioning). [2]
Voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit baten van die eerdere oogst zal het hof aansluiten bij de berekening zoals opgenomen in het rapport.
Het rapport houdt in, voor zover van belang:
Vaststelling opbrengst per oogst in de kweekruimte
In deze berekening is uitgegaan van de aangetroffen natte weed. Er werd 18,79 kilo natte weed aangetroffen die reeds lag te drogen, afkomstig van de 100 opgekweekte planten.
Als uitgangspunt voor de verhouding nat/droog wordt aangenomen dat bij het drogen van hennep slechts 1/5 deel van de natte hennep overblijft: 80% nat, - 20% droog.
Opbrengst hennep per oogst
De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt: 3,76 kilogram.
Financiële opbrengst per oogst
De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt: 3,76 kilogram x € 4.070,00 = € 15.303,20.
Vaststelling eerdere oogsten in de kweekruimte
In de hierna vermelde berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt uitgegaan van één reeds eerder gerealiseerde oogst in de kweekruimte. Uitgangspunt hierbij is een gemiddelde kweekcyclus van tien weken per oogst.
Kostenberekening in de kweekruimte
Uit het onderzoek rijst de verdenking dat verdachte de hennepplanten met behulp van een Tumbletrirnmer (knipmachine) heeft geknipt. De kosten hiervan worden op € 0,21 per hennepplant gesteld.
Kosten
Afschrijvingskosten: € 150,00
Hennepstekken: € 350,00 (€ 3,50 per stek/plant, volgens de verklaring van betrokkene)
Variabele kosten: € 388,00 (€ 3,88 per stek/plant)
Kosten tumbler: € 21,00 (€ 0,21 per stek/plant)
Huisvestingskosten: € 0,00
Totaal aan kosten: € 909,00
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
Bruto opbrengst 1 oogst x € 15.303,20 € 15.303,20
Totale kosten 1 oogst x € 909,00 € -/- 909,00
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 14.394,20.

Verplichting tot betaling aan de Staat

Overschrijding van de redelijke termijn
De ontnemingsvordering is aangekondigd op 10 maart 2021, het ontnemingsvonnis is uitgesproken op
18 mei 2021 en het hof wijst thans op 1 augustus 2024 arrest. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van een zaak als de onderhavige dient te zijn afgerond binnen twee jaren per rechterlijke instantie. Daarom is in dit geval de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in hoger beroep overschreden met een jaar en drie maanden. Aangezien in de strafzaak rekening is gehouden met de overschrijding van de termijn, zal het hof in de ontnemingszaak volstaan met de constatering daarvan.
Aan de betrokkene dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 14.394,20.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
14.394,20 (veertienduizend driehonderdvierennegentig euro en twintig cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 14.394,20 (veertienduizend driehonderdvierennegentig euro en twintig cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 287 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Lolkema, mr. P. Greve en mr. A.C. Huisman, in tegenwoordigheid van mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 augustus 2024.
Mr. Huisman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht van 12 oktober 2017, met nummer PLI 100-2017111935-1, opgemaakt door
2.Rapport, dossierpagina 233 tot en met 237.