In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1998, werd beschuldigd van het niet meewerken aan een bloedonderzoek na een aanhouding op 21 september 2022 te Zaandijk, waar hij verdacht werd van rijden onder invloed van drugs. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks herhaalde verzoeken van de hulpofficier van justitie, geen medewerking heeft verleend aan het bloedonderzoek. De verdediging stelde dat de verdachte niet weigerde, maar enkel vragen stelde, maar het hof oordeelde dat dit gedrag als een weigering kon worden gekwalificeerd. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor negen maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare overtredingen.