ECLI:NL:GHAMS:2024:2147

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
200.306.582/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en omgangsregeling in het kader van ondertoezichtstelling van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige], geboren in 2016. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht om uitbreiding van de omgangsregeling met haar kind, die momenteel onder toezicht staat van de GI. De vader, verweerder in hoger beroep, heeft zijn zorgen geuit over de veiligheid van [minderjarige] in verband met de psychische gesteldheid van de moeder. Het hof heeft eerder in 2022 en 2023 beschikkingen gegeven waarin de behandeling van de zaak werd aangehouden en partijen de gelegenheid kregen om een hulpverleningsplan op te stellen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 18 april 2024 een rapport uitgebracht, en de mondelinge behandeling is voortgezet op 3 juni 2024. Het hof heeft vastgesteld dat de huidige zorgregeling, waarbij [minderjarige] iedere woensdagmiddag bij de moeder verblijft, als vertrekpunt dient voor verdere uitbreiding van de omgangsregeling onder regie van de GI. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de zorgregeling vastgesteld, waarbij de moeder [minderjarige] uit school haalt en er begeleiding aanwezig is tijdens de omgangsmomenten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.306.582/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/675182 / FA RK 19-7042 (HB/LN)
Beschikking van de meervoudige kamer van 30 juli 2024 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. K.E. van Lotringen te Amsterdam,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerder hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
Het hof heeft als belanghebbende aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] , geboren [in] 2016 (roepnaam en hierna te noemen: [minderjarige] )
.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst naar hetgeen is overwogen in zijn beschikkingen van 4 mei 2022 en 4 september 2023.
Bij de beschikking van 4 mei 2022 is de behandeling van de zaak aangehouden, en zijn partijen in de gelegenheid gesteld om met het Ouder en Kind Team (hierna: OKT), het FACT-team, HVO Querido en de raad een hulpverleningsplan op te stellen. Bij beschikking van 4 september 2023 is in de zaak met zaaknummer 200.306.582/02 (voorlopige voorziening op grond van artikel 223 Rv) het verzoek van de moeder tot het treffen van een voorlopige voorziening voor de duur van het geding toegewezen. Dat hield in dat [minderjarige] en de moeder iedere week op donderdag onder begeleiding van Actief en Advies samenzijn van 15.00 uur tot 17.00 uur, waarbij de moeder samen met Actief en Advies [minderjarige] van de opvang ophaalt en de begeleide momenten naar keuze van, en in overleg met, Actief en Advies ook op andere locaties dan bij het OKT kunnen plaatsvinden. Het meer of anders verzochte is door het hof afgewezen.
In de zaak met zaaknummer 200.306.582/01 (hoofdzaak) heeft het hof de behandeling van de zaak pro forma aangehouden tot 26 november 2023, omdat Veilig Thuis de raad had verzocht een onderzoek te doen, met het verzoek aan de raad om het hof vóór die datum schriftelijk te informeren over de resultaten van het raadsonderzoek en het daarop gebaseerde advies.
1.2
De raad heeft op 18 april 2024 een rapport uitgebracht.
1.3
Bij het hof zijn verder de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de moeder van 27 mei 2024 met bijlagen;
- een bericht van de moeder van 29 mei 2024 met bijlagen.
1.4
De mondelinge behandeling is voortgezet op 3 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat die was vergezeld door een stagiaire,
- de vader,
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsvoogd,
- de raad, vertegenwoordigd door N. Janssen.

2.De feiten

2.1
Voor wat betreft de vaststaande feiten verwijst het hof naar de in deze procedure gegeven beschikking van 4 mei 2022.
2.2
De door het hof bij beschikking d.d. 4 september 2023 vastgestelde zorgregeling is inmiddels uitgebreid. Op basis van de nu geldende afspraken verblijft [minderjarige] iedere woensdagmiddag uit school van 12.30 uur tot 18.00 uur bij de moeder, waarbij de moeder [minderjarige] uit school haalt, en waarbij er bij het eerste uur en bij de overdracht om 18.00 uur begeleiding aanwezig is.
De raad heeft op basis van haar bevindingen in het rapport van 18 april 2024 aan de rechtbank Amsterdam verzocht om [minderjarige] voor de duur van een jaar onder toezicht te stellen. Naar aanleiding van dat verzoek heeft de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam [minderjarige] voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming regio [plaats A] (hierna: de GI).

3.De omvang van het geschil

3.1
Bij de bestreden beschikking is bepaald dat de moeder en [minderjarige] eens per veertien dagen op vrijdag van 16.00 tot 17.00 uur onder begeleiding van HVO op een neutrale plek contact met elkaar zullen hebben, en dat er op de andere vrijdagen tussen 18.30 uur en 19.30 uur een moment zal zijn voor de moeder en [minderjarige] om met elkaar te (beeld)bellen.
3.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, een uitbreiding van de zorgregeling vast te stellen. Ter zitting heeft de moeder verzocht de zaak aan te houden in afwachting van het ouderschapsplan.

4.De motivering van de beslissing

De standpunten van de ouders
4.1
De moeder verzoekt de voorlopige zorgregeling uit te breiden, zodat zij [minderjarige] vaker en op andere plekken dan alleen bij het OKT kan zien. Actief en Advies heeft in het advies van januari 2023 al geadviseerd om de begeleide zorgregeling verder uit te breiden. Haar psychische gesteldheid is al ruim twee jaar stabiel, en de omgangsmomenten met [minderjarige] verlopen goed. Er is dan ook geen reden om de zorgregeling niet verder uit te breiden.
4.2
De vader heeft aangevoerd dat hij zich zorgen maakt over de veiligheid van [minderjarige] indien het psychisch minder goed met de moeder gaat. Zij heeft in de afgelopen jaren regelmatig een terugval gehad. Voorwaarde voor uitbreiding van de zorgregeling is wat hem betreft dan ook dat er een veiligheidsplan wordt opgesteld waarin een signaleringsplan is opgenomen. Er is een concept veiligheidsplan opgesteld, maar dat neemt niet alle zorgen weg. De vader heeft dan ook geen akkoord op dit concept gegeven. Naar de mening van de vader moet er met name nog worden nagedacht over wat er moet gebeuren op die momenten dat het met de psychische gesteldheid van moeder dreigt mis te gaan (in het plan ook wel aangeduid als ‘fase oranje’). Als het echt misgaat (‘fase rood’), is duidelijk dat de omgang stop wordt gezet, maar als een escalatie dreigt (‘fase oranje’) is het niet in het belang van de moeder en [minderjarige] dat de omgang abrupt wordt stopgezet. Wat de vader betreft zou er in dat geval een soort ‘tussenvorm’ moeten zijn, die nu niet in het veiligheidsplan is opgenomen. Er moet bovendien nog worden nagedacht over wat er moet gebeuren als de omgang wel is stopgezet, en deze weer moet worden hervat.
Advies van de raad
4.3
De raad heeft het hof op de zitting van 6 juni 2024 geadviseerd een eindbeschikking te geven, en de zaak niet langer aan te houden. Het is in het belang van [minderjarige] en de ouders dat er duidelijkheid komt over de zorgregeling. De raad benoemt daarbij dat zolang er een ondertoezichtstelling loopt de uitbreiding van de zorgregeling onder regie van de GI verloopt.
Beoordeling door het hof
4.4
De ouders hebben samen het gezag. Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders, of een van hen, een regeling vaststellen over de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan onder andere omvatten een toedeling aan elk van de ouders van de zorg- en opvoedingstaken.
4.5
Het hof is met de raad van oordeel dat de ouders en [minderjarige] gebaat zijn bij een eindbeschikking. De procedure is al sinds 2022 aanhangig, en reeds tweemaal eerder aangehouden. Sinds mei 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. Gedurende de ondertoezichtstelling kan uitbreiding van de omgangsregeling onder regie van de GI verlopen. De GI kan ouders daarin begeleiden, en waarborgen dat de uitbreiding zo wordt vorm gegeven dat deze wat betreft tempo en inhoud de belangen van [minderjarige] het beste dient. De GI kan er daarbij ook voor zorgen dat er een definitief veiligheidsplan komt. Het hof onderschrijft het belang daarvan. Dat neemt niet weg dat ernaar moet worden gestreefd de omgang op termijn verder uit te breiden. Het hof zal daarom de nu geldende regeling vaststellen, maar die zal moeten dienen als vertrekpunt. Op dit moment verblijft [minderjarige] iedere woensdag uit school van 12.30 tot 18.00 uur bij de moeder, waarbij bij het eerste uur en bij de overdracht om 18.00 uur begeleiding aanwezig is. Deze regeling dient te worden gezien als vertrekpunt, waarvandaan de omgang in overleg tussen de ouders en onder regie van de GI verder uitgebreid kan worden.
Daarbij ligt het voor de hand dat partijen onder regie van de GI ook een vakantieregeling met elkaar afspreken. Een dergelijke regeling is er nu nog niet, en het is in het belang van [minderjarige] dat ook daar afspraken over worden gemaakt.

5.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep, en, opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat [minderjarige] iedere woensdagmiddag uit school van 12.30 uur tot 18.00 uur bij de moeder verblijft, waarbij de moeder [minderjarige] uit school haalt, en waarbij er bij het eerste uur en bij de overdracht om 18.00 uur begeleiding aanwezig zal zijn;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. T.M. Subelack en mr. M. Groenleer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van Tol als griffier en is op 30 juli 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.