ECLI:NL:GHAMS:2024:2139

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
200.335.196/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk ouderlijk gezag en toekenning eenhoofdig gezag aan de moeder

In deze zaak gaat het om het ouderlijk gezag over de minderjarige [minderjarige]. De rechtbank Amsterdam heeft op 29 augustus 2023 het gezag van de vader beëindigd en de moeder belast met het eenhoofdig gezag. De vader is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. De moeder steunt de beslissing van de rechtbank. Het hof heeft de zaak behandeld op 26 juni 2024, waarbij de vader niet aanwezig was. De vader heeft aangegeven dat hij het gezag wil behouden om betrokken te blijven bij het leven van [minderjarige], terwijl de moeder het belang van [minderjarige] vooropstelt en het eenhoofdig gezag in stand wil houden. De GI en de Raad voor de Kinderbescherming hebben ook hun standpunten naar voren gebracht, waarbij de raad adviseert om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het hof concludeert dat er onvoldoende basis is voor gezamenlijk gezag, gezien de verstoorde communicatie tussen de ouders en het belang van [minderjarige]. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de vader af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.335.196/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/732576 / FA RK 23-2555
Beschikking van de meervoudige kamer van 30 juli 2024 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.G. Ouwejan te Utrecht,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L. Stam te 's-Hertogenbosch.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ), en
- de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio [plaats] , locatie [plaats] (hierna te noemen: de GI).
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
1.2
De rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) heeft op 29 augustus 2023 het gezag van de vader beëindigd en de moeder belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] (hierna: de bestreden beschikking). De vader is het niet eens met de beslissing van de rechtbank en wil het gezamenlijk gezag behouden. De moeder is het wel eens met de beslissing van de rechtbank. Het hof beslist dat de beslissing van de rechtbank in stand blijft en legt hierna uit waarom.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 24 november 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De moeder heeft op 22 januari 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft daarnaast het volgende stuk ontvangen:
- een bericht van de zijde van de vader van 21 juni 2024 met bijlage.
2.4
Het hof heeft [minderjarige] de gelegenheid gegeven om te laten weten wat zij van de zaak vindt. Zij heeft in een brief haar mening gegeven.
2.5
De zitting heeft op 26 juni 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van de vader,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de GI, vertegenwoordigd door de jeugdbeschermer,
- de raad, vertegenwoordigd door V.D. Aelbers.
De vader is, met bericht, niet ter zitting verschenen.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder (hierna gezamenlijk te noemen: de ouders) zijn [in] 2008 met elkaar gehuwd. Het huwelijk is op 22 september 2014 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 30 april 2014 in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
Ten tijde van het huwelijk is geboren:
- [minderjarige] , [in] 2008 te [plaats C] .
Sinds de bestreden beschikking oefent de moeder alleen het gezag uit over [minderjarige] .
3.3
Bij beschikking van de rechtbank van 16 januari 2017 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI, welke ondertoezichtstelling laatstelijk is verlengd tot 25 september 2024.
3.4
[minderjarige] is vanaf maart 2020 meerdere malen uit huis geplaatst. Bij beschikking van de kinderrechter van 16 februari 2023 is [minderjarige] met spoed gesloten uit huis geplaatst voor de duur van twee weken, met aanhouding van het overige deel van het verzoek. Bij beschikking van 23 februari 2023 is de machtiging tot gesloten uithuisplaatsing van [minderjarige] tot 24 september 2023 verlengd. De machtiging tot gesloten uithuisplaatsing van [minderjarige] is nadien verlengd, voor het laatst tot en met september 2024.
3.5
[minderjarige] verblijft sinds 13 februari 2023 op de gesloten afdeling [afdeling] bij de [adres] in [plaats D] .

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is, uitvoerbaar bij voorraad, het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en is de moeder voortaan alleen belast met het gezag over [minderjarige] .
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, de moeder niet-ontvankelijk te verklaren of haar verzoek af te wijzen, dan wel een zodanige beslissing te nemen die het hof juist acht.
4.3
De moeder verzoekt het verzoek van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Het hof moet beoordelen of de rechtbank terecht het gezamenlijk ouderlijk gezag van de ouders heeft beëindigd en de moeder met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] heeft belast.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:253n juncto artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen, het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt, indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De standpunten
5.2
Tussen de ouders is niet in geschil dat sprake is van gewijzigde omstandigheden als bedoeld in voormeld artikel.
5.3
De vader wil het gezag behouden, zodat hij de door hem gewenste informatie over [minderjarige] kan ontvangen en kan meebeslissen over haar. Het ontnemen van zijn gezag tast zijn vaderschap aan en zal hem nog verder van [minderjarige] verwijderen. Op dit moment ontvangt hij geen informatie over [minderjarige] . De vader heeft er moeite mee dat hij geen contact met [minderjarige] heeft en maakt zich zorgen om haar, onder andere omdat zij wellicht een verkeerd beeld van hem heeft. Zij is mogelijk in een loyaliteitsconflict terechtgekomen. De vader misbruikt het gezag niet.
5.4
De moeder wil dat het eenhoofdig gezag in stand blijft. Het belang van [minderjarige] staat voorop. De vader blijft de gezinsvoogd en de moeder ondermijnen in de uitoefening van het gezag over [minderjarige] , maar sinds het gezamenlijk gezag is beëindigd heeft dit geen directe consequenties meer. Zo kan de vader de therapie van [minderjarige] niet meer blokkeren of direct contact opnemen met [minderjarige] . Sindsdien ervaren [minderjarige] en de moeder meer rust en kunnen noodzakelijke beslissingen sneller genomen en uitgevoerd worden. De vader ontvangt informatie als hij daar om vraagt. Hij verbindt het contact kunnen hebben met [minderjarige] met het hebben van gezag, maar dit staat los van elkaar.
5.5
De GI heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat [minderjarige] meer rust ervaart sinds de vader geen gezag meer heeft. [minderjarige] is bezig met de verwerking van wat zij heeft meegemaakt in haar leven en zet hierin positieve stappen. Zij heeft laten weten dat zij niet wil dat de vader te veel informatie over haar krijgt. Op dit moment is het nog te vroeg om contact tussen [minderjarige] en de vader te herstellen. Zij wil nu geen contact met hem en wil zich focussen op haar eigen traject. De GI heeft, nadat het gezamenlijk gezag is beëindigd, onaangename berichten van de vader ontvangen. De GI heeft de vader medegedeeld dat hij nog steeds informatie over [minderjarige] kan ontvangen als hij daarom verzoekt, maar dat hij niet meer degene is die meebeslist over haar. Sindsdien heeft de GI niets meer van de vader vernomen.
Het advies van de raad
5.6
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. [minderjarige] heeft een bovengemiddelde behoefte aan voorspelbaarheid en continuïteit. De mensen in haar directe omgeving weten wat haar situatie is en [minderjarige] weet dat ze hen kan vertrouwen. In het (hulpverlenings)traject van [minderjarige] moeten regelmatig beslissingen genomen worden. Gezag houdt in dat er belangrijke beslissingen genomen (moeten) worden die aansluiten bij wat [minderjarige] nodig heeft en dat de ouders een verplichting en recht hebben om mee te beslissen. De vader koppelt het gezag aan vaderschap, maar daar gaat gezag niet over. De raad heeft de indruk dat de vader onvoldoende in staat is om verantwoordelijkheid te nemen voor beslissingen over [minderjarige] en om aan te sluiten bij haar belevingswereld, dit komt mede omdat hij het lastig vindt om te zien dat zij gesloten geplaatst zit.
De beoordeling
5.7
Het hof overweegt als volgt. Het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders het gezag gezamenlijk uitoefenen. Volgens vaste jurisprudentie brengt het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders niet zonder meer mee dat, in het belang van het kind, het gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Wel is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans ten minste in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond hun kind kunnen voordoen zodat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders.
5.8
Het hof onderschrijft de beslissing van de rechtbank en hetgeen daartoe in de bestreden beschikking is overwogen. Naar het oordeel van het hof bestaat op dit moment onvoldoende basis voor het uitoefenen van gezamenlijk gezag door de ouders. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat er al geruime tijd geen constructieve samenwerking is tussen de ouders onderling en tussen de vader en de GI. De verstandhouding tussen de ouders is ernstig verstoord. [minderjarige] heeft op dit moment geen contact met de vader, omdat zij dat niet wil. Uit hetgeen de vader heeft aangevoerd blijkt dat hij het feit dat hij geen contact heeft met [minderjarige] verbindt aan het hebben van gezag. Het hof overweegt dat het hebben van gezag echter los staat van het al dan niet hebben van contact.
5.9
Hoewel gebleken is dat het inmiddels beter met [minderjarige] gaat, is zij (nog steeds) gesloten geplaatst. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is dat alle beschikbare tijd, energie en aandacht de komende tijd gestoken zal worden in haar hulpverleningstraject. Zoals de raad naar voren heeft gebracht heeft [minderjarige] behoefte aan voorspelbaarheid en continuïteit. Gebleken is dat onheuse bejegeningen van de zijde van de vader richting de moeder en de GI en onderlinge discussies met de vader over wat [minderjarige] nodig heeft, de hulpverlening voor [minderjarige] in het verleden hebben verstoord en bij haar onrust en stress hebben doen ontstaan waardoor haar ontwikkeling naar volwassenheid is gestagneerd. Dit kwam onder andere omdat de GI veel tijd en energie moest steken in de samenwerking en communicatie met, maar vooral de begrenzing van de vader in zijn houding en gedrag jegens de moeder en de GI en zijn wijze van communiceren.
5.1
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat wijziging van het gezamenlijk gezag, in die zin dat het gezag over [minderjarige] aan de moeder toekomt, in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is, zodat is voldaan aan één van de in artikel 1:251a lid 1 BW genoemde gronden voor beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders. Het hof zal het verzoek van de vader dan ook afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen. Daarbij overweegt het hof dat de vader, ook als hij geen gezag heeft, -tot op zekere hoogte- recht blijft hebben op informatie over [minderjarige] . Zoals de GI al eerder aan hem kenbaar heeft gemaakt kan hij aan de GI vragen hoe het met [minderjarige] gaat. Gebleken is dat de GI de vader sinds het gezamenlijk gezag is beëindigd ook meermaals heeft geïnformeerd over [minderjarige] .
5.11
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Hoogland, mr. F. Kleefmann en mr. E.W.K. Bosman, in tegenwoordigheid van mr. I.L.I. Bossert als griffier en is op 30 juli 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.