ECLI:NL:GHAMS:2024:2135

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
200.336.592/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator voor minderjarigen in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 juli 2024 een beschikking gegeven in hoger beroep betreffende de benoeming van een bijzondere curator voor de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, en de vader, verweerder in hoger beroep, zijn betrokken bij de procedure. De Raad voor de Kinderbescherming heeft een adviserende rol in deze zaak. De ouders zijn eerder in de gelegenheid gesteld om hun mening te geven over de benoeming van [X] als bijzondere curator. Beide ouders hebben hun instemming met de benoeming van [X] geuit, waarbij de vader ook suggesties heeft gedaan voor aanvullende vragen aan de curator. Het hof heeft de vragen die aan de bijzondere curator worden voorgelegd, zorgvuldig overwogen en enkele aanpassingen gedaan om ervoor te zorgen dat alle relevante aspecten van de situatie van de kinderen worden onderzocht. De bijzondere curator zal de belangen van de minderjarigen behartigen en onderzoek verrichten naar hun wensen en de omstandigheden rondom het contact met hun vader. Het hof heeft de ouders verplicht om de bijzondere curator van de benodigde contactgegevens te voorzien en heeft de griffie opgedragen om de processtukken aan de bijzondere curator te verstrekken. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad en de behandeling van de zaak is pro forma aangehouden tot 27 oktober 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.336.592/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/322288 / FA RK 21-5549
Beschikking van de meervoudige kamer van 30 juli 2024 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente 1] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.J. Robbers te Amsterdam,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente 2] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.L. Verhoeven te Haarlem.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ),
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Bij tussenbeschikking van dit hof van 2 juli 2024 (hierna: de tussenbeschikking) zijn de ouders tot uiterlijk 16 juli 2024 in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk uit te laten over het voornemen van het hof om [X] (hierna te noemen: [X] ) tot bijzondere curator te benoemen en over de aan haar te stellen vragen als onder 5.8 van die tussenbeschikking opgenomen.
1.2
De vader heeft zich bij e-mail van 16 juli 2024 uitgelaten over de benoeming en de aan de bijzondere curator te stellen vragen.
1.3
De moeder heeft zich bij e-mail van 16 juli 2024 uitgelaten over de aan de bijzondere curator te stellen vragen.

2.De verdere beoordeling

2.1
De vader heeft bij e-mail van 16 juli 2024 meegedeeld dat hij instemt met de benoeming van [X] als bijzondere curator. De moeder heeft tijdens de zitting in hoger beroep op 24 mei 2024 verklaard dat zij achter de benoeming van een bijzondere curator staat en uit haar e-mail van 16 juli 2024 blijken geen bezwaren tegen de benoeming van [X] als bijzondere curator. Zoals in de tussenbeschikking is overwogen, heeft [X] zich bereid verklaard om als bijzondere curator voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op te treden. Het hof zal dan ook overgaan tot benoeming van [X] als bijzondere curator voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2
In de tussenbeschikking heeft het hof vragen geformuleerd om voor te leggen aan [X] en gemotiveerd waarom het hof beantwoording van deze vragen noodzakelijk acht. De vader heeft suggesties tot aanvulling op en wijziging van deze vragen gedaan. Allereerst stelt de vader voor om de tweede onderzoeksvraag te herformuleren, zodat deze zal luiden:
“Hoe kan worden verklaard dat de kinderen het contact met hun vader na het contactherstel als fijn hebben ervaren, vader nog steeds ervaart dat de kinderen het contact met hem fijn vinden, maar de kinderen aan het hof hebben geuit het contact niet fijn te vinden?”Daarnaast wil de vader dat het hof de volgende onderzoeksvraag toevoegt:
“Zijn er gronden voor de bewering van vader dat moeder geen emotionele toestemming geeft aan de kinderen om het fijn te hebben bij vader en de beleving van de kinderen over hun tijd bij hem hierdoor wordt bepaald?”Verder merkt de vader op dat hij graag zou zien dat mensen uit zijn kring in het onderzoek worden betrokken.
De moeder heeft bezwaar gemaakt tegen de suggesties van de vader. Zij voert hiertoe aan dat de focus van het onderzoek bij de kinderen ligt en dat de vader een te prominente rol in het onderzoek krijgt als zijn beleving daarin wordt meegenomen. Daarnaast vindt de moeder dat de huidige vragen al de ruimte bieden om alle aspecten van de problematiek te onderzoeken.
Alles overwegende ziet het hof aanleiding om van de aan [X] voor te leggen vragen de vraag onder 2 aan te passen en de overige vragen ongewijzigd te laten, omdat deze voldoende aanknopingspunten en ruimte bieden om alle van belang zijnde factoren te onderzoeken.
2.3
[X] dient [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het kader van deze procedure in en buiten rechte te vertegenwoordigen en hun belangen te behartigen. In het kader van die taak wordt [X] verzocht onderzoek te verrichten en de volgende vragen te beantwoorden:
1. Wat zijn de wensen en belangen van de kinderen ten aanzien van contact met hun vader?
2. Waarom hebben de kinderen het contact met de vader na contactherstel aanvankelijk als fijn ervaren, maar hebben de kinderen aan het hof geuit het contact niet fijn te vinden?
3. Zijn er factoren vanuit de kinderen of factoren buiten de kinderen gelegen die het contact met de vader belemmeren? Zo ja, welke zijn dat dan en kunnen deze worden opgeheven?
4. Zullen de kinderen in de huidige situatie bij een zorgregeling met de vader gebaat zijn en zo ja, hoe dient deze zorgregeling te worden ingevuld en wat is daarvoor nodig?
5. Welke andere bevindingen die relevant zijn voor de te nemen beslissing ten aanzien van de zorgregeling volgen uit het onderzoek?
2.4
Ten aanzien van de beantwoording van de onder 2.3 genoemde vragen ziet het hof aanleiding om, naast hetgeen al in de tussenbeschikking is overwogen, op te nemen dat het [X] vrij staat om contact op te nemen met de ouders en met overige door
haar te bepalen betrokken personen, indien zij dit in het kader van de beantwoording van de vragen wenselijk acht.
2.5
Het hof zal bepalen dat de advocaten van de ouders [X] van adres-, email- en telefoongegevens zullen voorzien, zodat zo spoedig mogelijk afspraken kunnen worden gemaakt.
2.6
Om [X] in de gelegenheid te stellen op korte termijn van de zaak kennis te nemen zal de griffie van het hof een afschrift van de processtukken aan [X] ter beschikking stellen.
2.7
Het staat [X] vrij het onderzoek in te richten zoals haar dat in het belang van de kinderen juist voorkomt. Het hof wijst de ouders erop dat zij de verplichting hebben aan de door [X] te geven instructies gevolg te geven.
2.8
Verder verzoekt het hof [X] de leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in acht te nemen. In afwachting van het verslag van de bijzondere curator wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
2.9
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

Het hof:
benoemt, alvorens verder te beslissen, met ingang van heden tot bijzondere curator als bedoeld in artikel 1:250 BW over de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] :
[X]
[adres]
verzoekt [X] verslag uit te brengen ten aanzien van de vragen zoals onder 2.3 opgenomen;
bepaalt dat (de advocaten van) de ouders per ommegaande adressen, email- en telefoongegevens aan [X] ter kennis brengen, zodat zo spoedig mogelijk afspraken kunnen worden gemaakt;
benoemt tot raadsheer-commissaris mr. J.M. van Baardewijk, met wie [X] zich, indien daartoe aanleiding is, omtrent het verloop en de voortgang van het onderzoek contact kan opnemen;
bepaalt dat de griffier van het hof binnen één week na de datum van deze beschikking een afschrift van de processtukken aan [X] zal toezenden;
verzoekt [X] het verslag uiterlijk één week voor de hierna te noemen pro forma datum aan het hof en aan de ouders toe te sturen, met vermelding van het zaaknummer 200.336.592/01;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van de zaak pro forma aan tot
zondag 27 oktober 2024;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. van Baardewijk, J.M.C. Louwinger-Rijk en P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. V.A.M. Willemsen als griffier en is op
30 juli 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.