ECLI:NL:GHAMS:2024:2133
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de noodzaak van bewind en mentorschap voor een betrokkene met vergevorderde dementie
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, staat de vraag centraal of de maatregelen van bewind en mentorschap voor de betrokkene nog noodzakelijk zijn. De betrokkene, geboren in 1949, heeft vergevorderde dementie en verblijft sinds april 2023 in een zorginstelling. De kantonrechter had eerder, op 9 november 2023, geoordeeld dat de betrokkene niet in staat is zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen te behartigen, wat leidde tot de instelling van bewind en mentorschap. De echtgenote van de betrokkene heeft in hoger beroep gevraagd om deze maatregelen op te heffen, met het argument dat zij in staat is om voor de betrokkene te zorgen en dat de financiële situatie stabiel is. De dochter van de betrokkene steunt de eerdere beslissing van de kantonrechter en pleit voor een onafhankelijke mentor vanwege de verstoorde verstandhouding met de echtgenote.
Tijdens de mondelinge behandeling op 30 mei 2024 is de situatie van de betrokkene besproken, waarbij de mentor bevestigde dat de betrokkene niet zonder begeleiding kan wonen. Het hof heeft vastgesteld dat de geestelijke toestand van de betrokkene een mentorschap noodzakelijk maakt, maar dat de noodzaak voor bewind niet langer bestaat, gezien de goede financiële zorg door de echtgenote. Het hof heeft besloten het bewind op te heffen per 13 augustus 2024, maar het mentorschap te handhaven met een onafhankelijke mentor, gezien de verstoorde relatie tussen de echtgenote en de dochter. De beslissing van het hof is op 30 juli 2024 openbaar uitgesproken.