ECLI:NL:GHAMS:2024:2105

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
23-001044-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met lagere straf in drugshandelzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 10 april 2020. De verdachte, geboren in 1993, was betrokken bij de handel in harddrugs in georganiseerd verband. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, maar verlaagde de opgelegde straf. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, maar het hof oordeelde dat, gezien de ouderdom van de zaak en de schending van de redelijke termijn, een lagere straf passend was. De verdachte hoeft niet terug naar de gevangenis, maar krijgt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 299 dagen opgelegd.

De verdachte had gedurende een periode van bijna tweeëneenhalve maand in georganiseerd verband gehandeld in cocaïne, heroïne en MDMA. Hij had een actieve rol in de drugshandel en bewaarde aanzienlijke hoeveelheden drugs en contant geld in zijn woning. Het hof weegt de ernst van de feiten zwaar, maar houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder positieve ontwikkelingen in zijn leven en zijn motivatie voor behandeling.

Het hof oordeelt dat de behandeling van de zaak niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden, wat bijdraagt aan de beslissing om de straf te verlagen. Daarnaast is er een verbeurdverklaring van een geldbedrag van € 15.280,-, dat door de verdachte is verdiend met de bewezenverklaarde feiten. De verdachte heeft ook een zak met sieraden in beslag genomen, waarvan de trouwring aan de rechthebbende wordt teruggegeven. De op te leggen straffen zijn gegrond op de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001044-20
datum uitspraak: 24 juli 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 10 april 2020 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-181573-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1993,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 juli 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit dus bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging en de beslissingen met betrekking tot het beslag. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank een bedrag van € 15.280,- verbeurdverklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden en twee dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft gedurende een periode van bijna tweeëneenhalve maand in georganiseerd verband gehandeld in cocaïne, heroïne en MDMA. Zijn rol bestond voornamelijk uit het afleveren van drugs aan afnemers. Zijn positie binnen de kring van mededaders ontsteeg evenwel die van loopjongen. De verdachte bewaarde een behoorlijke (handels)hoeveelheid heroïne en cocaïne en een aanzienlijke som geld in zijn woning en sprak op voet van gelijkheid met de hoofdverdachte [hoofdverdachte] over de inkoopprijs van een hoeveelheid verdovende middelen.
Harddrugs zijn over het algemeen sterk verslavend en het gebruik ervan levert mede daardoor een groot risico op voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de gebruikers. Bovendien leiden de handel in en het gebruik van harddrugs direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit en vormen daarmee een bron van maatschappelijke schade en overlast. De verdachte heeft kennelijk uitsluitend oog gehad voor zijn eigen voordeel en zich niets aangetrokken van de negatieve gevolgen van zijn handelen voor anderen en voor de samenleving in het algemeen. Een criminele organisatie als de onderhavige, gericht op de handel in harddrugs, ondermijnt bovendien de rechtsorde, veroorzaakt maatschappelijke onrust en berokkent de maatschappij financieel nadeel.
Uit het strafblad van de verdachte van 17 juni 2024 blijkt dat hij eerder – vóór de in deze zaak bewezenverklaarde periode – onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Bovendien heeft de verdachte onderhavige feiten gepleegd zeer korte tijd nadat hij de gevangenisstraf had uitgezeten die hem in die zaak was opgelegd. Die eerdere gevangenisstraf heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden onderhavige feiten te plegen. Het hof weegt deze omstandigheden ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Het hof heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 19 juni 2024. De reclassering geeft aan dat zich positieve ontwikkelingen hebben voorgedaan gedurende het laatste toezicht in een andere strafzaak en dat de verdachte gemotiveerd is zich vrijwillig te laten begeleiden/behandelen, en adviseert daarom bij een veroordeling een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Ter terechtzitting in hoger beroep zijn enerzijds positieve ontwikkelingen naar voren gekomen. Zo heeft de verdachte verklaard dat hij na vijf jaar wachten een zogenaamde verdienwoning toegewezen heeft gekregen. Ook wordt hij in een vrijwillig kader begeleid door [zorgorganisatie] . Anderzijds zijn ook de zorgen over de nog altijd kwetsbare situatie van de verdachte en de daarmee gepaard gaande risico’s besproken. De verdachte heeft aangegeven dat hij financieel moeilijk kan rondkomen en dat hij momenteel geen werk of dagbesteding heeft door zijn rugklachten. Hij heeft verklaard wel zijn best te doen om zo snel mogelijk een baan te vinden.
Het hof is van oordeel dat de ernst van de feiten geen andere straf rechtvaardigt dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof heeft bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf naast de ernst van de feiten ook voornoemde persoonlijke omstandigheden meegewogen en acht in beginsel, net als de rechtbank, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden. Het hof ziet onvoldoende redenen om een deel voorwaardelijk op te leggen.
Redelijke termijn
Namens de verdachte is tegen het vonnis in eerste aanleg van 10 april 2020 hoger beroep ingesteld op 24 april 2020. Het eindarrest wordt gewezen op 24 juli 2024.
Het hof is van oordeel dat de behandeling van de zaak in hoger beroep en, in beperktere mate, in eerste aanleg niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden. Gelet op de mate van overschrijding zal het hof in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, volstaan met de oplegging van een straf die er niet toe leidt dat de verdachte terug hoeft naar de gevangenis.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 299 dagen passend en geboden.
Beslag
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van € 15.280,- moet worden verbeurdverklaard. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de handel in verdovende middelen. De verkoop van gebruikershoeveelheden drugs gaat over het algemeen gepaard met contante betalingen in kleine coupures, zoals aangetroffen. Het leeuwendeel van het in de woning van de verdachte aangetroffen geld (€ 12.000,-) was verstopt in een loze ruimte achter de koelkast, waar ook verdovende middelen verborgen waren. De rest van het inbeslaggenomen geld was verstopt in de bank.
De verdachte heeft verklaard dat hij dit geld van familie had gekregen. Die verklaring is echter op geen enkele wijze onderbouwd, terwijl de verdachte wisselend heeft verklaard over de bestemming van dat geld.
Het hof acht gelet op het voorgaande de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld volstrekt onwaarschijnlijk en – net als de rechtbank – buiten redelijke twijfel dat dit aan de verdachte toebehorende geldbedrag is verdiend met de bewezenverklaarde feiten. Het hof zal dit geldbedrag dan ook verbeurdverklaren.
Verder is onder de verdachte een zak met sieraden inbeslaggenomen. Deze zal aan de verdachte worden teruggegeven met uitzondering van de trouwring met de inscriptie. Die ring wordt teruggegeven aan de redelijkerwijs rechthebbende, te weten [rechthebbende] .

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2, 10 en 11b van de Opiumwet en 33, 33a, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en beslissingen met betrekking tot het beslag, en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
299 (tweehonderdnegenennegentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een geldbedrag van € 15.280,-.
Gelast de
teruggaveaan [rechthebbende] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- trouwring met inscriptie "[..]".
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- de rest van de zak met sieraden.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.S. Ludwig, mr. T. de Bont en mr. R. van der Heijden, in tegenwoordigheid van mr. R. Bleumers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 juli 2024.
[…]
[…]
.