In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een arbeidsovereenkomst. De kantonrechter had eerder de arbeidsovereenkomst tussen de verzoeker en de verweerster ontbonden, maar het hof oordeelt dat dit onterecht was. De ontbinding vond plaats terwijl de verzoeker ziek was, en het hof concludeert dat er een verband bestaat tussen de ziekmelding van de verzoeker en het ontbindingsverzoek van de verweerster. Het hof kent een billijke vergoeding toe in plaats van herstel van de arbeidsovereenkomst, omdat het herstel van de arbeidsrelatie niet mogelijk wordt geacht. De verzoeker had zich ziekgemeld na het uiten van ernstige zorgen over de gang van zaken binnen de onderneming, en het hof oordeelt dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet gerechtvaardigd was. De verzoeker heeft recht op een billijke vergoeding van € 235.550,40 en een transitievergoeding van € 6.506,11. De verweerster wordt veroordeeld in de proceskosten van zowel het principaal als het incidenteel hoger beroep.