ECLI:NL:GHAMS:2024:2054

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
23-001415-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van mishandeling en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerder vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg beschuldigd van mishandeling en bedreiging van zijn kind op 19 december 2018. De politierechter had op 15 maart 2019 een mondeling vonnis gewezen, maar het hof constateerde dat de datering van dit vonnis een kennelijke verschrijving betrof. Het hof verklaarde de verdachte ontvankelijk in zijn hoger beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 28 juni 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte. De tenlastelegging omvatte onder andere het slaan van het slachtoffer en het bedreigen met een mes. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte wettig en overtuigend te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank had eerder een andere beslissing genomen, maar het hof kwam tot de conclusie dat de gedragingen niet met de vereiste mate van zekerheid konden worden vastgesteld.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de hem tenlastegelegde feiten. De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de jongste raadsheer niet in staat was het arrest mede te ondertekenen. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van het hof in het waarborgen van een eerlijke rechtsgang.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001415-19
datum uitspraak: 12 juli 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 maart 2019 in de strafzaak onder parketnummer
13-262725-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1960,
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Uit het proces-verbaal ter terechtzitting van 15 maart 2019 blijkt dat de politierechter veertien dagen later, op 29 maart 2019, schriftelijk vonnis heeft gewezen en dit vonnis ook heeft gedateerd op 29 maart 2019. Zowel de verdachte als zijn raadsman waren aanwezig ter terechtzitting van 15 maart 2019. Hoewel het appel zich richt tegen het aantekening mondeling vonnis van 15 maart 2019, ziet het hof deze datering als kennelijke verschrijving en acht het hof de verdachte ontvankelijk in zijn appel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 juni 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 december 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland zijn kind, [slachtoffer], heeft mishandeld door een of meerdere malen tegen zijn hoofd en/of handen, in elk geval tegen zijn lichaam te slaan en/of te stompen;
2.
hij op of omstreeks 19 december 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend een mes te tonen en/of te zeggen "ik steek je neer" en/of "ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep (de aantekening mondeling vonnis van 15 maart 2019, alsmede het verkort vonnis van 29 maart 2019) zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van de bewezenverklaring tot een andere beslissing komt.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf ter hoogte van 38 uur te vervangen met 19 dagen hechtenis met aftrek van het voorarrest met oplegging van de algemene voorwaarde en een proeftijd van 2 jaren.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof kan niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat de gedragingen die de verdachte ten laste zijn gelegd door hem zijn verricht. Daarom is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.W.T. Klappe, mr. E. van Die en mr. A.M.A. Keulen, in tegenwoordigheid van mr. Z. el Wali, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 juli 2024.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]