ECLI:NL:GHAMS:2024:2043

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
200.334.777/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen gerechtsdeurwaarder over loonbeslag en betalingsregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht van een klager tegen een gerechtsdeurwaarder. De klager had een betalingsregeling getroffen met de gerechtsdeurwaarder, waarbij hij maandelijks € 750,00 zou betalen. Ondanks deze regeling legde de gerechtsdeurwaarder loonbeslag op het salaris van de klager, wat leidde tot de klacht. De klager stelde dat de gerechtsdeurwaarder zich niet aan de afspraak hield en dat het loonbeslag onterecht doorliep.

De gerechtsdeurwaarder had op 20 november 2023 een beroepschrift ingediend tegen een eerdere beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders, die de klacht van de klager gegrond had verklaard en de gerechtsdeurwaarder had berispt. Tijdens de behandeling van de zaak op 20 juni 2024 was de klager niet verschenen, terwijl de gerechtsdeurwaarder wel aanwezig was en zijn standpunt toelichtte.

Het hof oordeelde dat de klacht ongegrond was. Het hof stelde vast dat de gerechtsdeurwaarder de werkgever van de klager tijdig had geïnformeerd over de opschorting van het loonbeslag, nadat de klager de eerste termijn van de betalingsregeling had overgemaakt, zij het niet binnen de afgesproken termijn. De gerechtsdeurwaarder had de onterecht ontvangen bedragen aan de klager teruggestort, wat het hof als niet tuchtrechtelijk laakbaar beschouwde. Het hof vernietigde de eerdere beslissing van de kamer en verklaarde de klacht ongegrond.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.334.777/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/719072 / DW RK 22/238
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 23 juli 2024
inzake
[appellant],
gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,
appellant,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [plaats] ,
geïntimeerde.
Partijen worden hierna de gerechtsdeurwaarder en klager genoemd.

1.De zaak in het kort

De gerechtsdeurwaarder heeft loonbeslag gelegd onder de werkgever van klager. Op een gegeven moment is klager met de gerechtsdeurwaarder een betalingsregeling overeengekomen. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat het loonbeslag desondanks is blijven doorlopen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 20 november 2023 een beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 19 oktober 2023 tussen partijen gegeven onder bovengenoemd nummer (ECLI:NL:TGDKG:2023:117).
2.2.
Klager heeft geen gebruik gemaakt van de hem geboden mogelijkheid om bij het hof een verweerschrift in te dienen.
2.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 20 juni 2024. De gerechtsdeurwaarder is verschenen en heeft het woord gevoerd. Klager is niet verschenen.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, zijn de feiten de volgende.
3.1.
De gerechtsdeurwaarder is belast met de invordering van een geldbedrag ten
laste van klager. In verband hiermee is loonbeslag gelegd onder de werkgever van klager, een uitzendbureau.
3.2.
Bij e-mail van 3 juni 2022 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder gevraagd of hij het restant in termijnen kon betalen, vanwege “
een gesprek over vaste dienst bij [bedrijf] en loonbeslag is dan niet echt een goede binnenkomer.
3.3.
Diezelfde dag heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager laten weten dat een betalingsregeling van € 750,00 per maand kon worden aangeboden. Indien klager hiermee akkoord zou gaan, zou de gerechtsdeurwaarder aan klager “
een regelingsbevestiging doen toekomen en [het beslag onder de werkgever], voor zover dit nog nodig is, opschorten.”. Klager is akkoord gegaan met dit voorstel.
3.4.
Bij brief van 3 juni 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder de betalingsregeling aan klager bevestigd, inhoudende dat klager per maand een bedrag van € 750,00 zou
aflossen, waarvan de eerste termijn uiterlijk 10 juni 2022 bij de gerechtsdeurwaarder diende te zijn bijgeschreven. Bij gebreke van stipte betaling zou de betalingsregeling vervallen.
3.5.
Op (vrijdag) 10 juni 2022 heeft de werkgever van klager een bedrag van € 216,17 afgedragen aan de gerechtsdeurwaarder.
3.6.
Diezelfde dag heeft klager per e-mail aan de gerechtsdeurwaarder gevraagd wanneer het beslag op zijn loon “
eraf gaat”.
3.7.
Op (zondag) 12 juni 2022 heeft klager € 750,00 aan de gerechtsdeurwaarder betaald.
3.8.
Op (maandag) 13 juni 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de werkgever van klager meegedeeld dat het beslag op het salaris diende te worden opgeschort.
3.9.
In reactie op de e-mail van klager van 10 juni 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder op 13 juni 2022 aan klager meegedeeld dat het beslag onder de werkgever van klager niet was opgeheven, maar opgeschort.
3.10.
Op 17 juni 2022 heeft de werkgever van klager een bedrag van € 462,29 afgedragen aan de gerechtsdeurwaarder.
3.11.
Op 17 juni 2022 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder geschreven dat hij
in de problemen kwam doordat er nog steeds loonbeslag lag, terwijl hij maandelijks € 750,00 overmaakte.
3.12.
De gerechtsdeurwaarder heeft hierop dezelfde dag geantwoord dat klager de door de gerechtsdeurwaarder ontvangen inhoudingen uit het beslag “
in mindering kan trekken op de volgende betalingstermijn”.
3.13.
Klager heeft de gerechtsdeurwaarder daarop laten weten dat hij deze bedragen teruggestort wilde krijgen en dat hij een klacht zou indienen bij de kamer, omdat de gerechtsdeurwaarder zich niet aan de afspraak hield.
3.14.
Op 20 juni 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager het volgende geschreven:

In reactie op uw schrijven van 17 en 20 juni jl. delen wij u mede, dat de betalingsregeling was afgesproken in de veronderstelling dat u niet meer zou werken bij [de werkgever], daar u aangegeven had in vaste dienst te gaan werken voor “ [bedrijf] ”. Onze betalingsregeling zou dan ook als opvolger van het beslag onder [de werkgever] dienen.
Nadat een betaling was ontvangen van [de werkgever] hebben wij het beslag opgeschort, (…). Ongelukkigerwijs hebben wij afgelopen vrijdag nog een nieuwe betaling ontvangen. Wij zullen de betalingen van 10-6-2022 en 17-6-2022 aan u doorstorten. Kunt u aan ons doorgeven of wij de betalingen aan rekeningnummer (…) over kunnen maken? Wij vertrouwen er op u hierbij voldoende tegemoet te komen met betrekking tot uw klacht.
Wij verzoeken u verder nogmaals ons mee te delen, wanneer u bij “ [bedrijf] ” in dienst gaat en of wij nog rekening dienen te houden of er nog onterechte afdrachten van [de werkgever] kunnen verwachten. Mochten wij nog betalingen ontvangen van [de werkgever], dan zullen wij deze aan u doorstorten.
3.15.
Op 22 juni 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder een bedrag van € 687,46 aan klager doorgestort onder vermelding van “
onterechte afdrachten werkgever”.

4.De klacht

Klager beklaagt zich samengevat over het volgende. Met de gerechtsdeurwaarder is afgesproken dat deze het loonbeslag zou opschorten als klager € 750,00 maandelijks zou betalen. Klager heeft zich gehouden aan de betalingsregeling, maar de gerechtsdeurwaarder blijft bedragen via het loonbeslag incasseren.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager gegrond verklaard. De kamer heeft aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd. Daarnaast heeft de kamer de gerechtsdeurwaarder veroordeeld tot betaling aan klager van een bedrag van € 50,00 aan griffierecht alsmede tot betaling van € 1.500,00 aan de kamer in verband met de kosten van de behandeling van de klacht, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.
5.2.
Het hof is, anders dan de kamer, van oordeel dat de klacht tegen de gerechtsdeurwaarder ongegrond is. De gerechtsdeurwaarder heeft de werkgever van klager niet te laat geïnformeerd over de opschorting van het loonbeslag. Klager moest uiterlijk 10 juni 2022 de eerste termijn van de betalingsregeling hebben overgemaakt, anders zou de betalingsregeling komen te vervallen. Voor die tijd bestond er voor de gerechtsdeurwaarder geen verplichting om de werkgever van klager te informeren dat het loonbeslag was opgeschort. Op maandag 13 juni 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder vervolgens geconstateerd dat klager de eerste termijn naar hem had overgemaakt. Dat was weliswaar niet binnen de afgesproken termijn, maar nog diezelfde dag heeft de gerechtsdeurwaarder de werkgever van klager geïnformeerd over de opschorting van het loonbeslag. Dat de werkgever van klager op 17 juni 2022 nogmaals geld heeft afgedragen, valt de gerechtsdeurwaarder niet te verwijten. Over de onterecht ontvangen bedragen heeft de gerechtsdeurwaarder eerst aan klager voorgesteld dat hij deze bedragen in mindering kon brengen op de volgende betalingstermijn, maar klager vroeg zelf om de bedragen aan hem terug te storten. Dit heeft de gerechtsdeurwaarder enkele dagen later gedaan op het bij hem bekende rekeningnummer van klager, omdat klager geen ander rekeningnummer had opgegeven. Het hof is van oordeel dat deze handelwijze van de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar is.
Daarbij merkt het hof met betrekking tot de eerste afdracht van de werkgever nog op dat het bedrag daarvan vermeerderd met het bedrag van de betalingsregeling nog steeds minder was dan het bedrag van € 1.000,00 dat volgens de gerechtsdeurwaarder onder het loonbeslag viel.
Overweging ten overvloede
5.3.
Het hof is het ten slotte niet eens met de overweging ten overvloede dat de kamer het onbetamelijk acht dat de gerechtsdeurwaarder in zijn correspondentie druk heeft uitgeoefend op klager om de klacht in te trekken. Het hof is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder geen onbetamelijke druk heeft uitgeoefend. Ter zitting in hoger beroep heeft de gerechtsdeurwaarder nader toegelicht dat hij in zijn correspondentie alleen maar heeft geprobeerd aan klager uit te leggen wat de inzet zou zijn van de tuchtrechtelijke procedure, om te voorkomen dat klager onnodig een vrije dag zou opnemen en reiskosten zou maken. Gelet op de inhoud van de correspondentie komt deze verklaring het hof aannemelijk voor. Niettemin is het voor een beklaagde gerechtsdeurwaarder zaak zeer voorzichtig te zijn met dit soort voorlichting, omdat makkelijk de indruk kan ontstaan dat de gerechtsdeurwaarder het indienen en handhaven van een klacht probeert te ontmoedigen.
Conclusie
5.4.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het hof, anders dan de kamer, van oordeel is dat de klacht tegen de gerechtsdeurwaarder ongegrond is. Gezien het vorenstaande zal het hof de beslissing van de kamer daarom vernietigen.

6.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing,
en, opnieuw beslissende:
- verklaart de klacht tegen de gerechtsdeurwaarder ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2024 door de rolraadsheer.