ECLI:NL:GHAMS:2024:201
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake hoofdverblijfplaats van minderjarige en huurrecht echtelijke woning na echtscheiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van een minderjarige en het huurrecht van de echtelijke woning na de echtscheiding van de ouders. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 29 mei 2023 aangevochten, waarin was bepaald dat de minderjarige bij de vader zou verblijven. De moeder stelde dat de situatie verbeterd was en dat het in het belang van de minderjarige zou zijn om bij haar te wonen. De vader, verweerder in hoger beroep, voerde aan dat de huidige situatie stabiliteit bood voor de minderjarige en dat een wijziging van de hoofdverblijfplaats schadelijk zou zijn.
Tijdens de mondelinge behandeling op 8 november 2023 werd duidelijk dat de ouders een moeizame scheiding doormaken, wat ook invloed heeft op de minderjarige. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling voor jeugdbescherming gaven aan dat de minderjarige baat had bij de huidige situatie. Het hof oordeelde dat het in het belang van de minderjarige was om de huidige verblijfplaats bij de vader te handhaven, gezien de stabiliteit die dit bood. De moeder had ook haar verzoeken in andere zaken ingetrokken, waardoor het hof niet meer hoefde te beslissen over die verzoeken.
Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees de verzoeken van de moeder af. De beslissing werd genomen met inachtneming van de belangen van de minderjarige, die in een stabiele omgeving diende te blijven. Het hof benadrukte dat de huidige situatie, waarin de vader als hoofdverzorger optreedt, het beste was voor de ontwikkeling van de minderjarige.