Uitspraak
1.[appellant] ,
. [appellant 2],
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
het recht van overspel uit te oefenen” op een avond van 19.00 tot 21.00 uur op het kantoor van de notaris waarbij de notaris een bedrag van € 500,00 aan de vrouw zou betalen.
4.De klacht
5.Beoordeling
.Dat is naar het oordeel van het hof als het gaat om deze verwijten niet het geval. Dit leidt niet tot ongegrondheid van de klacht, zoals de kamer heeft geoordeeld, maar tot niet-ontvankelijkheid van klaagsters terzake van dit klachtonderdeel voor zover het betrekking heeft op de hiervoor omschreven ‘interne component’. Voor de verwijten die betrekking hebben op (vermeende) gedragingen van de notaris die meer dan drie jaar geleden hebben plaatsgevonden (vgl. rov. 5.9.) geldt dat die in verband met de vervaltermijn van artikel 99 lid 21 Wna niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Dit geldt ook voor de klacht over de ongewenste intimiteiten jegens de kantoormedewerkster, een verwijt dat door de kamer niet beoordeeld is. Het gaat hier volgens klaagsters om een medewerkster die in 2019, dus meer dan drie jaar geleden, om deze reden ontslag heeft genomen.
Uitgangspunten proceskostenveroordeling in hoger beroep’ (te raadplegen op de website van dit hof). Nu het hoger beroep van klaagsters leidt tot oplegging van dezelfde maatregel, ziet het hof – overeenkomstig de uitgangspunten – af van een kostenveroordeling in hoger beroep; de door de kamer uitgesproken proceskostenveroordeling blijft in stand.