2.5Het saldo van de nalatenschap van de vader van partijen heeft de rechtbank berekend op € 251.876,62. Daarbij is de rechtbank uitgegaan van een waarde van de woning van € 400.000,-, waarvan de helft in de nalatenschap van vader valt. Het hof gaat uit van een waarde van € 485.000,-. De helft van het meerdere, € 42.500,-, valt in de nalatenschap van vader, zodat het saldo € 294.376,62 bedraagt. [eiser] heeft op basis van dit bedrag berekend hoe hoog de legitieme porties van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zijn en het erfdeel van haarzelf. Het hof zal deze berekening volgen, hetgeen meebrengt dat aan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] ieder € 36.797,07 toekomt, te vermeerderen met een enkelvoudige rente gelijk aan de wettelijke rente (tot aan de sterfdag van moeder berekend op ieder € 2.526,-) en aan [eiser] € 110.391,24, eveneens te vermeerderen met een enkelvoudige rente gelijk aan de wettelijke rente (tot aan de sterfdag van moeder berekend op € 7.578,02). Het voorgaande brengt mee dat het bestreden vonnis van 11 september 2019 zal worden vernietigd voor zover daarin is bepaald dat de vordering van [eiser] in de nalatenschap van vader € 94.453,73 bedraagt en dat executeur [geïntimeerde 1] dit bedrag aan haar moet betalen (beslissing onder r.o. 3.1.).
2.6.1De rechtbank heeft de activa in de nalatenschap van moeder vastgesteld op € 737.047,56. Op dit bedrag brengt het hof € 37.600,- in mindering, welk bedrag [eiser] op grond van het bestreden vonnis zou moeten betalen aan de nalatenschap van moeder en welke beslissing het hof vernietigt. Aan activa resteert € 699.447,56. [eiser] heeft de passiva berekend op € 210.820,25. (Executeur) [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben dit bedrag niet, althans onvoldoende betwist, zodat ook het hof hiervan zal uitgaan. Het saldo van de nalatenschap van moeder bedraagt aldus € 488.627,31. Ieder van partijen heeft recht op 1/3e deel, of € 162.875,77.
2.6.2Tussen partijen is nog in geschil welke kosten verder ten laste van de nalatenschap komen. In het eerste tussenarrest heeft het hof reeds overwogen dat de depotkosten die de notaris in rekening brengt, ten laste van de nalatenschap van moeder komen (r.o. 3.29.2). [eiser] meent dat haar aandeel moet worden beperkt tot € 1.000,- omdat de notariskosten aanzienlijk minder zouden hebben bedragen als (executeur) [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] akkoord waren gegaan met het voorstel om tot uitkering over te gaan van niet in geschil zijnde bedragen. Het standpunt van [eiser] komt neer op een verzoek om terug te komen op een bindende eindbeslissing. Bij de beoordeling van dit verzoek staat voorop dat in beginsel in dezelfde instantie niet meer kan worden teruggekomen van een eerder gegeven bindende eindbeslissing, behoudens indien bijzondere, nauwkeurig aan te geven omstandigheden het onaanvaardbaar zouden maken dat het hof aan de eindbeslissing in kwestie zou zijn gebonden. Voor het aldus terugkomen van een niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing is met name plaats indien de eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. [eiser] heeft niet onderbouwd waarom het hof terug moet komen op voornoemde beslissing en het hof ziet daartoe ook geen aanleiding.
Voor partijen is niet duidelijk of opvolgend notaris [Y] nog kosten in rekening zal brengen. Het hof zal bepalen dat op ieders erfdeel 1/3e deel van de totale notariskosten in mindering komt.
2.6.3In het eerste tussenarrest heeft het hof verder overwogen dat de advocaatkosten die executeur [geïntimeerde 1] heeft gemaakt voor de kort gedingprocedure ten laste van de nalatenschap van moeder komen (r.o. 3.24). Voor zover [eiser] heeft bedoeld in haar akte uitlating na deskundigenbericht op deze (bindende eind-)beslissing terug te komen, ziet het hof daartoe geen aanleiding, om dezelfde redenen als hiervoor ten aanzien de notariskosten is overwogen.
2.6.4Wel resteert nog een beslissing over de resterende advocaatkosten waarvan executeur [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] betaling wensen. Zowel bij memorie van grieven in het door hen ingestelde hoger beroep als bij memorie van antwoord in het door [eiser] ingestelde hoger beroep hebben zij indertijd gevorderd te bepalen dat alle advocaatkosten met betrekking tot zaak A tot het bestreden vonnis van 11 september 2019 ad € 48.914,86 voor rekening van de nalatenschap moeten komen, evenals de helft van alle advocaatkosten gemaakt door de (executeur) [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] na het vonnis in eerste aanleg met het oog op het trachten te komen tot een onderlinge afwikkeling in zaak A en zaak B. Verder hebben zij gevorderd te bepalen dat voor rekening van de nalatenschap komen alle advocaatkosten in verband met de procedures in hoger beroep in de door [eiser] aangespannen zaken en de door hen aangespannen zaken voor zover betrekking hebben op zaak A. [eiser] heeft hier tegenin gebracht dat de kosten te globaal zijn omschreven om verweer te kunnen voeren. Wel heeft zij gemotiveerd verweer gevoerd tegen de in rekening gebrachte kosten voor het getuigenverhoor en betoogd dat de conclusies na enquête ook onderwerpen bevatten die op zaak B betrekking hadden en vervolgens een voorstel gedaan. Het hof heeft de beslissing op dit punt aangehouden om (executeur) [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] in de gelegenheid te stellen op een voorstel van [eiser] te reageren. Zij hebben vervolgens laten weten niet akkoord te kunnen gaan met het voorstel van [eiser] . Zij hebben evenmin een nadere toelichting gegeven op de gestelde kosten. [eiser] heeft in haar akte uitlating na deskundigenbericht haar gemotiveerde verweer herhaald en betoogd dat een bedrag van € 14.951,98, subsidiair maximaal een bedrag van € 44.855,96 ten laste van de nalatenschap van moeder moet worden gebracht.
2.6.5Het hof overweegt dat (executeur) [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] geen nadere specificatie hebben gegeven van de opgevoerde advocaatkosten. Alleen in eerste aanleg is een overzicht overgelegd, waarop zij zelf hebben vermeld of een nota betrekking had op zaak A (waarin [geïntimeerde 1] als executeur optrad) of zaak B (waarin [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] als erfgenaam optreden). Het hof kan dit niet controleren. Wel kan uit dit overzicht worden opgemaakt dat de nota voor het kort geding van € 11.489,46 deel uitmaakt van het opgevoerde bedrag van € 48.914,86. Het had op de weg van (executeur) [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] gelegen een nadere specificatie te geven. Dat zij dit niet hebben gedaan en evenmin informatie hebben gegeven over de kosten na 11 september 2019 komt voor hun rekening en risico.
Omdat het hof uit de overgelegde stukken niet kan opmaken welke werkzaamheden van de advocaat zien op zaak A, zal het hof, mede gelet op het verweer van [eiser] , de kosten die ten laste van de nalatenschap mogen worden gebracht, in redelijkheid vaststellen op € 24.000,-, naast het reeds genoemde bedrag van € 11.489,46, in totaal derhalve op € 35.489,46, dat wil zeggen € 11.829,82 per erfgenaam. De overige kosten komen voor rekening van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] in privé. Uit deze beslissing volgt dat het hof de vordering van (executeur) [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] om te bepalen dat voor rekening van de nalatenschap komen alle door executeur [geïntimeerde 1] gemaakte advocaatkosten in eerste aanleg tot het vonnis van 11 september 2019 en in hoger beroep voor zover betrekking hebbend op zaak A, zal worden afgewezen. Ook de vordering om de helft van alle advocaatkosten gemaakt door executeur [geïntimeerde 1] (en [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] ) na het vonnis in eerste aanleg, die zijn gemaakt om te proberen te komen tot een onderlinge afwikkeling in beide zaken, zal het hof afwijzen.
2.6.6Tot slot heeft [eiser] opgemerkt dat zij de wettelijke rente over haar erfdeel in de nalatenschap van vader dient te ontvangen. Het hof overweegt dat ook [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] aanspraak kunnen maken op de wettelijke rente over hun legitieme porties. Voor het hof is het niet mogelijk de verschillende bedragen aan wettelijke rente te berekenen, omdat dit samenhangt met de datum waarop betaling plaatsvindt. Wel kan het hof enkele uitgangspunten geven.
De aan ieder toekomende wettelijke rente tot de sterfdag van moeder maakt deel uit van de hiervoor genoemde passiva van € 210.820,25. [eiser] heeft onbetwist gesteld dat zij op 7 mei 2018 een voorschot op haar erfdeel in de nalatenschap van vader heeft ontvangen van € 77.031,85 en € 8.125,67 aan wettelijke rente. De wettelijke rente tot de sterfdag van moeder over [eiser] ’s deel bedroeg € 7.578,02, welke schuld door de betaling is voldaan. Evenals de rechtbank heeft overwogen, merkt het hof op dat hetgeen reeds is voldaan ter voldoening van de veroordeling tot betaling van het voorschot, waartoe executeur [geïntimeerde 1] in eerste aanleg is veroordeeld, van rechtswege geldt als te zijn voldaan ter voldoening aan het eindvonnis.
Daarnaast heeft [eiser] reeds een bedrag van (8.125,67 -/- 7.578,02 =) € 547,65 aan rente ontvangen voor de na de sterfdag van moeder vervallen wettelijke rente. De wettelijke rente moet worden berekend tot aan de betaaldatum van het voorschot (7 mei 2018) over € 110.391,24 (= € 3.657,68) en na 7 mei 2018 over € 33.359,39, het bedrag dat resteert van het erfdeel van [eiser] in de nalatenschap van vader na de betaling van het voorschot. Met de betaling van € 547,65 zal rekening moeten worden gehouden wanneer partijen een eindafrekening opstellen.
Niet gebleken is dat aan [geïntimeerde 1] of [geïntimeerde 2] al een bedrag is uitbetaald.
Het hof zal bepalen dat het erfdeel in de nalatenschap van moeder van ieder van partijen verminderd wordt met 1/3e deel van de totale wettelijke rente die verschuldigd is over het resterende erfdeel van [eiser] alsmede over de legitieme porties van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] in de nalatenschap van vader.
2.6.5Het voorgaande brengt mee dat het erfdeel van ieder van partijen in de nalatenschap van moeder bedraagt € 162.875,77 -/- € 11.829,82 (ieders aandeel in de advocaatkosten) = € 151.045,95, verminderd met 1/3e deel van de notariskosten en verminderd met 1/3e deel van de wettelijke rente over het resterende erfdeel van [eiser] in de nalatenschap van vader ad € 33.359,39 vanaf 11 september 2016, 1/3e deel van de wettelijke rente over de legitieme portie van [geïntimeerde 1] in de nalatenschap van vader ad € 36.797,07 vanaf 11 september 2016 en 1/3e deel van de wettelijke rente over de legitieme portie van [geïntimeerde 2] in de nalatenschap van vader ad € 36.797,07 vanaf 11 september 2016.