ECLI:NL:GHAMS:2024:1996

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
200.338.035/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en opvoedingsband tussen vader en kinderen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 16 juli 2024, gaat het om de wijziging van de zorgregeling tussen de vader en de moeder van de minderjarige kinderen [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De vader, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter, verzoekt om een uitbreiding van de zorgregeling zodat de kinderen om de week van vrijdagmiddag na schooltijd tot zondagmiddag bij hem verblijven. De moeder en de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI) zijn het niet eens met deze wijziging en pleiten voor handhaving van de bestaande regeling, die volgens hen in het belang van de kinderen is. De kinderrechter had eerder bepaald dat de kinderen om de week van zaterdag 10:00 uur tot zondag 16:00 uur bij de vader verblijven.

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juli 2024 is gebleken dat de communicatie tussen de ouders moeizaam verloopt en dat de vader in het verleden niet altijd de afspraken over de omgang is nagekomen. Het hof heeft echter overwogen dat het behouden van de opvoedingsband tussen de vader en de kinderen voldoende zorgtijd vergt. Het hof heeft besloten de zorgregeling te wijzigen, zodat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] om de week van vrijdag uit school tot zondag 17:00 uur bij de vader verblijven. Tevens is bepaald dat de kinderen in de derde week van augustus 2024 gedurende één week bij de vader zullen verblijven, met de mogelijkheid voor verdere uitbreiding van de regeling in de toekomst, afhankelijk van de situatie.

Het hof heeft benadrukt dat het van belang is dat de ouders hun communicatie verbeteren en dat de vader opvoedondersteuning accepteert. De beslissing is genomen met het oog op het belang van de kinderen, waarbij de GI een regierol zal vervullen in de verdere regeling van vakanties, feestdagen en bijzondere dagen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.338.035/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/345437 / JU RK 23-1616
Beschikking van de meervoudige kamer van 16 juli 2024 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] (formeel nog te [plaats B] ingeschreven),
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. S. Rahimzadeh te Amsterdam,
en
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
gevestigd te [plaats C] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] );
- de minderjarige [minderjarige 3] (hierna te noemen: [minderjarige 3] );
- [de moeder] (hierna te noemen: de moeder), bijgestaan door mr. F.J. ten Seldam, advocaat te Limmen.
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats D] ,
hierna te noemen: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) tussen de vader en de moeder (hierna gezamenlijk ook te noemen: de ouders) ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Verder gaat de zaak over het verzoek van de vader om een verdeling van de vakanties en feestdagen tussen de ouders vast te stellen.
1.2
De kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie [plaats D] (hierna te noemen: de kinderrechter) heeft bij beschikking van 21 november 2023 (hierna: de bestreden beschikking) een zorgregeling vastgesteld waarbij [minderjarige 2] en [minderjarige 3] om de week van zaterdag 10.00 uur tot zondag 16.00 uur bij de vader verblijven.
De vader is het daar niet mee eens en wil dat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] om de week van vrijdagmiddag na schooltijd tot en met zondagmiddag bij hem verblijven. Daarnaast wil de vader dat er een verdeling van de vakanties en feestdagen tussen de ouders ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wordt bepaald. De GI is het wel eens met de bestreden beschikking, evenals de moeder.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 21 februari 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De GI heeft op 12 april 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
De moeder heeft op 17 april 2024 een verweerschrift ingediend.
2.4
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de vader van 5 maart 2024, met bijlagen;
- een bericht van de vader van 12 juni 2024, met bijlagen.
2.5
De voorzitter heeft [in] 2024, in het bijzijn van de griffier, met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gesproken.
2.6
De mondelinge behandeling heeft op 1 juli 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsmanager;
- de raad, vertegenwoordigd door R. Bark;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.

3.De feiten

3.1
De ouders zijn [in] 2013 met elkaar gehuwd, welk huwelijk op 14 januari 2016 is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank van 23 december 2015.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2012 te [plaats D] ;
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2014 te [plaats D] ;
- [minderjarige 3] , geboren [in] 2018 te [plaats D] .
[minderjarige 2] en [minderjarige 3] worden hierna gezamenlijk ook ‘de kinderen’ genoemd.
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Zij hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.3
Bij de hiervoor genoemde echtscheidingsbeschikking is bepaald dat het door de ouders op 30 september 2015 ondertekende ouderschapsplan, deel uitmaakt van die beschikking. In het ouderschapsplan is ten aanzien van de zorgregeling opgenomen dat partijen telkens de zorgregeling in onderling overleg met elkaar zullen afstemmen.
3.4
Bij beschikking van de kinderrechter van 18 augustus 2021 zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht gesteld van de GI. Deze ondertoezichtstelling is nadien telkens verlengd en duurt thans voort tot 18 augustus 2024.
3.5
Bij beschikking van 19 april 2021 heeft de kinderrechter, met wijziging in zoverre van de beschikking van de rechtbank van 23 december 2015 en het daarvan deel uitmakende
ouderschapsplan, een zorgverdeling vastgesteld ten aanzien van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , waarbij zij bij de vader verblijven:
- in de oneven weken in het weekend van zaterdag 10:30 uur tot zondag 16:30 uur, waarbij de moeder op zaterdagmiddag om 16:00 uur met [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] belt;
- gedurende één, in onderling overleg af te spreken, woensdagmiddag per maand, waarbij de vader [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ophaalt van school c.q. de moeder en ze voor het avondeten terugbrengt naar de moeder;
- tijdens het Suikerfeest, het Offerfeest, Vaderdag en de verjaardag van de vader van 10:00 uur tot 19:00 uur;
- in de oneven jaren op eerste kerstdag en in de even jaren op tweede kerstdag van 10:00 uur tot 19:00 uur;
- om het jaar met oud & nieuw, voor het eerst in het jaar 2022/2023, van 10:00 uur op oudejaarsdag tot 16:00 op nieuwjaarsdag;
- gedurende de vakanties: het weekend waarin [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] volgens de reguliere zorgregeling bij de vader verblijven wordt met een dag verlengd, in die zin dat als [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] het laatste weekend van de vakantie bij de vader zijn, zij vanaf de vrijdag voorafgaand aan dat weekend om 10:30 uur bij de vader verblijven en in de andere weekenden verblijven ze tot de eerstvolgende maandag 16:30 uur bij de vader, dit met inachtneming van hetgeen onder 3.1.7. is overwogen;
waarbij de vader [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] haalt en terugbrengt.
3.6
Bij beschikking van 1 februari 2022 heeft dit hof de hiervoor genoemde beschikking van de kinderrechter van 19 april 2021 vernietigd voor wat betreft de zorgregeling, met dien verstande dat:
- ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder regie van de GI zal worden toegewerkt naar de bij beschikking van 19 april 2021 vastgestelde zorgregeling waarbij de GI beziet wat in het belang van de kinderen concreet haalbaar is;
- ten aanzien van [minderjarige 1] door de GI wordt toegewerkt naar contactherstel tussen [minderjarige 1] en de vader, in het tempo en de vorm die de GI daartoe aangewezen acht.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang en uitvoerbaar bij voorraad, met wijziging van de beschikking van de kinderrechter van 19 april 2021 en de beschikking van dit hof van 1 februari 2022, bepaald dat de zorgregeling als volgt luidt:
- [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verblijven om de week bij de vader van zaterdag 10:00 uur tot zondag 16:00 uur, waarbij geldt dat:
o het aan de GI is om voornoemde zorgregeling, in lijn met wat onder 6.2. is overwogen, uit te breiden indien dit naar het oordeel van de GI in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] is;
o de vader [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zal halen en terugbrengen.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre:
- een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige 2] en [minderjarige 3] eens in de twee weken van vrijdagmiddag na schooltijd tot en met zondagmiddag bij de vader verblijven, waarbij hij de kinderen op zondagmiddag tussen 17:00 uur en 17:30 uur terug naar de moeder brengt;
- de verdeling van de vakanties en feestdagen tussen de ouders als volgt vast te stellen:
o in de even jaren verblijven [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in de eerste week van de kerstvakantie bij de vader en de tweede week bij de moeder. In de oneven jaren verblijven zij in de eerste week van de kerstvakantie bij de moeder en de tweede week bij de vader;
o in de even jaren zijn [minderjarige 2] en [minderjarige 3] op eerste kerstdag bij de vader en op tweede kerstdag bij de moeder. In de oneven jaren zijn zij op eerste kerstdag bij de moeder en op tweede kerstdag bij de vader;
o in de even jaren zijn [minderjarige 2] en [minderjarige 3] met oud en nieuw bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
o in de even jaren zijn [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in de voorjaarsvakantie bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
o in de even jaren zijn [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in de herfstvakantie bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader;
o in de even jaren verblijven [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in de eerste week van de meivakantie bij de vader en in de tweede week bij de moeder. In de oneven jaren verblijven zij in de eerste week van de meivakantie bij de moeder en in de tweede week bij de vader;
o in de zomervakantie zullen [minderjarige 2] en [minderjarige 3] twee aaneengesloten weken bij de vader verblijven, door partijen in onderling overleg te bepalen;
o tijdens het Suikerfeest, het Offerfeest, Vaderdag en de verjaardag van de vader verblijven [minderjarige 2] en [minderjarige 3] van 11:00 tot 19:00 uur bij de vader.
4.3
De GI verzoekt de vader niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel zijn verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
De moeder verzoekt de verzoeken van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een zorgregeling wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Volgens het tweede lid van dit artikel kan de kinderrechter eveneens op verzoek van de GI en een met het gezag belaste ouder de in het eerste lid genoemde beslissing wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De standpunten
5.2
De vader wenst dat de zorgregeling zoals door de kinderrechter is vastgesteld wordt uitgebreid, zodat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] om de week van vrijdag uit school tot en met zondagmiddag bij hem verblijven. Hiertoe voert de vader aan dat het contact met [minderjarige 2] en [minderjarige 3] goed verloopt en dat zij langer bij hem willen zijn. Daarnaast heeft de vader laten zien dat hij de omgang kan nakomen. De overdracht verloopt niet altijd soepel door de verstandhouding tussen de ouders, maar door de omgang op vrijdag uit school te laten starten is er een contactmoment minder tussen de ouders. Nu de GI opvoedondersteuning als vereiste voor uitbreiding van de omgang stelt, is de vader bereid dit te accepteren. Echter, hij heeft geen vertrouwen in de GI en wil daarom dat een neutrale organisatie, bij voorkeur gevestigd in de regio Gelderland, deze ondersteuning biedt. Verder wil de vader dat de vakanties en feestdagen tussen de ouders worden verdeeld. Het is in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] dat zij rust hebben en aan hen voorspelbaarheid wordt geboden, zowel ten aanzien van de reguliere zorgregeling als tijdens de vakanties en feestdagen.
5.3
Volgens de GI sluit de huidige zorgregeling aan bij de behoefte van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] om op een vaste en voorspelbare manier contact met hun vader te hebben. Voordat de omgang kan worden uitgebreid moet de vader laten zien dat hij de afspraken kan nakomen en dat de omgang goed verloopt. In het verleden is hij bij de overdracht regelmatig te laat gekomen of niet komen opdagen en ook op dit moment is er onrust ten aanzien van de overdracht. Ook is het voor uitbreiding van de omgang noodzakelijk dat de vader zijn samenwerking met de GI verbetert en opvoedondersteuning bij hem thuis accepteert. Dit vanwege de zorgen over [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , die worden belast met de spanningen en de laatste tijd boos en verdrietig terugkomen na een weekend bij de vader. Ook stelt de GI opvoedondersteuning als vereiste voor de vader om vakanties met de kinderen door te brengen.
5.4
De moeder is het eens met de zorgregeling die de kinderrechter heeft bepaald. De vader houdt zich niet aan de afspraken over de omgang en is regelmatig niet op tijd. De overdracht verloopt daardoor vaak onrustig, waardoor [minderjarige 2] en [minderjarige 3] spanning ervaren. Ook zijn [minderjarige 2] en [minderjarige 3] teleurgesteld doordat de vader de omgangsafspraken in de vakantie niet nakwam. De onvoorspelbare omgang zorgt bij [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor onveiligheid. Het lukt de moeder niet om hierover met de vader in gesprek te komen. De vader moet eerst laten zien dat hij in staat is om langdurig de vastgestelde basisregeling na te komen, voordat de omgang wordt uitgebreid of een regeling voor de vakanties en feestdagen wordt bepaald. De moeder kan zich vinden in het advies van de GI dat de vader daarnaast moet meewerken aan hulpverlening.
Het advies van de raad
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd om de zorgregeling zoals vastgesteld door de kinderrechter voorlopig niet uit te breiden. Vanwege de zorgen over de kinderen dient eerst meer zicht te komen op de situatie bij de vader thuis. [minderjarige 2] en [minderjarige 3] uiten signalen dat zij last hebben van de manier waarop de omgang op dit moment verloopt. Zo zijn zij boos en verdrietig en verklaren zij dat de vader weinig aandacht voor hen heeft. Daarnaast wil [minderjarige 1] niet meer bij haar vader komen en bestaat de kans dat ook [minderjarige 2] hier moeite mee krijgt. Deze zorgen moeten serieus genomen worden en er moet naar de kinderen worden geluisterd. [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben duidelijkheid en structuur nodig, waardoor van belang is dat de vader beschikbaar is en de afspraken nakomt. De vader dient opvoedondersteuning te krijgen, zodat er meer stabiliteit in de omgang met [minderjarige 2] en [minderjarige 3] kan ontstaan. Van daaruit kan de GI onderzoeken hoe verder vorm te geven aan de omgang. Ook een eventuele uitbreiding van de omgang met vakanties kan onder begeleiding van de GI plaatsvinden, aldus de raad.
De beoordeling van het hof
5.6
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het de ouders nog steeds niet lukt om op een constructieve manier met elkaar te communiceren. De zorgregeling genoemd in de onder 3.4 en 3.5 genoemde beschikkingen is niet onverkort uitgevoerd. Omdat er onduidelijkheid bij de ouders bestond over de ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] geldende zorgregeling, is deze in de bestreden beschikking vastgelegd. Er geldt geen zorgregeling tussen de vader en [minderjarige 1] en dat is in hoger beroep ook geen geschilpunt. [minderjarige 1] kan zich vinden in het huidige beleid waarin zij kan aangeven wanneer zij contact wil met haar vader. De GI heeft nu de regie over eventuele uitbreiding van de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Gebleken is dat de communicatie tussen de vader en de GI moeizaam verloopt. Omdat de vader de noodzakelijke hulpverlening rondom de kinderen weigert en de GI niet goed in contact met de vader kan komen, heeft de GI hem op 23 april 2024 een schriftelijke aanwijzing gegeven. De GI heeft de kinderrechter verzocht om de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen. Dit verzoek zal op 22 juli 2024 op zitting worden behandeld. Daarnaast heeft de vader een verzoek tot wijziging van de GI bij de kinderrechter ingediend en daarbij vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing verzocht.
5.7
Hoewel het hof ziet dat bovengenoemde zorgpunten zijn weerslag kunnen hebben op het contact tussen de kinderen en hun vader, stelt het hof voorop dat het behouden van de opvoedingsband tussen de vader en [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voldoende zorgtijd vergt. Gebleken is dat de vader is verhuisd naar de woning van zijn vriendin in [plaats A] en dat zij binnenkort een kindje verwachten. Indien de reguliere weekendregeling in die situatie nog maandenlang pas op zaterdag na de zwemles van [minderjarige 3] ingaat, hebben de kinderen nauwelijks tijd om te acclimatiseren bij hun vader en zal het moeilijk voor de kinderen kunnen zijn om zich ook bij hun vader volwaardig lid van het gezin te voelen. Door het omgangsweekend op vrijdag uit school te laten aanvangen hebben [minderjarige 2] en [minderjarige 3] meer tijd met hun vader en kunnen zij meer tot rust komen. [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn uiteraard gebaat bij duidelijkheid en het stipt nakomen van de afspraken over het contact. De vader heeft de afgelopen maanden echter laten zien dat hij de huidige zorgregeling kan nakomen.
5.8
Tijdens de zitting in hoger beroep is gebleken dat de moeder er waarde aan hecht dat de voetbaltraining en zwemles van [minderjarige 3] doorgang vinden, hetgeen zou worden bemoeilijkt door (uitbreiding van) het omgangsweekend van de vader. Ook zou het structureel overslaan van zwemles tot een financieel nadeel voor de moeder leiden. Het hof is echter van oordeel dat het belang van het behouden van de band tussen de vader en [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , en de tijd die daarvoor nodig is, prioriteit heeft. Daarbij sluit het hof niet uit dat zwemles en hobby’s op een ander moment georganiseerd kunnen worden. Zo kunnen de ouders in onderling overleg met de GI afspraken maken over de buitenschoolse activiteiten van de kinderen, waaronder voetbaltraining en zwemles.
5.9
Het hof is verder gebleken dat de overdrachtsmomenten van de kinderen tussen de ouders onrustig kunnen zijn. Het hof overweegt dat er minder overdrachtsmomenten zullen zijn als de vader de kinderen op vrijdag uit school zal halen. Voor de overige overdrachtsmomenten benadrukt het hof dat het in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] is dat de ouders zich tot het uiterste zullen (blijven) inspannen om hun onderlinge communicatie te verbeteren. Daarbij acht het hof een positieve ontwikkeling dat de vader neutrale opvoedondersteuning accepteert, ondanks dat hij blijft twijfelen aan de noodzaak ervan.
Het hof zal de zorgregeling uitbreiden en vaststellen dat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] om de week van vrijdag uit school tot zondag 17.00 uur bij de vader verblijven. De vader zal de kinderen op vrijdag uit school ophalen en op zondagmiddag terug naar de moeder brengen. Hierbij dient de vader (ruim) op tijd te komen en eventuele vertraging onderweg in te calculeren.
5.1
Ten aanzien van de verdeling van de vakanties en feestdagen overweegt het hof als volgt. Het hof acht het in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] dat zij ook in de vakantie tijd met hun vader kunnen doorbrengen. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de ouders het belang inzien van de mogelijkheid voor de kinderen om contact met de andere ouder te hebben tijdens de vakanties, als zij aangeven hieraan behoefte te hebben. Het hof stelt daarom vast dat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in de zomervakantie van 2024 gedurende één week bij de vader zullen verblijven. Deze vakantie zal in de derde week van augustus 2024 plaatsvinden, nu ter zitting is gebleken dat dit voor beide ouders een passende optie is. Het hof acht het hiervoor niet noodzakelijk om opvoedondersteuning af te wachten. Het hof overweegt, in overeenstemming met het advies
van de raad, dat het van belang is dat deze vakantie eerst goed verloopt voordat een verdere regeling voor de vakanties en feestdagen wordt vastgesteld. Als de vakantieweek bij de vader goed verlopen is, kan de GI onderzoeken welke vakantieregeling in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] is en deze eventueel op termijn uitbreiden. Ook kan met de ouders worden bekeken op welke wijze zij de bijzondere dagen en de feestdagen willen verdelen.
5.11
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking, voor zover daarin een zorgregeling tussen de ouders is vastgesteld, en opnieuw rechtdoende;
bepaalt, met wijziging van de zorgregeling zoals vastgesteld bij de beschikking van de rechtbank van 19 april 2021 en de beschikking van dit hof van 1 februari 2022, als zorgregeling dat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] om de week bij de vader verblijven van vrijdag uit school tot zondag 17.00 uur, waarbij de vader de kinderen zal halen en brengen;
bepaalt dat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in de derde week van augustus 2024 gedurende één week bij de vader zullen verblijven, waarbij de ouders de precieze data in onderling overleg afstemmen;
bepaalt dat onder regie van de GI een verdere regeling voor de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen zal worden vastgesteld waarbij het belang van de kinderen leidend is;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.W. Brands – Bottema, F. Kleefmann en A.E. Oderkerk, in tegenwoordigheid van mr. B.F. Beijderwellen als griffier en is op
16 juli 2024 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.