Op 16 juli 2024 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 april 2023. De verdachte, geboren in 1995, had hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling voor diefstal. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een ander feit. Het hof bevestigde de veroordeling voor diefstal, maar vernietigde de strafoplegging en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, en een taakstraf. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 6 maanden geëist. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal van een aanzienlijk geldbedrag van politieambtenaren en dat hij een strafverzwarende geschiedenis had. Het hof legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van 114 dagen en een taakstraf van 80 uren, waarbij het de tijd in voorarrest in mindering bracht. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd niet-ontvankelijk verklaard. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige.