ECLI:NL:GHAMS:2024:1991

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
23-001207-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van veroordeling voor diefstal met aanpassing van strafoplegging en beslissing op vordering tenuitvoerlegging

Op 16 juli 2024 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 april 2023. De verdachte, geboren in 1995, had hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling voor diefstal. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een ander feit. Het hof bevestigde de veroordeling voor diefstal, maar vernietigde de strafoplegging en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, en een taakstraf. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 6 maanden geëist. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal van een aanzienlijk geldbedrag van politieambtenaren en dat hij een strafverzwarende geschiedenis had. Het hof legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van 114 dagen en een taakstraf van 80 uren, waarbij het de tijd in voorarrest in mindering bracht. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd niet-ontvankelijk verklaard. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001207-23
datum uitspraak: 16 juli 2024
TEGENSPRAAK (artikel 279 Sv)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 april 2023 in de strafzaak onder de parketnummers 13-324982-22 en 13-314509-20 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 juli 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit. De verdachte heeft onbeperkt hoger beroep tegen het vonnis ingesteld. Dit betekent dat het hoger beroep mede is gericht tegen de beslissing tot vrijspraak. Gelet op artikel 404, vijfde lid, Sv staat voor de verdachte tegen een dergelijke beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich, voor zover inhoudelijk nog aan de orde, met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor de in eerste aanleg onder 1 bewezenverklaarde diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk met algemene en bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de onder 1 tenlastegelegde eenvoudige diefstal zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft bepleit aan de verdachte een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en daarnaast een taakstraf op te leggen. Zij heeft daarbij aangevoerd dat de verdachte op dit moment bezig is met het uitvoeren van een taakstraf en niet opnieuw gedetineerd wil raken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal. Hij heeft van politieambtenaren, die bezig waren met de pseudokoop van een wapen, een aanzienlijk geldbedrag gestolen. De verdachte, niet wetende dat hij met politieambtenaren te maken had, zat met hen in een auto en kreeg op enig moment het voor de pseudokoop bestemde geldbedrag in handen om dit te tellen. Toen een van de politieambtenaren het geld weer wilde terugpakken, trok de verdachte aan het geld en rende hij weg. Door zo te handelen heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van anderen en zich kennelijk alleen bekommerd om zijn eigen financiële gewin.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarbij komt een vrijheidsbenemende straf als opgelegd door de rechtbank in beeld.
Het hof heeft ook acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 17 juni 2024. Hieruit blijkt dat hij meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten. Desondanks is de verdachte toch weer de fout ingegaan. Het hof houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee.
Uit het reclasseringsadvies van 8 augustus 2023, opgemaakt ten behoeve van de strafzaak waarin de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf is gevorderd, blijkt dat de verdachte niet open staat voor een reclasseringstoezicht. De reclassering ziet geen mogelijkheden om verder invulling te geven aan het toezicht. Door deze houding van de verdachte ziet het hof, anders dan de rechtbank, geen ruimte om een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden op te leggen. Het hof acht het evenwel niet passend om een gevangenisstraf op te leggen die de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht te boven gaat. Het hof zal daarom naast de gevangenisstraf een taakstraf opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging onder parketnummer 13-314509-20

Het hof zal – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal – het openbaar ministerie in zijn vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 juni 2021 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden niet-ontvankelijk verklaren, nu deze vordering al eerder is toegewezen en is omgezet naar een taakstraf.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder feit 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover inhoudelijk nog aan de orde, ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
114 (honderdveertien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13-314509-20.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, voor zover inhoudelijk nog aan de orde, voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. M.L.M. van der Voet en mr. R. van der Heijden, in tegenwoordigheid van mr. R. Bleumers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 juli 2024.