ECLI:NL:GHAMS:2024:1989

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
23-002997-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling voor huisvredebreuk en bedreiging met doodsbedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren op [geboortedag 1] 1975, was eerder veroordeeld voor huiselijk geweld en heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 8 november 2023. Het hof heeft de zaak onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat het vonnis van de politierechter vernietigd moet worden, omdat het hof tot andere beslissingen komt met betrekking tot de bewezenverklaring en de straf.

De verdachte is vrijgesproken van de mishandeling van de aangeefster, omdat er onvoldoende bewijs was. Echter, het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 januari 2019 wederrechtelijk de woning van de aangeefster is binnengedrongen en haar op 20 april 2022 heeft bedreigd met de dood. De verdachte had de sleutel van de woning, maar het hof oordeelt dat hij wist dat de aangeefster niet wilde dat hij binnenkwam. De bedreigingen die hij via telefoon en voicemail heeft geuit, waren van ernstige aard en hebben de aangeefster in grote angst gebracht.

De opgelegde straffen zijn een gevangenisstraf van 15 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 60 uren. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd met de aangeefster. Het hof heeft ook geconstateerd dat de redelijke termijn van berechting is overschreden, maar heeft dit niet als reden voor strafvermindering genomen. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat het hof niet kon vaststellen dat de schade in causaal verband staat tot de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002997-23
datum uitspraak: 16 juli 2024
TEGENSPRAAK (
gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 november 2023 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-040835-19 (zaak A) en 13-151359-23 (zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1975,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 juli 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak A:
1.
hij op of omstreeks 19 januari 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [benadeelde] heeft mishandeld door voornoemde [benadeelde] (met kracht) op/tegen haar arm(en) te slaan;
2.
hij op of omstreeks 19 januari 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland in de woning, gelegen aan het [adres 2] bij een ander, te weten bij [benadeelde] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
zaak B:
hij op of omstreeks 20 april 2022 te Amsterdam [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- haar te bellen en de woorden toe te voegen: "terror, I make your life terror bitch" en/of "I cut your neck"
en/of
- de voicemail van die [benadeelde] een of meermalen in te spreken met de woorden: "I will kill you. I cut your neck Bitch" en/of "ik maak je af stinkhoer" en/of "Je bent een vieze kankerhoer, ik kom bij je thuis. Ik goii een kankersteen door je kankerruit. Ik kom bij je langs" en/of "Binnenkort ga je eraan kankerhoer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt met betrekking tot de bewezenverklaring en de straf dan de politierechter.

Vrijspraak mishandeling (zaak A feit 1)

Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte in zaak A onder feit 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Voor de verklaring van de aangeefster ten aanzien van de mishandeling biedt het procesdossier onvoldoende steunbewijs.

Bewijsoverweging met betrekking tot huisvredebreuk (zaak A feit 2)

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van de in zaak A onder feit 2 tenlastegelegde huisvredebreuk dient te worden vrijgesproken omdat de wederrechtelijkheid van de gedraging van de verdachte ontbreekt. De verdachte had de sleutel van de woning van de aangeefster nog onder zich. Hij heeft de deur van de woning van de aangeefster geopend met die sleutel en was daarom in de veronderstelling dat hij zich rechtmatig in het huis van de aangeefster bevond. De verdachte en de aangeefster hadden in die periode nog contact met elkaar. Ze hadden een knipperlichtrelatie.
Oordeel van het hof
De aangeefster is de ex-partner van de verdachte. Ten tijde van het incident was de relatie over. De verdachte is op 19 januari 2019 met zijn nicht naar de woning van de aangeefster gegaan om een hond, die de aangeefster volgens de verdachte niet aan hem wilde teruggeven, op te halen. Eenmaal aangekomen bij de woning van aangeefster, klopte de nicht van de verdachte meerdere malen aan. De aangeefster zag dat de verdachte schuin achter zijn nicht stond en dat hij zijn best deed om niet gezien te worden. De deur was op slot en de aangeefster zei tegen de nicht dat ze de deur niet zou opendoen. Zij zag dat de verdachte naar de deur liep en deze opende met een sleutel.
Gelet op deze gang van zaken was het voor de verdachte duidelijk dat de aangeefster niet wilde dat ze binnen zouden komen, iets waarmee hij kennelijk, hij verschuilde zich immers, al rekening hield. Door desondanks tegen de wil van de aangeefster en zonder haar toestemming de woning van de aangeefster te betreden is de verdachte die woning wederrechtelijk binnengedrongen. Het feit dat de verdachte gebruik maakte van een huissleutel, die hij kennelijk nog onder zich had, maakt dit niet anders. Het moest de verdachte duidelijk zijn dat hij onder de hiervoor genoemde omstandigheden van die sleutel geen gebruik mocht maken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak A onder 2 en in de zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
2.
hij op 19 januari 2019 te Amsterdam in de woning, gelegen aan het [adres 2] , bij [benadeelde] in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen;
Zaak B:
hij op 20 april 2022 te Amsterdam [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door
- haar te bellen en de woorden toe te voegen: "I cut your neck" en
- de voicemail van [benadeelde] in te spreken met de woorden: "I will kill you. I cut your neck Bitch" en "ik maak je af stinkhoer" en "Binnenkort ga je eraan kankerhoer".
Hetgeen in de zaak A onder 2 en in de zaak B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak A onder feit 2 en in de zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak A onder feit 2 bewezenverklaarde levert op:
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Het in de zaak B bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in de zaak A onder feit 2 en in de zaak B bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A onder feiten 1 en 2, en in zaak B bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis met aftrek, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een contact- en locatieverbod. Daarnaast heeft de politierechter de vrijheidsbeperkende maatregel inhoudende een contact- en gebiedsverbod voor de duur van 5 jaren opgelegd, welke maatregel dadelijk uitvoerbaar is verklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 dagen waarvan 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met het slachtoffer en een taakstraf voor de duur van 60 uren. De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd de bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De raadsman heeft verzocht om bij een eventuele bewezenverklaring de verdachte te veroordelen tot een straf overeenkomstig de duur van het voorarrest, al dan niet gecombineerd met een voorwaardelijke straf. Hij heeft daarbij gesteld dat in zaak A in eerste aanleg de redelijke termijn is geschonden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan huisvredebreuk door zich wederrechtelijk de toegang te verschaffen tot de woning van zijn ex-vriendin. Hiermee heeft hij inbreuk gemaakt op haar huisrecht en haar angst aangejaagd op de plek waar zij zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn ex-vriendin. Hij heeft haar op 20 april 2022 meerdere keren gebeld en agressieve en dreigende berichten op haar voicemail in gesproken. Het slachtoffer is hierdoor zo bang geworden dat zij vreesde voor haar leven.
Het hof acht deze feiten dermate ernstig dat niet kan worden volstaan met een andere dan een (deels) vrijheidsbenemende straf. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte in december 2017 onherroepelijk is veroordeeld wegens huiselijk geweld.
Het hof acht, alles afwegende, de door de advocaat-generaal geëiste straf passend en geboden. Dat betekent dat het hof aan de verdachte zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, met daaraan gekoppeld een proeftijd van twee jaren en een contactverbod met aangeefster, en daarnaast een taakstraf voor de duur van 60 uur.
Het hof overweegt dat de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden in eerste aanleg in zaak A. Het hof merkt daarbij de inverzekeringstelling van 20 januari 2019 aan als de aanvang van de op redelijkheid te beoordelen termijn. Gelet op de aard en duur van de op te leggen straffen en de voortvarendheid van de berechting in hoger beroep volstaat het hof met de enkele constatering van de termijnoverschrijding.
Het hof zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarde, het contactverbod, bevelen. Het hof houdt er ernstig rekening mee dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van aangeefster. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat de verdachte het slachtoffer met de dood heeft bedreigd en wederrechtelijk in haar woning is binnengedrongen, terwijl hij eerder is veroordeeld wegens mishandeling van hetzelfde slachtoffer.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de vordering wordt toegewezen tot een bedrag van € 500,00.
De raadsman heeft verzocht de vordering te matigen, omdat het causaal verband ontbreekt tussen de tenlastegelegde feiten en de gestelde schade.
Uit de onderbouwing van de schade van de benadeelde partij komt naar voren dat bij de benadeelde partij sprake is van PTSS-klachten en een paniekstoornis. Het hof kan echter niet vaststellen in welke mate deze klachten in causaal verband staan tot de bewezenverklaarde feiten. Nader onderzoek daarnaar levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14e, 22c, 22d, 57, 138 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-040835-19 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-040835-19 onder 2 en in de zaak met parketnummer 13-151359-23 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-040835-19 onder 2 en in de zaak met parketnummer 13-151359-23 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
14 (veertien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 1981, heeft of zoekt, gedurende de proeftijd van 2 jaren.
Beveelt dat de voormelde bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is.
Heft op het door de politierechter gegeven bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de door de politierechter opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. R. van der Heijden en mr. N.E. Kwak, in tegenwoordigheid van mr. R. Bleumers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 juli 2024.