ECLI:NL:GHAMS:2024:1984

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
23-000573-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van strafoplegging en beslissingen op vorderingen tenuitvoerlegging in zaak van poging tot diefstal met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 28 februari 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 2000, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor een poging tot diefstal met braak in een garagekelder. Het hof bevestigde het vonnis, behalve wat betreft de strafoplegging en de beslissingen op de vorderingen tenuitvoerlegging, die werden vernietigd. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, maar het hof besloot tot een gevangenisstraf van twee dagen en een taakstraf van 60 uren, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De verdachte had zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot diefstal door een Yamaha scooter te willen stelen. Het hof nam in overweging dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vermogensdelicten en dat hij in het verleden een taakstraf had opgelegd gekregen. Desondanks oordeelde het hof dat de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, zoals het behalen van zijn vrachtwagenrijbewijs en het verkrijgen van een eigen woning, in zijn voordeel moesten worden meegewogen. Het hof achtte het niet wenselijk dat deze ontwikkelingen door een langere gevangenisstraf zouden worden doorkruist.

Daarnaast behandelde het hof vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde straffen. De vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf werd toegewezen, maar in plaats van de gevangenisstraf werd een taakstraf opgelegd. De vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke hechtenis werd afgewezen. Het hof bevestigde het vonnis waarvan beroep voor het overige, en dit arrest werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 juli 2024.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000573-22
datum uitspraak: 2 juli 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 februari 2022 in de strafzaak onder de parketnummers 15-329013-21, 15-136480-20 (TUL) en 23-002572-19 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 juli 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging en de beslissingen op de vorderingen tenuitvoerlegging – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat de bewijsmiddelen na het eventueel instellen van cassatie zullen worden uitgewerkt in een aanvulling op dit verkort arrest.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 dagen met aftrek van voorarrest, en tot een taakstraf voor de duur van 60 uren.
De raadsman heeft, onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, verzocht om te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en om daarnaast eventueel een taakstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot diefstal met braak in een garagekelder en -box te Zaandam. De verdachte is samen met anderen door middel van braak de garagekelder en -box binnengekomen, waar zij hebben geprobeerd een Yamaha scooter weg te nemen door enkele sloten door te slijpen. Inbraken zoals deze zijn ergerlijke feiten, die naast financiële schade ook hinder en overlast veroorzaken en voor onrust zorgen bij de slachtoffers en omwonenden. De verdachte was kennelijk uit op financieel gewin van zichzelf en zijn medeverdachten en heeft geen respect getoond voor andermans eigendommen en belangen.
Uit het strafblad van de verdachte van 17 juni 2024 blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten. Ook blijkt uit het strafblad dat aan de verdachte ter zake van een diefstal op 21 juli 2020 een taakstraf is opgelegd en dat de verdachte deze taakstraf, voordat hij het onderhavige feit pleegde, heeft verricht. Gelet op artikel 22b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht kan aan de verdachte daarom niet alleen een taakstraf worden opgelegd.
Gelet op de ernst van het feit en de recidive van de verdachte is het hof van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de orde van grootte als door de politierechter opgelegd als passend kan worden beschouwd. Het hof ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, blijkend uit het reclasseringsadvies van 31 mei 2024 en de ter zitting in hoger beroep gegeven toelichting daarop, aanleiding om in het voordeel van de verdachte anders te beslissen. De verdachte heeft na zijn laatste detentiestraf in juli 2023 zijn vrachtwagenrijbewijs gehaald en is werkzaam als zelfstandig vrachtwagenchauffeur. Met dit werk heeft de verdachte een mooi inkomen. Hij heeft recent een eigen woning in Amsterdam-Noord toegewezen gekregen en is van plan daar, na zijn huwelijk in november, te gaan samenwonen. Ter zitting heeft hij verklaard afscheid te hebben genomen van zijn criminele leven en criminele contacten. Hij gaf daarbij aan dat sprake was geweest van een langdurig en moeilijk proces en toonde inzicht in het leed dat hij anderen heeft aangedaan met de verkeerde keuzes die hij in het verleden heeft gemaakt. Op het hof kwam dit oprecht en authentiek over, mede gelet op het feit dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft bekend en ervan blijk heeft gegeven hiervoor zijn verantwoordelijkheid te nemen. Het hof acht het niet wenselijk dat deze positieve ontwikkelingen worden doorkruist door strafoplegging die hernieuwde vrijheidsbeneming met zich brengt. Daarom zal het hof een gevangenisstraf opleggen waarvan de duur gelijk is aan dat van het reeds door de verdachte ondergane voorarrest, te weten twee dagen. Daarnaast zal het hof, om de ernst van het bewezen geachte voldoende tot uitdrukking te laten komen, een taakstraf voor de duur van 60 uren opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging onder parketnummer 15-136480-20

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 juli 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft toewijzing van de vordering en omzetting van de voorwaardelijke gevangenisstraf naar een taakstraf voor de duur van 120 uur gevorderd.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Het hof zal daarentegen in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van hierna te melden duur gelasten.

Vordering tenuitvoerlegging onder parketnummer 23-002572-19

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 16 september 2020 opgelegde voorwaardelijke hechtenis voor de duur van 1 week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft de afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging gevorderd.
Het hof acht termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing op de vorderingen tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 juli 2020 met parketnummer 15-136480-20, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Wijst afde vordering van de officier van justitie in het arrondissement Noord-Holland van 7 december 2021, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 16 september 2020 met parketnummer 23-002572-19, voorwaardelijk opgelegde hechtenis voor de duur van 1 week.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van der Heijden, mr. M.L.M. van der Voet en mr. N.E. Kwak, in tegenwoordigheid van mr. R. Bleumers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 juli 2024.