5.4Het gedeponeerde woordmerk is niet gelijk aan het teken dat Waste Vision gebruikt. Het woordmerk bestaat uit één woord, ‘Routevision’ aan elkaar geschreven. Waste Vision gebruikt twee woorden, Route en Vision, gescheiden door een spatie, waarbij de zelfstandigheid van beide woorden wordt benadrukt doordat ze allebei met een hoofdletter beginnen. Alleen al om deze reden is van inbreuk in de zin van art. 2:20 lid 2 sub a BVIE geen sprake.
Dat merk en teken niet gelijk zijn geldt evenzeer voor het beeldmerk, dat bestaat uit het woord routevision met een plaatsbepalingsballonnetje erboven (zie 3.2), zonder hoofdletter. Waste Vision gebruikt voorts niet hetzelfde lettertype als Routevision.
Sub b5.5.1 Van een sub b-inbreuk is sprake als zodanige overeenstemming bestaat tussen merk en teken dat daardoor bij het in aanmerking komende publiek voor de desbetreffende waren/diensten directe of indirecte verwarring kan ontstaan. Dit houdt in dat het relevante publiek kan menen dat de betreffende waren/diensten van dezelfde onderneming of in voorkomend geval, van economisch verbonden ondernemingen afkomstig zijn. Het bestaan van verwarringsgevaar dient globaal te worden beoordeeld, met inachtneming van alle relevante omstandigheden van het concrete geval, waaronder de mate van overeenstemming tussen merk en teken en van de soortgelijkheid van de betrokken waren/diensten, de mate van bekendheid van het merk en de mate van - intrinsiek of door gebruik verkregen - onderscheidend vermogen van het merk. Deze globale beoordeling van het verwarringsgevaar veronderstelt een zekere onderlinge samenhang tussen de in aanmerking te nemen omstandigheden, waaronder met name de overeenstemming en de soortgelijkheid. Pas als merk en teken een zekere mate van overeenstemming vertonen, mogen de omstandigheden waaronder de waren/diensten in de markt worden gebracht meegewogen worden in de globale beoordeling van het verwarringsgevaar (HvJEU 4 maart 2020, ECLI:EU:C:2020:156 (Equivalenza)).
5.5.2Het merk en het teken vertonen vanwege de visuele, auditieve en begripsmatige gelijkenissen een zekere mate van overeenstemming. Van belang is echter ook hoe onderscheidend het merk is. Het hof, uitgaande van de veronderstelling bedoeld in 5.3, is voorshands van oordeel dat het merk hooguit beperkt onderscheidend vermogen heeft, althans sterk beschrijvend is voor de hier relevante waren/diensten waarvoor het merk is ingeschreven (zie 3.2). Routevision heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het merk is ingeburgerd in de Benelux (de overgelegde stukken met betrekking tot haar marketingactiviteiten tonen niet aan dat een aanzienlijk deel van dat Benelux-publiek de aangeboden waren/diensten
op basis van het merkals van een bepaalde onderneming afkomstig identificeert). De gebruikte Engelse woorden, waarvan de gemiddelde inwoner van de Benelux de betekenis zal kennen, beschrijven, gelet op de betekenis van ‘zicht (visie-vision) op de route die gereden wordt’ waartoe de waren/diensten dienen. Hieruit volgt dat de beschermingsomvang van het merk hooguit gering is.
5.5.3Met de voorzieningenrechter acht het hof voldoende duidelijk dat de doelgroep van het product van Routevision sterk afwijkt van de doelgroep van het product van Waste Vision. Routevision richt zich op gebruikers die bij willen houden in hoeverre zakelijk gereden wordt met het oog op de fiscale bijtelling van de gebruikte zakelijke auto dan wel in verband met een reiskostendeclaratie. Daarnaast biedt Routevision controlemogelijkheden aan, bijvoorbeeld, eigenaren van lease-autovloten, zodat kan worden gevolgd waar een bepaalde lease-auto rijdt. De gegevens die het product bijhoudt zijn voor beide doelen (en daarmee verband houdende doelen) nuttig. Zij kunnen in theorie ook voor geheel andere doelen gebruikt worden, zoals vuilnisophaal-diensten, maar Routevision heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit ook daadwerkelijk gebeurt.
Waste Vision daarentegen richt zich uitsluitend op afvalverwerkende bedrijven of (onderdelen van) overheidsdiensten die afval verzamelen. Deze klanten willen weten welke vuilcontainer moet worden geleegd en, aan de hand daarvan, welke route het best gereden kan worden. Daartoe kunnen zij het product van Waste Vision benutten en op dat deel van de markt richt Waste Vision zich. Van concurrerende producten is tegen die achtergrond geen sprake.
Dat de betreffende afvalophaaldiensten vaak onderdeel uitmaken van organisaties (gemeentes) die ook andere soorten overeenkomsten sluiten doet daaraan niet af. De doelgroep van het product, het publiek dat van belang is voor de waren/diensten, wordt niet groter als gevolg van organisatorische bijzonderheden aan de kant van de klant.
5.5.4Verder wordt meegewogen dat de waren/diensten waarvoor het merk is ingeschreven en die waarvoor het teken wordt gevoerd weliswaar punten van verwantschap vertonen, maar ook zeer van elkaar verschillen. Routevision en Waste Vision maken gebruik van hardware en software die kennelijk qua functionaliteiten sterk op elkaar lijken. De met behulp daarvan aangeboden diensten (die bepalend zijn voor de aankoopkeuze van de klant) zijn echter wezenlijk anders. Op basis van de in het geding gebrachte gegevens moet immers worden aangenomen dat de GPS-
tracker, onderdeel van de hardware, bij gebruik van het product van Routevision wordt aangebracht in het rijdende voertuig ten behoeve van de locatiebepaling en bij het product van Waste Vision in de stationaire (ondergrondse) vuilcontainer om met behulp van vulgraadsensoren klanten in staat te stellen een zo efficiënt mogelijke route langs de afvalinzamelingspunten te (laten) berekenen.
5.5.5Op grond van deze omstandigheden, globaal beoordeeld en in samenhang bezien, komt het hof voorshands tot het oordeel dat er geen direct of indirect verwarringsgevaar valt te duchten en dat Waste Vision dus geen inbreuk maakt in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE. De door Routevision ter zitting geuite vrees dat Waste Vision in de toekomst haar producten ook anders in de markt zou kunnen zetten, andere klanten zou gaan benaderen en/of een andere plaatsing van haar
trackerzou gaan propageren is gebaseerd op louter speculatie. Elke concrete aanleiding voor een dergelijke ingrijpende wijziging van strategie ontbreekt. Dat betekent dat daarop niet zulke maatregelen gestoeld kunnen worden als hier gevorderd.
5.6.1In appel heeft Routevision zich mede beroepen op art. 2:20 lid 1 sub c BVIE. Deze bepaling voorziet in een extra bescherming voor een beperkte groep, de bekende merken. De vereiste mate van bekendheid kan worden geacht te zijn bereikt wanneer het merk bekend is bij een aanmerkelijk deel van het publiek waarvoor de onder dat merk aangeboden waren of diensten bestemd zijn. Daarbij dienen alle relevante omstandigheden in aanmerking te worden genomen, zoals, met name, het marktaandeel van het merk, de intensiteit, de geografische omvang en de duur van het gebruik ervan, en de omvang van de door de onderneming verrichte investeringen om het bekendheid te geven. Het is voldoende, dat het merk bekend is in een aanmerkelijk gedeelte van het Benelux-gebied. (HvJ EG 14-09-1999, ECLI:EU:C:1999:408, Chevy).
5.6.2Routevision stelt wel dat haar merk bekend is, maar dat onderbouwt zij slechts in beperkte mate en Waste Vision betwist het.
Dat van een feit van algemene bekendheid geen sprake is valt niet te betwisten.
De onderbouwing van Routevision bestaat eruit dat zij wijst op aanzienlijke marketinginvesteringen, op reclamemateriaal dat zij elk jaar aan een groot aantal ondernemingen toestuurt en op haar deelname aan het Keurmerkregistratiesysteem. Zij stelt verder dat de waardering van het publiek blijkt uit een hoge
ratingop Trustpilot. Daarmee is echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het merk een bekend merk is in het Benelux-gebied. De Trustpilotratings zijn niet gebaseerd op zeer grote aantallen respondenten, zodat daaruit geen bekendheid valt af te leiden. Marktonderzoeken zijn niet in het geding gebracht. Het Keurmerkregistratiesysteem heeft met bekendheid niets van doen, hoogstens met kwaliteit. De genoemde inspanningen en uitgaven op het gebied van marketing zijn voor een onderneming als Routevision normaal te achten en bekendheid van haar merk bij het relevante publiek valt daaruit niet af te leiden.
Routevision komt daarom geen beroep toe op dit deel van het artikellid.